Afgelopen zomer stuurde minister Korthals van Justitie
het plan van de individuele trajectbegeleiding (ITB) voor de harde kern naar
enkele organisaties die betrokken zijn bij jeugdcriminaliteit en vroeg hen om
commentaar. Met uitzondering van het Openbaar Ministerie waren de organisaties
enthousiast over het plan. Alleen de doelgroep was te streng afgebakend. Ze
vonden dat niet alleen jongeren, die al eerder gevangenisstraf hadden gehad,
ervoor in aanmerking zouden moeten komen. De ITB moest ook gelden voor jongeren
die voor de eerste keer een ernstig misdrijf hadden gepleegd. Vroegtijdig
ingrijpen zou immers kunnen voorkomen dat jongeren een criminele carrière
ontwikkelen. Naar aanleiding van de kritiek stelde de minister het plan in
zoverre bij dat, alhoewel de nadruk bleef liggen op recidiverende delinquente
jongeren, de laatste groep er nu ook voor in aanmerking kon komen. Hij legde het
voor aan de Tweede Kamer. Begin maart ging die ermee akkoord.
De ITB is bedoeld voor jongeren van twaalf tot vierentwintig jaar die
ernstige delicten hebben gepleegd waarvoor ze normaal een straf uit zouden
moeten zitten in de jeugdgevangenis – de zogenaamde harde kern. In plaats van
gevangenisstraf kunnen ze nu kiezen voor intensieve ambulante begeleiding door
een (jeugd-) reclasseringswerker. Gedurende zes tot twaalf maanden wordt
geprobeerd de jongere weer op de rails te brengen. Er wordt gewerkt aan
scholing, werk, inkomen, huisvesting, de relatie met ouders, eventuele
verslavingsproblemen, een minder risicovolle vriendenkring en sociale
vaardigheden. Ook is het de bedoeling dat de jongere wordt geconfronteerd met de
schade die hij aan slachtoffers of de samenleving heeft toegebracht. Er wordt
een individueel hulpplan opgesteld, waaraan de jongere zich heeft te houden.
Doet hij dat niet, dan volgt alsnog opsluiting. De reclasseringswerker ziet hem
vier keer per week. Hij moet de jeugdige delinquent stevig aanpakken en streng
controleren. De reclasseringswerker krijgt dan ook niet meer dan acht van deze
jongeren onder zijn hoede. Willen jongeren voor het individuele traject in
aanmerking komen dan moeten ze wel een zekere motivatie vertonen en er moet een
gerede kans van slagen zijn. Momenteel worden de juridisch maatregelen getroffen
waardoor de begeleiding zo snel mogelijk kan starten nadat iemand is voorgeleid.
Scherp toezicht
De meeste betrokken organisaties, zoals de kinderbescherming en de
reclassering, zijn enthousiast over de maatregel. Jacqueline Dijkman van de Raad
voor de Kinderbescherming: ‘De bedoeling van deze aanpak is het gedrag van de
delinquente jongere zodanig te beïnvloeden dat de kans op herhaling zo klein
mogelijk is. Het is een directieve, niet vrijblijvende methode. Er worden
strikte afspraken gemaakt en er is scherp toezicht op naleving ervan. Houdt de
jongere zich er niet aan, dan volgt alsnog gevangenisstraf. Zelfs als dat op de
voorlaatste dag gebeurt.’Ook Verno Schneider van Reclassering Nederland
vindt die stok achter de deur één van de sterke elementen van deze aanpak. Hij
verwacht ook veel van de intensieve begeleiding. ‘Als de jongere het traject
volmaakt, zal hij meer inzicht hebben in zijn gedrag en zal er meer structuur
zijn in zijn leven. De kans is groot dat hij zich dan beter kan aanpassen aan de
samenleving. Natuurlijk loop je altijd het risico dat hij terugvalt op zijn oude
vriendenkring. Maar het gaat er toch om dat hij zich in zijn eigen omgeving
leert staande te houden. Daar komt hij toch altijd weer in terug. En de
begeleiding is fors, er wordt veel van de jongere geëist. Deze methode verlangt
ook een specifieke manier van werken van de begeleider. Die moet geen schroom
hebben de jongere te controleren, hem uit zijn bed te halen, met hem op pad te
gaan. Ook moet hij op allerlei tijden beschikbaar zijn voor de jongere. Voor dat
werk moet je geschikte mensen inzetten. Wij gaan ze er in ieder geval extra voor
scholen.’
