‘Er is echt een soort klik tussen ons.’ Lynn Quekel zegt het terloops, als haar individuele begeleider en trainer Rebecca Versteegen even wegloopt. Het ‘toneelstukje’ dat ze zojuist samen opvoerden voor de foto, mag weinig representatief zijn voor hoe het gaat als Versteegen bij haar thuis komt, het geeft een indruk van de relatie tussen beiden. Een brief, toevallig van een stapel gepakt, over de bijeenkomst Vrouwen Hogerop, leidt aanvankelijk tot gegiechel. ‘Voordat ik die bloeding had, dacht ik altijd: ik kom hogerop’, roept Quekel, 21 jaar oud. Ze zat op het Fons Vitae Lyceum in Amsterdam, vierde klas gymnasium, toen zij een hersenbloeding kreeg.
‘Kun je dit lezen?’, vraagt haar begeleider. Ze doet een beroep op Lynns nauwkeurige aandacht, wetende dat het haar moeite kost om te lezen en de kern uit het verhaal te halen. ‘Vrouwen verdienen voor hetzelfde werk gemiddeld minder dan mannen’, leest Quekel voor. ‘Is dat echt zo? Dat vind ik heel erg!’ ‘Wat doen we met deze brief?’, vraagt Versteegen. ‘Hij kan weg.’
Verlamd
‘Ik was aan het rennen bij gym en opeens liep ik mank’, vertelt Quekel. ‘Ik dacht: wat is dat nou? Maar ik kon niet praten, niet voelen en bijna niet denken.’ De rechterhelft van haar lichaam was verlamd. Nu nog zijn haar rechterarm en -hand verlamd, maar kan ze wel weer beter lopen. Ze werd destijds naar het ziekenhuis gebracht. Twee weken later verhuisde ze naar Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA, nu Reade). Daar bleef ze vier weken. ‘Ik kwam in een wereld van mensen met wie iets mis is. Ik hoor daar niet bij, dacht ik, over een jaar is het over. Maar het ging niet over’, vertelt Quekel. ‘Ik wilde zo snel mogelijk weer naar school. Uiteindelijk heb ik drie jaar geprobeerd mijn school af te maken. Maar ik kon mij niet concentreren en was snel moe. Pas sinds ongeveer anderhalf jaar denk ik: het is wat het is, hier moet ik het mee doen.’
Sindsdien komt Rebecca Versteegen, werkzaam bij Heliomare, expertisecentrum voor niet-aangeboren hersenletsel in Amsterdam, tweewekelijks bij haar thuis. De systeemtherapeut van Heliomare, waar Lynns moeder al een tijdje onder behandeling was, adviseerde hen contact te leggen. ‘Lynn was in die tijd afhankelijk van haar moeder. Zij hielp haar bij veel dingen’, vertelt Versteegen, ‘Dat was moeilijk, want met haar leeftijd zat Lynn in een fase waarin jongeren zich willen losmaken van hun ouders.’ Ook mijn moeder wilde het anders, zegt Quekel. ‘Die wilde weer eens andere dingen met me bespreken dan “Denk je eraan om dit en dat te doen?”. Ze wilde een gewone moeder-dochterrelatie.’
Chronisch
Versteegen studeerde fysiotherapie en kwam via een stage bij het RCA voor het eerst in contact met patiënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Ze werd erdoor geraakt. Later volgde ze binnen Heliomare verschillende cursussen om zich inhoudelijk in de doelgroep te verdiepen. Al haar patiënten zitten in de chronische fase: de revalidatie is voorbij, maar eenmaal thuis blijkt geleidelijk dat het leven niet meer is zoals vroeger. Het geheugen kan aangetast zijn of iemand is veranderd van gedrag en karakter. Vaak is het een partner of ouder die erop aanstuurt om hulp te zoeken.
Zoals zij met al haar individuele cliënten doet, maakte Versteegen met Lynn een dagbestedingsplan. ‘Ik ga altijd uit van de vraag van de cliënt en de fase waarin iemand zich bevindt. Lynn is 21 jaar en kijkt anders aan tegen de breuk in haar leven dan iemand van begin zestig. Lynn is bezig met zelfstandig worden. Op jezelf gaan wonen hoort erbij, maar ook uitgaan.’
‘Dansen ja, en sjansen’, lacht Quekel. Sinds haar bloeding had ze twee korte relaties. ‘De zoektocht naar wat je wilt in een relatie hoort erbij op die leeftijd’, zegt haar begeleidster, terwijl Quekel knikt. ‘Ook daarover hebben we het soms. Maar de doelen hebben meer met praktische zaken te maken.’ In juli is Quekel op zichzelf gaan wonen. Versteegen helpt haar sindsdien met het structuren van haar administratie, zodat deze op orde blijft en zij zich daarover niet ongerust hoeft te maken. ‘Ik heb de neiging om alles zelf te willen doen’, legt Quekel uit. ‘Maar als ik een brief krijg waaruit ik begrijp dat ik iets moet doen, maar niet begrijp wat, dan beheerst dat mijn hele leven. Ik heb me aangeleerd moeilijke post opzij te leggen.’
Bij ieder bezoek kiest Quekel een poststuk uit dat ze bespreken. Ze verifieert bij haar begeleidster of ze de inhoud heeft begrepen. Soms blijven er dingen onduidelijk. Dan is het een optie dat de cliënte daarover gaat bellen. En soms doen ze een rollenspel om zo’n gesprek te oefenen.
Woorden vinden
‘Behalve twee interviews gaf Lynn kort geleden een presentatie in het Engels. Dat komt direct voort uit haar ontwikkeling in de afgelopen anderhalf jaar’, zegt Versteegen. ‘In het begin van de begeleiding had ze vaak moeite om woorden te vinden, vooral omdat ze zich nog niet helemaal op haar gemak voelde. We hebben een vertrouwensband moeten opbouwen, en Lynn heeft vaardigheden aangeleerd en geleerd uit ervaringen. Toen ze een woning kreeg, was ze net begonnen met een cognitietraining die ik geef. Ik legde uit dat ze ermee rekening moest houden dat er bij een verhuizing veel komt kijken. Zoveel dat ze waarschijnlijk geen energie zou hebben voor de training. Maar zij wilde het gewoon doen.’
Twee keer kwam Quekel niet. ‘Achteraf vroeg ik haar waarom ze er niet was. Na de derde keer kwam ze er zelf mee: de verhuizing alleen was al zwaar genoeg. Durven toegeven dat de training teveel was, was een grote stap voor Lynn’, zegt Versteegen. ‘Ze groeit met de dag. Ik heb daar veel bewondering voor, en dat laat ik haar ook weten. Ik leg bewust de nadruk op succesmomenten, omdat ik merk dat Lynn opbloeit als ze een compliment krijgt.’
Hoe ze haar toekomst ziet, kan Quekel niet zeggen, ‘Maar ik weet dat ik de wereld wil laten zien dat ik Lynn ben, met mijn hobby’s, mijn vriendinnen, mijn goede en slechte eigenschappen en niet alleen mijn hersenletsel.’ Voorlopig kan ze daarbij niet zonder haar begeleider. ‘Ik zou zo opgeslokt worden door dagelijks geregel, dat ik de deur niet meer uitkwam. Dankzij Rebecca kan ik ook het leven leiden van een eenentwintigjarige en af en toe lol hebben met mijn vriendinnen. Daar ben ik heel blij mee.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nr 12, december 2010.