‘De kardinaal meende zelfs dat het schietincident aan de ontkerkelijking was toe te schrijven,’ illustreert Micha de Winter de deskundigheidsgekte na de moord op conrector Hans van Wieren van het Haagse Terracollege. Iedere politicus, socioloog, onderwijsspecialist en andere deskundige wel een verklaring voor hoe dit had kunnen gebeuren. ‘Iedereen heeft zijn eigen hobby erop losgelaten,’ volgens de hoogleraar maatschappelijke opvoedingsvraagstukken aan de Universiteit van Utrecht. ‘Alle mogelijke problemen van de jeugd zijn er op geprojecteerd, alle theorieën die maar enigszins denkbaar waren zijn geuit. Maar niemand heeft de moeite genomen om tot een grondige analyse te komen. Als we echt willen leren van dit soort zaken, dan zal de overheid het voortouw moeten nemen om op alle vlakken te kijken waar het mis is gegaan. Dan leer je wat. Nu hebben we niets.’
De Winter heeft zich vooral geërgerd aan politici die ‘als kippen zonder kop over elkaar heen buitelden met verklaringen en voorstellen.’ Dat heeft volgens de hoogleraar alles te maken met de ongure toon die het debat over allochtonen en integratie heeft gekregen. Zelf wil hij dan ook geen uitspraak doen of het doodschieten van de conrector op het Terracollege zijns inziens een incident of een trend betreft.
Natuurlijk weet de hoogleraar opvoedingsvraagstukken tal van zaken te noemen die niet deugen. ‘Ook ik heb het gevoel dat er van alles mis is met het VMBO. Een paar jaar geleden bleek al uit mijn onderzoek dat de meest kwetsbare kinderen het zwaarst lijden onder de grootschaligheid van het onderwijs. Maar of dat in dit specifieke geval een rol heeft gespeeld, weet ik niet. Misschien was die jongen wel gewoon gek.’ Het feit dat jongeren gemakkelijk aan wapens kunnen komen, is volgens De Winter geen incident. Dat scholen groot en anoniem zijn, ook niet. ‘Maar dat een docent een kogel door zijn hoofd krijgt, is tot nu toe god zij dank wel een incident. Dan moet je niet wachten tot weer zoiets gebeurt, maar een studie doen naar de mogelijke oorzaken.’
Wat denkt u van het voorstel van Wouter Bos (PvdA) om extreem lastige jongeren uit het VMBO te halen en naar internaten te sturen?
‘Ook zo’n oplossing waarbij je niet weet of ‘t het probleem wel raakt. Als je extreem moeilijke jongeren apart gaat zetten, richt je je op een heel kleine groep binnen het VMBO. Maar we moeten niet de illusie hebben dat we daarmee alles oplossen. Er spelen veel meer problemen die een veel grotere groep leerlingen betreffen. Er zijn problemen die de scholen boven het hoofd groeien. Misschien moet je wel terug naar kleinschaligere voorzieningen. Of moet het Voortgezet Special Onderwijs, dat op een grote hoop is gegooid met het VMBO, in ere worden hersteld. Dan richt je specifieke deskundigheid op een grote groep leerlingen die een speciale aanpak en speciale zorg nodig hebben, namelijk de leerlingen die in een grote anonieme scholengemeenschap tussen de wal en het schip vallen. Niet alleen de aandachttrekkende jongetjes, maar ook de grote aantallen meisjes met depressies, zelfmoordneigingen en eetstoornissen. Het Terracollege heeft meer dan achthonderd leerlingen, waarvan er naar schatting 400 eigenlijk in het speciaal onderwijs thuishoren, heb ik gelezen. Achthonderd leerlingen is een mooi aantal voor een normale schoolpopulatie, niet voor een school met vijftig procent VSO-leerlingen.’
In De Volkskrant pleitte u er onlangs voor dat we de democratie moeten vóórleven en cultiveren voor jongeren. Wat bedoelt u?
‘Veel jongeren hebben nooit geleerd hoe je conflicten moet oplossen, anders dan erop los te slaan. Ze hebben hun mond vol over respect, maar bedoelen alleen dat ze respect willen krijgen. Dat je eerst respect moet geven om het te krijgen, is ze onbekend. Toch gaan we er als vanzelfsprekend vanuit dat jongeren zelf problemen en conflicten kunnen oplossen. Dat is lang niet altijd zo. Door opvoedingsondersteuning aan de ouders te geven, en op de scholen moeten jongeren leren te functioneren in een democratie. Ze hebben vaak geen flauw idee wat dat inhoudt. Het gaat me niet om een theoretische les burgerschapskunde, maar om het in de praktijk leren brengen van democratische grondbeginselen: welke rechten heb je, en welke verantwoordelijkheden. Hoe ga je met elkaar om, wat houdt dat in voor jezelf en voor anderen? Het lijkt een open deur, maar dat is het voor velen zeker niet.’
