Dit voorjaar nog sloot de politie in Rotterdam een pand
waarin werd gedeald, zonder de hulpverlening daarover in te lichten. Gevolg: het
groepje verslaafden met wie zij met moeite in contact was gekomen, verspreidde
zich en de buurt klaagde over overlast. En eerder, vorige zomer, stelden twee
grote opvanginstellingen de hulpverlening en de gemeente er niet van op de
hoogte dat ze tegelijkertijd een maand hun deuren sloten. Opeens konden
vierhonderd daklozen en gebruikers nergens meer terecht en vanwege het mooie
weer bleven zij vooral op straat. In verschillende wijken in Rotterdam klaagden
bewoners over overlast. Toen gemeente en politie in oktober naar de zin van de
bewoners nog te weinig hadden gedaan, bezetten zij, samen met winkeliers en
gebruikers, uit onvrede het stadhuis. De boodschap kwam over, want inmiddels
hebben de bezetters zich met vertegenwoordigers uit andere wijken verenigd in
het zogenaamde ‘Burgerplatform’. Daarin praten ze mee over de aanpak van
drugsoverlast.
Lastige klanten
Naar aanleiding van de klachten over de Rotterdamse reactie op de overlast
besloten gemeente, de politie, de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg
dat zij, onder de noemer ‘zomeraanpak’, dit jaar extra inspanningen zouden
leveren. Inmiddels kan de politie via een speciaal telefoonnummer vierentwintig
uur per dag in contact treden met de maatschappelijke opvang voor het
onderbrengen van dak- en thuisloze verslaafden. Ook overleggen buurtbewoners,
wijkagenten, deelgemeenteambtenaren en veldwerkers wekelijks over de stand van
zaken in het voorkomen of bestrijden van overlast. Bij klachten zorgen politie,
veldwerkers en – indien nodig – stadsreinigingsdienst Roteb dat zij binnen
vierentwintig uur een kijkje nemen en iets ondernemen. En natuurlijk gaat dit
jaar geen van de opvanginstellingen dicht zonder goedkeuring van ‘de
anderen.’
Volgens beleidsadviseur Marjolijn Keverling van de projectgroep Veilig van
het Rotterdamse stadhuis komt het erop neer dat alle betrokkenen hun normale
werk doen, ‘maar dan met meer inzet en een betere communicatie.’ De projectnaam
‘zomeraanpak’ kan overigens verwarrend werken, omdat de meeste gemaakte
afspraken ook in andere jaargetijden gelden. Toch is het niet onterecht om te
zeggen dat de politie met mooi weer meer moeite heeft om de openbare orde te
handhaven. Met name in de achterstandswijken groeit de groep jongeren die niet
op vakantie gaat en met mooi weer ‘s zomers de hele dag op straat te vinden is.
Het welzijnswerk organiseert van oudsher extra activiteiten in de zomermaanden.
Steeds vaker staan die in het teken van de voorkoming van overlast.
In de maatschappelijke opvang en de laagdrempelige verslavingszorg zijn
extra maatregelen in verband met seizoensgebonden overlast in de zomer een vrij
onbekend fenomeen. Echter, in Groningen werken de maatschappelijke opvang en
verslavingszorg nauw samenwerken met het welzijnswerk. Daar is een samenwerking
niet onbekend meer. Naar aanleiding van incidenten met Antilliaanse jongeren
zette de Giska, een stichting voor jeugdhulpverlening aan randgroepjongeren,
bijvoorbeeld in 1995 een mobiel zomerinterventieteam op. Al vonden er in het
volgende jaar geen incidenten plaats, het interventieteam is uitgegroeid tot een
vaste voorziening waarin de jeugdhulpverlening, verslavingsreclassering, ggz en
het maatschappelijk werk samenwerken. Het werkt op basis van een
driemaandelijkse lijst van de twintig lastigste personen, opgesteld in nauwe
samenwerking met de politie.
Volgens veldwerker Ben van Hees van de Rotterdamse instelling voor
verslavingszorg Boumanhuis-Symbion is voor het de politie nieuw om met de
verslavingszorg in plaats van alleen met eigen collega’s over overlast te
praten. Zelf komt de veldwerker overigens al jaren in ‘de scene’. Zo kreeg hij
kortgeleden nog een melding van de politie dat drugverslaafden waarschijnlijk
hun intrek hadden genomen in een enorm pand aan de Henegouwerlaan. Bij aankomst
bleken de meeste van de tientallen gebruikers die hij aantrof, wilden graag in
contact komen met de hulpverlening. Ze dachten echter dat het niet kon omdat ze
geen Nederlandse verblijfsvergunning hadden. Van Hees vertelde hen dat ze
terecht kunnen in de Pauluskerk, en dat sommige huisartsen niet te beroerd zijn
om ‘illegalen’ kosteloos te helpen. Deze, en soortgelijke ervaringen, wil hij zo
snel mogelijk met politie, omwonenden van het pand en mensen van de betreffende
deelgemeente bespreken.
