Calamiteiten als de moord op de meisjes in Gorinchem
vormen een testcase voor de samenwerking tussen alle organisaties en
instellingen voor wie de jeugd de eerste doelgroep is. Het fatale incident vond
plaats op zaterdagavond 9 januari. Op zondagavond riep burgemeester IJssels
vertegenwoordigers van politie, scholen, welzijnsinstellingen en bezoekers van
Bacchus bijeen op het stadhuis om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Bureau
Slachtofferhulp speelde vanaf het begin een coördinerende rol in de
hulpverlening en regelde ook de perscontacten met de families van de
meisjes.
‘Een van mijn collega’s is direct na de schietpartij gebeld door de
meldkamer en is meteen naar Bacchus gegaan,’ vertelt Marjan Kerkhoff,
coördinator van Bureau Slachtofferhulp. ‘Ze heeft de ouders van Marianne Roza
opgevangen, het eerste dodelijke slachtoffer, en is met hen naar het ziekenhuis
gegaan. De volgende dag heb ik als co`rdinator met politie en justitie een
aantal afspraken gemaakt. Wij hebben de hele zondagmiddag een speciaal
telefonisch spreekuur gehouden en we hebben de bijeenkomst op het stadhuis
georganiseerd met politie, justitie en de scholen.’
Toen de hulpverlener van Slachtofferhulp in Bacchus arriveerde, waren daar
zo’n 250 bezoekers aanwezig. Uiteindelijk zijn met zo’n zestig personen
gesprekken gevoerd: familieleden van de slachtoffers, jongeren die op het moment
van de schietpartij in Bacchus waren en vrienden en kennissen van de meisjes.
‘Veel jongeren denken: ik had daar ook kunnen staan,’ vertelt Kerkhoff. ‘En veel
ouders vroegen ons hoe ze hun kinderen op kunnen vangen. Mensen met ernstige of
gecompliceerde problemen konden we doorverwijzen naar de crisisdienst van de
Riagg.’
Bureau Slachtofferhulp heeft een draaiboek dat scholen kunnen gebruiken als
een leerkracht of een leerling is overleden. Een aantal scholen had het
draaiboek al, andere konden het op die zondagavond in het stadhuis in ontvangst
nemen. Sommige scholen konden het prima zelf aan, andere belden Slachtofferhulp
om adviezen.Marianne Roza was oud-leerling van de Christelijke
Scholengemeenschap Oude Hoven. Op maandagmorgen was er in de aula een korte
weekopening, waarin de leerlingen te horen kregen wat er gebeurd was. ‘We hebben
de leerlingen gezegd: doe wat je hart je ingeeft,’ zegt directeur Arie van
Driel. ‘Veel leerlingen wilden naar de Kerksteeg om bloemen te leggen. In zulke
omstandigheden willen de leerlingen veel aan elkáár hebben, en daarvoor hebben
we hen veel gelegenheid gegeven.’ De school maakte geen gebruik van het
draaiboek van Bureau Slachtofferhulp; wel had het Bureau regelmatig contact met
de school over de gang van zaken.
Froukje Schuitmaker, het tweede slachtoffer, was leerling aan het Gymnasium
Camphusianum. Ook deze school had geen behoefte aan het draaiboek. ‘We hadden al
een voortreffelijk boek over begeleiding van leerlingen bij verdriet en rouw,’
legt directeur Henny Los uit. ‘Na de bijeenkomst op het stadhuis hebben we in
een crisisteam vergaderd over de strategie voor de week die zou komen. Alle
docenten waren op maandagochtend op school en kregen instructies over hoe ze het
bericht aan de leerlingen moesten brengen. Toen Froukje overleden was, deden we
dat opnieuw. En er zijn brieven naar de ouders verstuurd. We hebben twee
docenten volledig uitgeroosterd. In een van de lokalen vingen zij de hele eerste
week leerlingen op. Met twee andere docenten vormden ze een begeleidingsteam,
dat samen met leerlingen onder meer de bijdrage aan de uitvaart en de deelname
aan de stille tocht regelde.’ Bureau Slachtofferhulp en de jeugdarts van de GGD
fungeerden als achterwacht.
Beschuldigende vinger
Veel Turkse jongeren in Gorinchem schamen zich of voelen zich met de
beschuldigende vinger nagewezen. Op sommige scholen is onrust geweest.