Geldt dat met name voor allochtone leerlingen?
‘In principe gaat dat op voor alle leerlingen. Vaak zit er een groter verschil tussen allochtone groepen dan tussen autochtoon en allochtoon. Zo zijn Marokkanen en Antillianen oververtegenwoordigd in gevangenissen. Maar uit een onderzoek bleek dat het gedrag dat ze daar heeft gebracht door Antilliaanse moeders vaak openlijk wordt aangemoedigd. Ze moeten macho zijn, een mesje bij zich dragen is normaal en tegen een overvalletje wordt ook niet negatief aangekeken. De Marokkaanse gezinnen keuren zulk gedrag juist ontzettend af. Maar ze voelen zich machteloos.’
Minister Donner van Justitie suggereerde allochtone jongeren anders te straffen dan autochtone. Niet harder, maar aansluitend bij hun gevoelswaarde. Eens?
‘Zoals hij het formuleert vind ik het getuigen van wij/zij denken. Maar als hij de straf meer op maat wil toesnijden, op de problematiek en achtergrond van iemand die de fout in is gegaan, vindt hij mij geheel aan zijn zijde. De huidige systemen zijn van dik hout zaagt men planken. In een inrichting maakt het niet uit of iemand een verkrachting, een moord of een inbraak heeft gepleegd. Allemaal krijgen ze dezelfde sociale vaardigheidstraining. Als je straffen meer op de persoon en zijn daad toesnijdt, dan moet het hele justitiële systeem op zijn kop.’
De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling adviseerde in 2001 dat de maatschappij als geheel zich met de opvoeding van jongeren moet bezighouden. Wat is sindsdien mee gebeurd?
‘Op landelijk niveau weinig. De hele politiek is sindsdien omgekeerd. Veel is nu op repressie gericht. Harder, harder, harder. Een samenhangende, preventieve visie omtrent opvoeding en jeugdbeleid is op dit moment niet actueel in de landelijke politiek. Maar in verschillende gemeenten is men er druk mee bezig. In Nijmegen, Maastricht en Hilversum wordt bijvoorbeeld hard gewerkt aan de revitalisering van het jeugd- en jongerenwerk, met de ‘buurtpedagogiek,’ zoals ik dat graag noem. In de publieke ruimte is het gat in de opvoeding overduidelijk zichtbaar geworden. Dat moeten we dringend invullen, want anders blijf je in de jeugdzorg dweilen met de kraan open.’
In veel gemeenten werken op jongeren gerichte hulpverleningsinstanties langs elkaar heen.
‘Er ontstaan in de jeugdzorg en -hulpverlening zoveel netwerken dat je weer een overkoepelend netwerk nodig hebt om ze bij elkaar te krijgen. Dan is het belangrijk dat één persoon, een casemanager of gezinscoach, de verantwoordelijkheid op zich neemt. Maar in de praktijk krijgen deze mensen zo’n grote groep jongeren onder hun hoede, dat ze alleen nog op papier coördineren en doorschuiven. Terwijl het juist zo hard nodig is dat hulpverleners zich intensief en persoonlijk met deze jongeren bezighouden. Een casemanager die tien minuten per week tijd heeft voor individueel contact, volstaat niet. De voorzieningen zijn er wel, de intenties ook, maar voldoende intensieve aandacht is er niet. Daardoor stapelen de problemen zich op.’
Individuele aandacht voor jongeren is duur.
‘Het is geen kwestie van geld, maar vooral van anders denken. Het laten voortduren van problemen van jongeren levert maatschappelijke en persoonlijke schade op. En een jongere in de gevangenis kost ook verschrikkelijk veel. Terwijl we allang weten hoe we recidive moeten voorkomen. De landelijke politiek roept om een hardere aanpak, terwijl die volgens deskundigen twintig procent extra recidive oplevert. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer jongeren een jaar lang intensief worden begeleid door iemand die drie of vier van hen onder zijn hoede heeft, zeventig procent van de recidive kan worden voorkomen. Je zult moeten schuiven met middelen, van residentieel naar intensieve begeleiding in het gezin, op school, op straat.’