Autisme, ADHD, borderline, het zijn allemaal diagnoses die in de DSM-5, het grote handboek van de psychiatrie staan. Volgens Floortje Scheepers, ook hoofd van de medische, onderwijs- en onderzoeksafdeling psychiatrie in het UMC Utrecht, is er echter nooit hard bewijs gevonden dat die aandoeningen daadwerkelijk bestaan. Psychische problematiek zou op een andere, bredere manier aangepakt moeten worden. Professionals in het sociaal domein kunnen daar wellicht een (grotere) rol bij spelen. Scheepers geeft er een lezing over op het aanstaande Zorg+Welzijn congres Onbegrepen gedrag op 24 mei.
In de hersenen van mensen met bijvoorbeeld autisme of ADHD zijn toch afwijkingen aangetroffen?
Scheepers: ‘Nee, dat wordt zo uitgelegd maar dat klopt niet. Er is te zien dat er bij mensen met ADHD of autisme op groepsniveau kleine verschillen zijn met mensen zonder deze kenmerken, als je kijkt naar hoe bijvoorbeeld netwerken zijn aangelegd in de hersenen. Maar het gaat maar om kleine verschillen en de overlap met de normale populatie is heel groot.
Ook is gebleken dat er enorm veel variatie bestaat. Er bestaat geen mal van gezonde en zieke hersenen. Je kunt geen harde grens trekken tussen wat nou normaal en abnormaal is.
Bovendien is de diversiteit binnen verschillende groepen mensen, met bijvoorbeeld autisme of ADHD, ook enorm groot. Als je een bepaalde afgegrensde groep met ‘de gewone populatie’ vergelijkt, dan zul je altijd verschillen vinden. Ook als je de hersenen van kunstenaars of topsporters vergelijkt met de reguliere populatie.’
Waarom moet de psychiatrie breder kijken dan alleen naar de diagnoses van de DSM?
‘We hebben uiterlijke kenmerken van mensen geclusterd. Mensen die sociaal onhandiger zijn of meer hechten aan patronen en rigide zijn, worden onder het kopje autisme geschaard. Het zijn kenmerken in gedrag maar zegt niets over waar dat gedrag vandaan komt. Het achterliggende samenspel van factoren is oneindig veel complexer.
Soms spelen genen een rol. Maar de psyche van mensen komt vooral tot stand in interactie met de omgeving. Zo kunnen ook hechtingsproblematiek of een stressvolle situatie, als je ouders gaan scheiden bijvoorbeeld, kenmerken van autisme of ADHD veroorzaken.’
Wat moet er gebeuren om de diagnostiek en de behandeling te verbeteren?
‘We moeten dat hele simpele lineaire denken van oorzaak, gevolg, fixen loslaten. Niet denken dat er simpele oplossingen zijn. Juist bij verward en onbegrepen gedrag is er een veelheid aan factoren die een rol spelen.
Je kunt mensen alleen maar helpen, in interactie en binnen dat complexe samenspel van factoren. Bij onbegrepen gedrag is het heel belangrijk om dat als uitgangspunt te nemen. Dat geldt voor sociaal werkers, voor de politie maar ook voor de psychiatrie.
Zo is aangetoond dat mensen die zich sociaal buitengesloten voelen, een grotere kans hebben op het krijgen van een psychose. Eenzaamheid, of social exclusion, is een van de belangrijkste veroorzakers van mentale problematiek.
Ik denk dat in het sociaal domein al vaker gewerkt wordt zoals we dat in de psychiatrie ook meer zouden moeten doen: integraal, holistisch en vanuit complexiteit. Het is belangrijk om eerst samen met de cliënt een analyse te maken van hoe iemand op dat punt gekomen is. Mensen kunnen ontregelen omdat ze stressfactoren ervaren, maar het kan ook zijn dat ze te weinig hulpbronnen, zoals warme vriendschappen, hebben. En vervolgens ga je bekijken: wat kan de cliënt zelf doen, wat kunnen informele hulptroepen bijdragen en wat kan ik als professional daaraan toevoegen?’
Professionals in het sociaal domein werken toch al op die manier?
‘Professionals in het sociaal domein werken misschien al op die manier maar nemen ook vragenlijsten af bij hun cliënten die door professionals zijn bedacht. In het UMC Utrecht hebben we een netwerkintake ontwikkeld, waarin we professionals op allerlei plekken in het land aan het trainen zijn. Dat kunnen huisartsen, psychiaters of professionals in het sociaal domein zijn.
