LHBT én suïcide. Voor hulpverleners zijn het allebei lastige en gevoelige onderwerpen, zo bleek onder andere uit het onderzoek ‘Suïcidepreventie onder LHBT-jongeren. Ervaringen van professionals’ uit 2018. Movisie voerde dit onderzoek uit in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Amsterdam. Movisie baseerde er twee factsheets over LHBT-jongeren met suïcidale gedachten op: één voor ouders, en een voor professionals en vrijwillige hulpverleners.
Minderheidsstress
De cijfers zijn alarmerend: onder transgender jongeren heeft maar liefst een op de vijf een zelfmoordpoging gedaan. En 34 procent van de lesbiennes, biseksuele en homojongeren (LHB) heeft soms serieuze gedachten aan zelfmoord. Dat is twee keer zoveel als bij heterojongeren. De belangrijkste oorzaak is ‘minderheidsstress’, stress die ontstaat doordat LHBT-personen een minderheid vormen in de samenleving en afwijken van de standaard (hetero)norm, legt Broekroelofs uit.
Discriminatie
Door die minderheidspositie en het afwijken van ‘de norm’, ervaren LHTB-jongeren meer discriminatie en stigmatisering dan heterojongeren. Dit geeft hen veel spanning, angst en stress en leidt soms ook tot geïnternaliseerde LHTB-negativiteit. Een voorbeeld van dat laatste is een homojongere die probeert om zich, uit angst voor en/of ervaring met vooroordelen en negatieve reacties, zo hetero mogelijk te gedragen, en zelf anti-homogevoelens ontwikkelt. Broekroelofs: ‘Dat kan leiden tot depressieve gedachten, gevoelens van zelfhaat en dus ook tot suïcidale gedachten.’
Helpend
Kortom: LHBT-jongeren zitten vaker met zichzelf in de knoop dan heterojongeren. De omgeving, zoals ouders, vrienden, school, kerk/religie, kunnen daarbij helpend zijn, maar ook het tegenovergestelde effect hebben. Goede hulp ontbreekt nog wel eens, zegt Broekroelofs. Door een gebrek aan kennis en handelingsverlegenheid rond beide onderwerpen: suïcidaliteit én seksuele- en genderdiversiteit.
Balanceren
Sommige hulpverleners kiezen er volgens Broekroelofs voor seksuele- of genderdiversiteit niet te bespreken omdat ze het onderwerp te privé of te intiem vinden. ‘Terwijl daar wel de crux van de problemen kan zitten, zeker bij suïcidaliteit.’ Tegelijkertijd heeft een deel van de hulpverleners angst om seksuele- of genderdiversiteit juist te veel te benadrukken, en het daarmee te stigmatiseren en/of te problematiseren. Broekroelofs: ‘Het vraagt echt heel sensitief werken: het is balanceren, subtiel schipperen tussen te weinig en te veel aandacht.’ Ook suïcide vinden hulpverleners vaak een lastig onderwerp, weet hij. ‘Praten helpt, weten we inmiddels uit talloze onderzoeken. Toch is er altijd de angst om iemand juist op gedachten te brengen of om het ‘verkeerd’ te doen.’
Triggers
In de factsheet die Movisie op basis van het eerder genoemde onderzoek maakte, staan een aantal zaken die suïcidale gedachten kunnen uitlokken. Triggers zijn bijvoorbeeld het ontbreken van steun en acceptatie door de ouders, en een gemis aan LHBT-rolmodellen. Bij transjongeren kan daarnaast de lange wachtlijst bij de medisch-specialistische zorg depressieve en/of suïcidale gevoelens aanwakkeren. Ook ervaren zij soms dubbele discriminatie, zegt Broekroelofs.
Copingstrategieën
Om suïcidale gedachten te herkennen, is het belangrijk te weten hoe LHTB-jongeren met suïcidale gedachten omgaan. Dit verschilt uiteraard van persoon tot persoon, maar in de factsheet – die is samengesteld op basis van de ervaringen van professionals – zet Movisie een aantal van deze ‘copingstrategieën’ op een rij. Bijvoorbeeld: wegvluchten in (veel) seksueel contact, zichzelf verdoven (met alcohol, drugs of door automutilatie en risico’s opzoeken. Ook verward gedrag en teruggetrokken gedrag kan een signaal zijn dat het niet goed gaat.
Signaleringsplan
Met de triggers en copingstrategieën in het achterhoofd: hoe bied je vervolgens goede hulp? ‘De regie bij de jongeren laten is heel belangrijk’, zegt Broekroelofs. ‘Wees helpend en volgend. In de factsheet staat bijvoorbeeld hoe je samen een signaleringsplan kunt maken met afspraken over wat er in de verschillende fasen moet gebeuren.’
Gelijkwaardig contact
Contact houden is een ander belangrijk advies, ook als een jongere zelf niks meer van zich laat horen. ‘En betrek daarbij peers, en eventueel broers en zussen’, zegt Broekroelofs. ‘Uit onderzoeken weten we dat gelijkwaardig contact helpt: een interventie heeft dan een grote kans van slagen. Ervaringsdeskundigen kunnen ook een belangrijke rol spelen bij de hulp aan transgender jongeren.’
Meer kennis
Zijn belangrijkste advies luidt echter: ‘Verdiep je, vergroot je kennis. Daar begint het mee. En dat hoeft niet elke hulpverlener te doen, maar zorg bijvoorbeeld dat er in elk geval één iemand in je team is, die kennis heeft van deze problematiek. Of zorg dat je weet naar wie je kunt doorverwijzen. Van ouders horen we dat daar echt heel vaak misgaat. Dat ze met hun suïcidale kind van het kastje naar de muur gestuurd omdat kennis over ofwel LHBT- ofwel suïcide ontbreekt. Professionals geven het ook zelf aan: door meer kennis, kan de hulpverlening aan deze jongeren echt nog veel verbeteren.’