In de Utrechtse wijk Overvecht wonen een paar honderd Somalische vluchtelingen, voor het merendeel alleenstaande moeders. In de Somalische burgeroorlog (1992-1995) sneuvelden veel mannen en na de vlucht naar Nederland gingen veel huwelijken kapot. ‘Mannen kunnen thuis niets doen, terwijl ze in Somalië werkten en thuis de baas waren. Hier moeten ze in huis zitten en voelen ze zich niet gewaardeerd,’ zo verklaart Naïma Mohamed het grote aantal alleenstaande Somalische moeders.
Mohamed is zelf ook zo’n alleenstaande moeder. Ze woont twaalf jaar in Nederland. Als opbouwwerkster richtte ze de zelforganisatie ‘Horseed’ (Somalisch voor ‘de voortrekker’) op. Elke zondag komen zo’n dertig Somalische vrouwen en vijftig kinderen naar de inloop in buurthuis De Boog, een pand van welzijnsorganisatie Cumulus. Kinderen krijgen onder meer huiswerkbegeleiding, taal- en cultuurles. Voor de vrouwen is er een handwerkclub en regelmatig zijn er voorlichtingsbijeenkomsten.
Op zondag zit bijna het hele buurthuis vol met de vrouwen. ‘Dan is hier toch bijna niemand. We mochten in De Boog zijn als we de bijeenkomsten zelf zouden organiseren. We hebben hier allemaal dezelfde problemen, met de asielprocedure of het ontbreken van familie hier. We moeten allemaal het verleden verwerken, en het trauma dat we verwanten verloren hebben.’
De vluchtgeschiedenis is een belangrijke bindende factor voor de groep. ‘Je hebt een traumatische vlucht achter de rug en dan kom je in Nederland en mag je helemaal niets. Niet studeren, niet werken, geen taalles nemen, niks. Je huis wordt ingericht zoals de overheid dat bepaalt. Deelnemen aan de inburgering, als je nog geen verblijfsvergunning hebt, mag je als vluchteling niet. Vrouwen die na vier of tien jaar eindelijk een verblijfsvergunning krijgen, voelen zich vaak niets meer waard. Ze hebben een enorme behoefte aan contact en komen hier elke zondag om te praten. Praten met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt.’
Mohamed organiseerde Horseed rond een groep van acht actieve kadervrouwen. Deze dames kregen een training van het Multicultureel Instituut Utrecht en leerden daar vergaderen, afspraken en een taakverdeling te maken. ‘Vrouwen die de kadertraining hebben gedaan, ontdekken dat ze ook over andere kwaliteiten beschikken dan alleen kinderen opvoeden. Sommigen gaan werken, anderen volgen een studie. In de groep ontdekken de vrouwen zichzelf en ontwikkelen ze zich weer. Ze zoeken uit waar ze goed in zijn en waar niet. Ze komen erachter dat ze niet zo onzeker hoeven te blijven of te denken dat ze de taal toch nooit leren. Er is niemand die niks waard is. Als je goed bent in koken, ga je koken. Je leert dat je ook aan andere multiculturele activiteiten kunt deelnemen en dat je je vriendenkring en sociaal netwerk kunt vergroten.’
Uitgangspunten van de aanpak van Naïma Mohamed zijn: zorgen voor kinderopvang, goede mond-tot-mondreclame en vooral goed luisteren. ‘Als je iets opzet voor allochtone vrouwen moet je kinderopvang regelen. Kinderen zijn het allerbelangrijkste in hun leven. Je moet deze vrouwen persoonlijk benaderen en met mond-tot-mondreclame werken. Je moet heel goed luisteren wat ze willen, want de groep is heel divers. Er zijn analfabeten en academici bij, vrouwen van tachtig en meisjes van vijftien. Door de omstandigheden zitten ze bij elkaar, maar in Somalië zou deze groep nooit zo zijn ontstaan.’