Het verschil is dat de netwerkintake samen met de cliënt en de naaste gemaakt wordt. De cliënt visualiseert samen met naaste en professional zijn verhaal door alle factoren die een rol spelen te tekenen. De tekening is een zogenaamd ‘boundary object’, een neutraal midden waar het verhaal van de cliënt en de professional elkaar ontmoeten. Dat is een veel gelijkwaardiger uitgangspunt om te zoeken naar oplossingen. Je ziet dat cliënten bij wie je deze methode toepast meer verantwoordelijkheid nemen voor oplossingen, die vaak buiten het medische domein liggen.’
Moeten de cliënten met minder zware psychische problematiek doorverwezen worden naar het sociaal domein?
‘Niet zonder na te denken over hoe we op dit moment het stelsel hebben ingericht, anders schuiven we de problemen slechts op een ander bordje. Als je in een klas van 35 kinderen wat impulsiever bent dan gemiddeld en niet stil kan zitten, dan heb je het zwaar. Moeten we die kinderen dan uit de klas halen en behandelen voor ADHD? Of moeten we eens nadenken over de grootte van de klassen? Of het rooster? De kinderen wat vaker naar buiten laten gaan en kortere lessen aanbieden bijvoorbeeld? Dat zijn oplossingen die een collectief belang hebben en een duurzaam fundament neerleggen voor een mentaal fitte samenleving.
Ook professionals in het sociaal domein kunnen wellicht een bijdrage leveren aan het creëren van een steviger fundament waarin mensen met psychische problemen niet altijd gezien worden als kwetsbaar maar deel zijn van het geheel. We hebben ‘drinkplekken’ nodig waar we elkaar kunnen ontmoeten zonder oordeel. Vroeger hadden kerken die functie, denk ik. Wellicht kunnen sociaal professionals in dit kader een rol spelen op scholen of andere ontmoetingsplekken. Het zou mooi zijn als we als samenleving plekken kunnen creëren waar we ons met elkaar verbonden voelen en met elkaar kunnen groeien.’
Ik zie de DSM classificaties vooral als de beschrijving van coping strategieën. De vraag zou, wat mij betreft, dan ook niet moeten zijn ‘Waarom dit gedrag?’, maar ‘Waarom de pijn die dit gedrag tot gevolg heeft?’.
En die pijn ligt vaker dan niet in het vroegkinderlijk trauma, a.g.v onveilige/gern hechting.
Dank voor het plaatsen dit wezenlijke en goede stuk.
Mijns inziens kunnen we niet wachten met invoeren van die meer holistische benadering.
En puur persoonlijk (maar ik ben leek!) zou ik zeggen: Gooi die DSM-5 als richtlijn voor de “behandeling” en psychische zorg in de openhaard. Veel meer kijken naar de context, het ontstaan, de oorzaak… Gabor Maté legt hier in zijn boeken ook nadruk op: wij mensen zijn biopsychosociale wezens. Het is een illusie dat onze geest los staat van de het lichaam en dat wij als wezen (systeem) los staan van onze omgeving. De these dat de oorzaken van veel ziekten (zowel psychisch als lichamelijk) zouden liggen in het DNA is onzin. Daarvoor is overtuigend bewijsvoering aan te voeren. Bovendien is DNA via de werking van de epigenetica niet een vaststaand gegeven maar dynamisch van aard. Ergo: zelfs op het niveau van onze bouwstenen staan wij in hoge mate in wisselwerking met onze omgeving. Dat moet overigens ook. Want daarin ligt het voortbestaan van de vele soorten van leven op aarde besloten; door aanpassing en mutatie. Maar dit terzijde.
Complimenten voor het artikel derhalve! Ik heb het gedeeld in mijn netwerk.
Ik snap helemaal wat mevrouw Scheepers zegt. Maar als een deel van jouw omgeving zegt, met ons is er niets aan de hand en wij willen ons niet aanpassen, heb je mooi het nakijken. En zit er niets anders op dan jouw eigen houding te veranderen. Maar dat gaat wel lukken, maar heeft tijd nodig. Daarvoor heb je o.a. hulp van professionals nodig
Is mevrouw Scheepers bekent met recente meta-analyses over afwijkingen in het brein van mensen met een ADHD aandoening? Voor de geïnteresseerde lezer: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/36683981/. Artikelen van deze strekking geven mensen zoals ik het gevoel niet gezien te worden en het leven met deze aandoening is al vervelend genoeg.