Wanneer je werkt met mensen met een – verstandelijk – beperking, dan heeft jouw manier van begeleiden invloed op de mate van zelfstandigheid van de cliënt. Het kan geen kwaad om regelmatig je eigen begeleidingsstijl ter discussie te stellen om de ontwikkeling van jouw cliënt te bevorderen. Twee aspecten zijn altijd belangrijk in de ondersteuning van mensen met een beperking: de taakgerichte kant van de begeleiding en de relatiegerichte kant, de manier waarop je samenwerkt met de cliënt.
4 stijlen van begeleiding van de cliënt:
1. Instrueren
Soort hoog op takgerichtheid, laag op relatiegerichtheid. Deze stijl is geschikt als je te maken hebt met cliënten met weinig werkervaring of als ze iets geheel nieuws moeten gaan doen. Valkuil: niet erg motiverend voor de cliënt en niet gericht op ontwikkeling.
2. Overtuigen
Hoge taakgerichtheid en relatiegerichtheid. Je gebruikt jouw positie of autoriteit en je anticipeert op de wil of motivatie van de cliënt om een taak goed uit te voeren. Valkuil: cliënten kunnen erg afhankelijk van je worden.
Hoe herken je een licht verstandelijke beperking? Hulpverleners schatten een licht verstandelijke beperking (LVB) niet altijd goed in. Daardoor kan het voor de professional lijken dat de cliënt niet gemotiveerd is of de cliënt raakt overvraagd. Lees meer>>
3. Overleggen
Hoge score op relatiegerichtheid, minder op taakgerichtheid. Met deze stijl zie je cliënten meer als gelijkwaardige gesprekspartners. Je bespreekt met hen de uit te voeren taken. Valkuil: je doet een beroep op inzicht en motivatie, die niet altijd bij cliënten aanwezig is.
4. Delegeren
Scoort laag op zowel relatie- als op taakgerichtheid. De cliënten hebben ervaring en kunnen en willen zelfstandig taken uitvoeren. Valkuil: door de aftand die je neemt, heb je ook minder zicht op het proces in hen om het werk.
Let wel: Al deze stijlen zijn maatwerk. Je kunt niet elke cliënt vanuit een zelfde stijl begeleiden. Daar moet je je bewust van zijn en op over communiceren met de cliënt.