Empowerment
Zelf verzint de opbouwwerkster nooit iets, zegt ze. ‘De ideeën van de vrouwen zijn het uitgangspunt. Als we een voorlichtingsbijeenkomst organiseren, verzamelen we vier, vijf voorstellen en bespreken dan waar de meeste belangstelling voor is. Ook voor het afsluitingsfeest met voorlichting over vrouwenbesnijdenis, kwamen de ideeën van hen. Ze stellen zelf het programma samen met muziek, eten en voorlichting. Ze hebben vanaf het begin samengewerkt, boodschappen gedaan, gekookt. Ik sta er eigenlijk gewoon buiten. Dat levert betrokkenheid op en empowerment. Ze laten zien wat ze kunnen, dat ze nuttig zijn, zodat het negatieve gevoel niet overheerst. Als een van de vrouwen op de kinderen past, denken de andere tien: Eisha heeft opgepast, dat kan ik zelf ook. Dan krijg je een voorbeeldfunctie.’
Het resultaat van het opbouwwerk is dat de Somalische vrouwen langzaam maar zeker uit hun isolement komen. ‘In de groep leren ze weer bij wie ze horen, wie ze zijn en wat ze willen. De groep geeft steun en hernieuwd zelfvertrouwen. Als ze hier een paar maanden komen willen ze ook meer. Stap voor stap nemen zo meer deel aan de maatschappij, zonder dat ze het zich precies bewust zijn. Het is een soort basisvorming voor verdere integratie.’
Het is opbouwwerk omdat ze uitgaat van de vraag en de doelen van de vrouwen zelf, zegt Naïma Mohamed. ‘Deze groep Somalische vrouwen wil zichzelf ontwikkelen en zichzelf zijn. Ik werk zo omdat ik me zo goed in ze kan verplaatsen. Ik heb het van niemand geleerd, ik leer vooral van mijn eigen fouten. Mensen kunnen hun afspraken niet nakomen en ik moet dan zo flexibel zijn om het op het laatste moment weer anders te doen. We doen de dingen samen, ik sta niet boven de vrouwen. Ik breng ze zonodig met de auto en help met het koken. Als je een keer niet kunt, geen punt, de volgende keer beter.’
‘Twee vrouwen hebben inmiddels een betaalde baan gevonden. Een vrouw zonder opleiding doet bijna al het werk binnen de groep en neemt deel aan allerlei vergaderingen in de wijk. Ze is opgebloeid: ze heeft taalles gevolgd, computerles afgerond, ze neemt weer deel aan de maatschappij. Andere vrouwen werden actief in het multicultureel vrouwenplatform of doen mee aan bewonersgroepen in de wijk. Dat is allemaal uit de inloop van Horseed voortgekomen.’./Martin Zuithof
Basisvorming voor integratie
Het uitgangspunt lijkt heel eenvoudig: haal een groep mensen bij elkaar met dezelfde achtergrond en dezelfde problemen en bekijk wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Opbouwwerkster Naïma Mohamed deed dat en richtte Horseed op. Deze zelforganisatie biedt Somalische vluchtelingvrouwen in de Utrechtse wijk Overvecht een veilige thuishaven. De vrouwen ontwikkelen zichzelf en zoeken stap voor stap hun weg in de maatschappij. Mohamed omschrijft haar aanpak als ‘basisvorming voor integratie’. Ze neemt de ideeën van de vrouwen als uitgangspunt en luistert vooral goed. ‘Als we een voorlichtingsbijeenkomst of een feest organiseren komen de ideeën van hen. Ze stellen zelf het programma samen, kiezen de muziek, het eten en de voorlichting. Het is echt iets van henzelf. Ze werken er vanaf het begin aan, doen de boodschappen en koken. Ik sta er eigenlijk gewoon buiten. Dat levert betrokkenheid op, ze krijgen zelfvertrouwen. Dat is empowerment.’
Mohamed schrijft in het artikel ‘Participeren vanuit je eigen identiteit’ dat ze bij haar aanpak uitgaat van de volgende uitgangspunten:
– Autonomie en zelfstandigheid: de opbouwwerkster gaat uit van de kracht en de mogelijkheden van deze vrouwen zelf.
– Interculturele benadering: bij vluchtelingenvrouwen is de nationaliteit niet zo belangrijk, ze kunnen van elkaar leren.
– Coachende begeleiding: de opbouwwerkster probeert goede ondersteuning op afstand te geven die de zelfstandigheid van deze vrouwen benadrukt.
– Kadervorming: vrouwen die de leiding willen nemen, kunnen deelnemen aan een kadertraining.
– Gelijkwaardige samenwerking: de opbouwwerkster ondersteunt de gelijkwaardige samenwerking tussen de zelforganisatie van de vrouwen en de ondersteunende instellingen.