Een heel ander geluid komt van het Openbaar Ministerie. Die vindt de
aanpak te eenzijdig. Er wordt te veel naar de dader gekeken en te weinig naar
het slachtoffer, c.q. de samenleving. Bert Berghuis van het OM: ‘De intensieve
begeleiding op zich vind ik prima, maar daar zou een gevangenisstraf aan vooraf
moeten gaan. Deze jongeren hebben ernstige geweldsmisdrijven gepleegd. Ze zijn
een risico voor de samenleving. Juist om de samenleving daartegen te beschermen,
worden dat soort jongeren opgesloten. Maar nu lopen ze, direct nadat ze zijn
opgepakt, weer op straat. Hoe moet je dat de burger uitleggen? De samenleving
verwacht vergelding. Daarnaast heb ik er inhoudelijk ook moeite mee. De jongeren
worden wel intensief begeleid, maar vier contacten per week met de
reclasseringswerker vind ik mager. Dan houdt de jongere nog heel wat tijd over
om met zijn oude vrienden om te gaan. Ik voorzie dat de delinquente jongeren ons
in het gezicht uitlachen. Het lijkt mij beter om ze een poosje uit de
samenleving te halen. Dat gebeurt wel bij bijvoorbeeld de Strafrechterlijke
Opvang Verslaafden. Daarbij worden jongeren twee jaar lang begeleid, waarvan de
eerste negen maanden intern. Dan hebben ze voldoende tijd om zich te
rehabiliteren en zich van dat oude leven los te maken. Wil je toch ambulant die
begeleiding geven, dan zou je ze strenger moeten controleren, bijvoorbeeld via
electronisch huisarrest. Daar zijn aardige resultaten mee geboekt.’Jaqueline
Dijkman is het niet helemaal met hem eens. ‘De samenleving vraagt wel om
vergelding, maar die vraagt vooral om maatregelen die ertoe leiden dat er geen
recidive plaats vindt. Gevangenisstraf is daar niet altijd het geëigende middel
voor. Vaak blijken jongeren in een inrichting wel redelijk te functioneren, maar
zodra ze buiten zijn vervallen ze weer in hun oude gedrag.’
Schriel antwoord
Mischa de Winter, hoogleraar pedagogiek, liet zich onlangs, op verzoek van
Perspectief, een tijdschrift voor de jeugdbescherming, twee weken opsluiten in
twee verschillende jeugdgevangenissen. De belangrijkste conclusie die hij
daaruit trekt is dat de samenleving eigenlijk maar een heel schriel antwoord
heeft op jonge delinquenten die voortdurend in herhaling vallen. Iedereen weet
dat het traditionele opsluiten niet werkt. Ondanks de enorme inzet en
deskundigheid van het personeel recidiveert vijfenzestig tot tachtig procent van
de delinquente jongeren. Daarom vind ik op zich de ITB wel een goed idee. Elke
maatregel die ertoe leidt dat de kans op recidive afneemt, juich ik
toe.’Toch heeft De Winter ook bedenkingen bij de uitvoering van de aanpak.
Zo heeft de methode volgens hem alleen kans van slagen als er goed gekeken wordt
naar de sociale achtergronden van de jongere. De Winter: ‘In de jeugdgevangenis
schrok ik van de ellende die deze jongeren achter de rug hebben. Soms zijn ze
zelf seksueel misbruikt, ze komen uit gezinnen waarin alcoholverslaving, geweld
en criminaliteit aan de orde van de dag is. Wil je het gedrag van die jongeren
beïnvloeden, dan zul je naar die factoren moeten kijken. Zestien jaar ellende is
natuurlijk in zes maanden niet te repareren, maar je mag er niet aan voorbij
gaan. Als ze zes maanden naar school gaan en er verandert niets aan de sociale
omgeving van de jongere, dan zullen ze weer snel in hun oude gedrag
vervallen.’Daarnaast wil hij ook nog een essentieel element aan de ITB
toevoegen, namelijk genoegdoening. De Winter: ‘Het gaat hier om ernstig
criminele jongeren. Ze hebben de samenleving schade toegebracht. Daar moeten ze
iets voor terug doen. Ze zouden een maatschappelijke dienstplicht moeten
vervullen. Dan bedoel ik niet dat ze voor straf bomen moeten gaan omhakken, maar
bijvoorbeeld zandzakken sjouwen bij een overstroming. Ze moeten iets doen waar
de samenleving iets aan heeft. Aan de ene kant is dat een duidelijke straf, aan
de andere kant zullen ze dan eerder het gevoel krijgen dat ze zelf onderdeel
zijn van de samenleving.’ Hij is het voor een deel met het OM eens, dat je niet
zomaar dat strafelement eruit moet halen. ‘Als die jongere alleen maar een half
jaar naar school moet, vindt die dat een lachertje.’ Sluiting van alle
jeugdgevangenissen ziet hij niet als een oplossing, ondanks zijn ervaringen.
