De casus: een meisje van zestien, opgenomen in de jeugd-ggz. Ze zat al maanden met haar mobiele telefoon onder een dekentje op de bank. Soms vloog ze naar boven en probeerde ze zich te verhangen. Of ze dronk schoonmaakmiddel.
Het meisje leed aan persoonlijkheidsproblematiek, had een eetstoornis en was getraumatiseerd door nare seksuele ervaringen. Geen van de betrokken hulpverleners kreeg beweging in de situatie. Daarom had het team hulp ingeroepen van het CCE (Centrum voor Consultatie en Expertise). Zo raakte CCE-consulent Gerben Bergsma betrokken.
Wat speelt in deze casus?
Bergsma keek in deze casus eerst heel zorgvuldig naar ‘Wat gebeurt hier nou precies?’ Hij analyseerde bijvoorbeeld de dynamieken en de patronen van de relaties tussen de betrokkenen: hulpverleners, ouders en zijzelf. Dus vroeg hij zichzelf ook af: welke keuzes maken hulpverleners en waarom?
Hulpverleners kiezen uit 3 strategieën
De betrokken hulpverleners gebruikten 3 verschillende strategieën om met het meisje om te gaan, zag Bergsma. ‘De eerste kwam voort uit overbetrokkenheid: toe nou maar, ga weer eten en volg de therapie. Dat is goed voor je en dan kun je weer naar huis. Andere hulpverleners volgden een op autonomie gebaseerde strategie: dat je niet wilt eten en geen actie onderneemt, is je eigen keus. En dan waren er ook nog hulpverleners die directieve druk uitoefenden: ga nu naar de tafel en probeer te eten.’
Pushen helpt nu niet
Iedere hulpverlener had wel een specifieke reden om voor zo’n strategie te kiezen, en die drijfveren erkennen is uiteraard belangrijk. Maar het gedrag van het meisje bleef hetzelfde, of werd bij momenten zelfs erger. Dus probeerde Bergsma het op een andere manier. Met in zijn achterhoofd dat het voor cliënten als dit meisje heel lastig kan zijn om ‘gepusht’ te worden.
Natuurlijk is het soms wel nodig om cliënten te pushen, en maak je als sociaal werker daarvoor een zorgvuldige afweging met allerlei voors en tegens, maar in dit geval speelde nog iets anders mee. ‘Omdat identiteitsbehoud zo’n belangrijke rol speelt bij persoonlijkheidsproblematiek’, legt Bergsma uit. Op het moment dat de cliënt gepusht wordt, gaat het vooral over: ik doe vooral niet wat jij zegt, want dan verlies ik al mijn ‘ik’.
Doodeng om naar huis te gaan
Bergsma legde na zijn analyse het meisje drie scenario’s voor. ‘Ik heb gezegd dat ik wel snap dat ze op de bank blijft zitten, want zo beperkt ze tenminste de schade. Thuis en op school loopt het dan niet in het honderd. Tegelijkertijd ontwikkelt ze zich niet op deze manier. Ik snap ook wel dat zij zich zo nu en dan wil verhangen of schoonmaakmiddel drinkt. Want als dit haar perspectief is, kan ik me voorstellen dat ze dat onvoldoende vindt. Echter, je weet niet wat er na de dood komt en of dat beter zal zijn.