Autochtone jeugdigen wezen hun allochtone medescholieren als schuldigen of
mede-schuldigen aan. Ruzies waren het gevolg. Een Turkse maatschappelijk werker
voerde gesprekken in de klassen. ‘Dat werkte wel. Het haalde de druk wat van de
ketel,’ zegt Nenny Bakker, coördinator van het maatschappelijk werk van de Rivas
Zorggroep.
Ook in buurthuizen kwam de schuldvraag aan de orde. Jongerenwerker
Anita Broos van Stichting Arkelstad belde Bureau Slachtofferhulp met de vraag
wat zij het best kon doen. ‘Hun advies was: bied jongeren een veilige plek waar
ze kunnen praten,’ vertelt Broos. ‘De vader van Marianne heeft les gegeven op
een basisschool in de wijk Haarhorst en als vrijwilliger geeft hij muziekles in
buurthuis Haarhorst. Veel jongeren kwamen omdat ze hem kennen. Alle
inloopavonden in buurthuis Haarhorst en buurthuis Klaverblad zijn druk bezocht.
Allochtone jongeren spraken van “een schande voor hun gemeenschap”. Waarop
autochtone jongeren dan zeiden: daar zijn jullie niet verantwoordelijk voor. Het
is een daad van enkele individuen. Maar dat saamhorigheidsgevoel, dat
wij-gevoel, zit onder Turken en Marokkanen heel diep.’
Ook Sabri Bagci van het Regionaal Centrum Buitenlanders (RCB) in
Dordrecht denkt dat veel Turkse Gorcummers zich schuldig voelen. ‘Ik zelf ook,’
bekent hij. ‘Eén van ons heeft het gedaan.We zijn hier een minderheid en dan
denk je dat eerder. Ik heb gesprekken gevoerd met besturen en de achterban van
Turkse verenigingen. Aanvankelijk kon men het niet geloven! Iedereen is
geschokt. Via het RCB hebben we alle verenigingen opgeroepen om deel te nemen
aan de stille tocht. Er liepen ongeveer 500 allochtonen mee, vooral vrouwen en
kinderen.’
Waan van de dag
Na de begrafenis van de slachtoffers en de stille tocht door de stad is er
nog geen einde gekomen aan de rouw in Gorinchem. Als de verdachten voor de
rechter verschijnen, zullen de emoties opnieuw hoog oplaaien. De buurthuizen
zullen opnieuw speciale inloopavonden organiseren en docenten en leerlingen
zullen opnieuw in gesprek gaan. Jongeren Informatie Centrum Het Scharnierpunt
vangt jongeren op en stelt hun eventueel folders ter hand. Het Gymnasium
organiseert in februari een nazorgavond voor de ouders met gespreksgroepen onder
leiding van medewerkers van Slachtofferhulp en de GGD. Leerlingen gaan meewerken
aan een NCRV-uitzending van Het Glazen Huis, waarin straf als vergelding het
thema zal zijn. Broos verwacht in de buurthuizen discussies over de
verschillende strafmaten in Nederland en Turkije.
Wat voor lessen trekken de instanties uit de samenwerking van de
afgelopen weken? Wat het minderhedenbeleid betreft, pleit Bagci voor meer
jongerenwerk en intensivering van het achterstandsbeleid voor de Turkse
bevolkingsgroep: ‘Er is momenteel veel meer aandacht voor de Marokkanen.’
Daarbij denkt hij met name aan opvoedingsondersteuning.
Kerkhoff zou het handig vinden als er een lijst kwam van alle scholen
en hun contactpersonen, zodat de contacten een volgende keer nog sneller te
leggen zijn. Over het geheel genomen vinden vrijwel alle ondervraagden echter
dat de samenwerking met andere organisaties en instellingen erg goed is
verlopen. We kennen elkaar en weten elkaar snel te vinden als het moet, luidt de
unanieme reactie. Wat overigens niet wil zeggen men de rest van het jaar nooit
langs elkaar heen werkt.
Burgemeester Piet IJssels vindt het veel te vroeg om uit de recente
hectische gebeurtenissen conclusies te trekken over het jeugdbeleid en het
minderhedenbeleid. ‘We moeten ons niet laten leiden door de waan van het moment
en dingen regelen waarvan we achteraf zeggen: dat hadden we anders moeten doen,’
stelt hij nuchter vast. ‘Maar ik ben zeer tevreden over de samenwerking tussen
de instellingen en de coördinatie van Bureau Slachtofferhulp was erg goed.’/Kees
Neefjes