‘Nee, soms is het echt noodzakelijk om jongeren een poosje uit de samenleving te
halen. Maar er zou al veel meer tijdens het verblijf aan rehabilitatie gewerkt
moeten worden. Zo zouden ze al vanuit de gevangenis maatschappelijke taken
moeten uitvoeren. De ITB zou dan een mooi na-traject zijn.’
Ondergrens verlaagd
De Winter zet ook vraagtekens bij het feit dat één reclasseringswerker acht
jongeren onder zijn hoede heeft. Die caseload vindt hij veel te groot. Hij wordt
daarin ondersteund door Peter van der Laan, onderzoeker bij het Nederlands
Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving. ‘In vergelijking met de
normale caseload van een reclasseringswerker – één op de 22 – is één op acht al
een gigantische verbetering. Maar héél intensief vind ik het nog steeds niet. In
de Verenigde Staten kent men ook een dergelijke aanpak, maar daarbij begeleidt
een reclasseringswerker maar vier jongeren. De begeleider ziet de jongere zo
vaak dat hij een vanzelfsprekende figuur in zijn omgeving wordt. De jongere
neemt dan eerder de suggesties van zijn begeleider over.’Van der Laan
betreurt het dat de doelgroep voor de ITB is verruimd. ‘Ik gun iedereen een
aanpak die perspectieven biedt. Maar deze aanpak was in beginsel specifiek
gericht op de harde kern. Dat vond ik moedig en verrassend van de minister. Want
daarmee gaat hij in tegen de tendens steeds repressiever op te treden tegen
delinquenten. Ik ben bang dat als de ITB verbreed wordt naar een minder ernstige
categorie de harde kern zelf buiten de boot valt. Met lichtere gevallen zijn nu
eenmaal eerder resultaten te boeken.’Hij ziet nog een ander risico aan de
verruiming van de benedengrens. ‘Als de jongere al bij het eerste delict voor
ITB in aanmerking komt en de aanpak mislukt, dan is een tweede kans verkeken. De
volgende keer zal de straf zwaarder zijn. Daarmee wordt in feite het niveau van
ingrijpen lager. Datzelfde zie je gebeuren bij de alternatieve straffen via
HALT. Voor een aantal vergrijpen, waarvoor jongeren vroeger een standje van de
politie kregen, moeten ze nu naar HALT. Ze worden geregistreerd bij de politie.
Dan is het geen kattekwaad meer. Gaan ze een volgende keer in de fout, dan wordt
de straf hoger. De samenleving vraagt hier blijkbaar om, maar ik vraag me af of
we zo wel op de goede weg zitten. Vooral als je je realiseert dat er jaarlijks
twintigduizend jongeren bij HALT worden gemeld.’
Hij hoopt daarnaast dat de begeleiding die de jongeren krijgen heel
concreet is en nauw is afgestemd op wat de jongere nodig heeft. ‘Er moeten
duidelijke doelen worden gesteld. Als er een goede relatie tot stand is gekomen
tussen de hulpverlener en de jongere heb je nog lang het doel niet bereikt. Je
moet kijken wat er met de jongere aan de hand is dat hij tot dergelijke daden
komt en aan die factoren moet je werken. Zo praktisch mogelijk. Als het
programma zo wordt opgesteld dan denk ik dat de ITB zeker perspectieven
biedt.’Nog dit jaar zal in vier arrondissementen worden gestart met de
uitvoering van de ITB. Dit aantal zal in de loop van het volgend jaar worden
uitgebreid. Waarschijnlijk, maar dat is ook afhankelijk van wat er uit het
onderzoek naar de ITB komt, zullen in 2003 alle arrondissementen een aanbod
hebben van ITB voor de harde kern./Maria van Rooijen