In 1999 nam ze de pilot ‘Steunpunt Huiselijk Geweld’ in Amsterdam-Oost onder haar hoede. Drie jaar later besluit de gemeente Amsterdam er zes te openen. Op elk steunpunt zijn er drie maatschappelijk werkers. Zelf is de van oorsprong Chileense Cecilia Pérez Yáñez coördinator van het – afzonderlijke – Meldpunt Eergerelateerd Geweld. ‘Een vak apart,’ volgens Pérez Yáñez, ‘niet geënt op een methodiekje, maar gericht op het gesprek met de familie, op basis van hun normen en waarden.’
Weer terug
Ze begon in 1990 met– toen nog – het steunpunt relatio-neel geweld, een dag in de week bij het gezondheidscentrum in Amsterdam-Oost. ‘Ik zag in het Blijf-van-mijn-lijfhuis vrouwen vaak vrij snel weer terug naar huis gaan. Ik vroeg me dan af wat er met hen en hun kinderen gebeuren zou.’ De eerste twee maanden van het bestaan kwam er niemand bij het steunpunt. ‘Toen zijn we voorlichting gaan geven bij hulpverleningsinstellingen. Na drie maanden liep het storm.’
Pérez Yáñez kwam in 1986 naar Nederland, na haar werk bij de United Nations High Commissioner for Refugees. In Belize, Zuid-Amerika, had ze het vluchtelingenwerk opgezet voor mensen die uit El Salvador en Nicaragua wegtrokken. ‘Ze wilden me naar het UNHCR-kantoor in Iran sturen. Wat moet ik daar als vrouw? Ze nemen me daar niet serieus.’ In Nederland werkte ze enkele jaren als vrijwilliger in Blijf-van-mijn-lijfhuizen, waar ze in 1990 een betaalde baan kreeg.
Netwerk
‘Het zit ’m in de kracht van de vrouwen of het lukt uit een situatie van huiselijk geweld te komen,’ zegt Pérez Yáñez. ‘De instrumenten die wij gebruiken, zijn geënt op de eigen kracht van de slachtoffers. Het gaat om beslissingen nemen, een ondersteunend sociaal netwerk en een zelfstandig leven te kunnen opbouwen. Dat vraagt om een heel individuele benadering.’
Het uitgangspunt bij slachtoffers van huiselijk geweld is wonderlijk genoeg verder te gaan met de eigen partner, de veroorzaker van het geweld. ‘We proberen zo snel mogelijk met de partner in gesprek te komen. Natuurlijk, als het slachtoffer en de kinderen echt in gevaar zijn, gaan we op zoek naar andere mogelijkheden. Maar het merendeel van onze adviezen luidt: “Ga met je partner praten en vraag of hij met ons in gesprek wil”.’
Spiraal
‘Iedereen zou denken: “De bak in met die vent”. Maar ik heb in de loop der jaren gezien dat huiselijk geweld niet zo zwart-wit is als we denken. Ook vrouwen kunnen een aandeel in het geweld hebben. Ze zijn bijvoorbeeld gericht op negatieve aandacht. Als je met zijn tweeën in zo’n spiraal terecht komt, dan kunnen wij helpen daar samen uit te komen.’
Pérez Yáñez denkt even na over de grootste verworvenheid in de 22 jaar dat ze in de vrouwenopvang werkt. Maar dan zegt ze resoluut: ‘De omslag die we hebben gemaakt om ook met mannen te gaan praten. Bij huiselijk geweld moet je het hele systeem aanspreken, en dus niet alleen de vrouwen ondersteunen.’
Luisteren
Uiteindelijk richtte ze zich binnen Blijf Groep op eergerelateerd geweld. Pérez Yáñez: ‘Ik kwam het zo vaak tegen, ik had er oog voor, het boeit me. Eergerelateerd geweld moet je op een heel andere manier oppakken. Je moet samenwerken om familie en slachtoffer weer bij elkaar te brengen, met het doel naar elkaar te luisteren.’
Cruciaal, volgens Pérez Yáñez, binnen Blijf Groep, is dat je als hulpverlener op hetzelfde niveau met de betrokkenen kunt praten. ‘Dan is het noodzakelijk om op de hoogte te zijn van de waarden en normen binnen de cultuur. Je kunt niet aankomen met: “Hier in Nederland doen we dat anders”. Dan krijg je geen enkele informatie. Westerse methodieken werken in dit soort situaties niet.’
Volgens Pérez Yáñez hebben families wel degelijk een boodschap aan de verzoeningspogingen van de hulpverlener. ‘We komen in gesprek met families, want mensen die hier wonen, willen uiteindelijk niet geïsoleerd raken.’ Het is ook een kwestie van langzaam maar zeker binnenkomen, weet ze. ‘Als we hier een slachtoffer van eergerelateerd geweld binnenkrijgen – direct of via hulpverleningsinstanties – begin ik meestal met het vragen van een telefoonnummer van een goedgezind familielid. Wanneer je eenmaal contact hebt met de familie, is het zaak om uit te vinden wie het gezag heeft. De gezagspersoon moet zijn invloed aanwenden om het geweld te stoppen.’
Natuurlijk gebeurt het ook dat families niet voor rede vatbaar zijn en dat het gevaar voor het slachtoffer van eergerelateerd geweld te groot is. ‘Wij geven een vrij duidelijk signaal als familieleden niet willen praten. Dan zeggen we: “Wij voeren dit gesprek ook met de politie, we weten wat er aan de hand is. Als er iets gebeurt, dan weten we ook wie er verantwoordelijk is”.’
Familievloek
Eergerelateerd geweld is moeilijk grijpbaar, juist omdat het niet om één persoon gaat die bedreigingen uit, maar een hele gemeenschap. En het geweld wordt sterk gedreven door normen en waarden. Toch lukt het om mensen uit de familievloek te halen, zegt Pérez Yáñez, ook al kan het lang duren. ‘Wij hebben twee meisjes uit een gezin twee jaar lang gevolgd. Zij zouden worden uitgehuwelijkt. De familie zat ingewikkeld in elkaar. Er waren drie broers die alles regelden. Maar de vader was uiteindelijk degene die het gezag had. Hij moest die positie echter eerst terugwinnen op zijn zonen. Wij hebben een beroep op hem gedaan zijn rol als gezinshoofd op zich te nemen en de meisjes hun eigen keuze te laten volgen. Beiden zijn inmiddels getrouwd met een man die ze zelf wilden.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 2, februari 2010.