Buiten kantooruren
Incidenten zijn in de maatschappelijke opvang en de verslavingszorg vaker
aanleiding voor het doorvoeren van veranderingen. Extra winterbedden kwamen
onder andere in Arnhem ter beschikking nadat een aantal zwervers op straat was
overleden. Een onaangekondigde veegactie van het centraal station, waarna een
grote groep Amsterdamse zwervers en verslaafden uitzwermden over de binnenstad,
stimuleerde zorgwethouder Guusje ter Horst om vaart te maken met haar plan om
iedereen die buiten zijn wil op straat leeft te voorzien van een dak boven het
hoofd. Daarbij gaat ze ervan uit dat uitbereiding van de capaciteit en betere
samenwerking tussen opvanginstellingen, de verslavingszorg, de ggz en onder
andere de politie overlast door zwervers en verslaafden in de Amsterdamse
binnenstad weg kan nemen. Met de aankoop van twee grote panden, hoopt zij in mei
volgend jaar haar streven te hebben bereikt.
Maar hoe reëel is de hoop om iedereen een dak boven het hoofd te geven?
De meeste gemeenten en opvanginstellingen geven toe dat er meer zwervers en
verslaafden op straat zijn als de zon schijnt, maar nemen geen maatregelen om
eventuele extra overlast te voorkomen. Ze verwachten er geen baat bij te hebben.
‘Terecht’, vindt directeur Ineke Smidt van de Federatie Opvang. ‘Er is groep
mensen met een meervoudige en zeer zware problematiek die vaak al het hele
hulpverleningscircuit doorlopen heeft en steeds weer buiten de boot valt. Die
groep is klein, maar het is de groep die de meeste overlast veroorzaakt, voor de
omgeving en voor zichzelf.’ Om deze groep uit de goot te helpen vroeg de
Federatie Opvang vlak voor het zomerreces van de Tweede Kamer de ministers Borst
en Van Boxtel een vast bedrag van zes miljoen gulden extra voor de zogenaamde
24-uursstructuur. Maar hoewel PvdA-kamerlid Annet van de Hoek het verzoek met
een motie ondersteunde, liet het ministerie van VWS de federatie voorlopig weten
dat maatschappelijke opvang wat hen betreft al genoeg geld krijgt.
Een goed voorbeeld van een aanpak volgens de 24-uursstructuur vindt Smidt
het Amsterdamse Support-project, waarin de maatschappelijke opvang de functie
heeft van voorportaal naar de reguliere hulpverlening en maatschappelijke
instanties. Vorig jaar inventariseerden de politie en het veldwerk hoeveel
mensen met zware meervoudige problematiek voor de hulpverlening onbereikbaar
blijven, en waar zij zich ophouden. Sindsdien krijgt elk van hen een mentor
toegewezen die hen aan de hand meeneemt naar alle instanties die voor hen van
belang kunnen zijn bij het vinden van onderdak, inkomen, medische zorg,
dagbesteding en – indien nodig – een ruimte om beschermd te gebruiken. De aanpak
is succesvol: sinds de start van dat project in januari hebben inmiddels meer
dan 258 Amsterdamse dak- en thuislozen een eigen mentor. Het werk van de
Amsterdamse mentoren gaat veel verder dan het werk dat Rotterdammer Van Hees al
jaren doet, maar het principe is enigszins vergelijkbaar. Van Hees en zijn
collega’s lopen dagelijks een ronde langs plekken waarvan ze weten of vermoeden
dat er zich verslaafden ophouden. Ieder van hen probeert hij onder te brengen
bij een instanties die hen uit de meest dringende problemen helpt, zoals een
ziekenhuis, de crisisdienst van de verslavingszorg of de ggz, of de sociale
dienst. Al hoopt hij dat deze instanties hen verder helpen, hij blijft ‘zijn’
gebruikers volgen. Een ding waarvan hij weet dat zijn werk tekort schiet, is dat
hij vooral tijdens kantooruren werkt, terwijl ‘problemen zich altijd voordoen op
andere momenten.
Zorgmakelaars
In het kader van drugsoverlast is de capaciteit voor veldwerkers bij
Boumanhuis/Symbion verhoogd van zes naar zeventien volledige banen. Tevens maken
twee veldwerkers drie keer per week een extra ronde. Toch is de intensieve
samenwerking met de politie volgens Van Hees minstens even belangrijk als de
uitbreiding van de capaciteit. De manier waarop hulpverlening en de politie nu
samenwerken was aantal jaren geleden nog taboe, vertelt de Rotterdamse
veldwerker. ‘Het contact met de politie was eenrichtingsverkeer: Als de politie
het vermoeden had dat er zich ergens gebruikers bevonden, gaven zij ons door dat
meestal door. Maar wij deden nooit een beroep op hen. Terwijl we wel klaagden
als de politie weer eens zonder ons te waarschuwen een dealpand had gesloten. We
gingen als hulpverleners vroeger dieper de scenes in. We probeerden iedereen te
leren kennen en stonden altijd aan de kant van de verslaafden. Maar je loopt dan
het loopt dan het risico dat als na jouw bezoek zonder jouw medeweten alle
bezoekers van dat pand door de politie worden opgepakt, de gebruikers soms
dachten dat er een link was tussen het veldwerk en de politie. Het kostte iedere
keer weer veel tijd om uit te leggen dat die link er niet is.’
Hoe anders is dat nu: sinds mei dit jaar zitten verslavingswerkers in
Rotterdam als zogenaamde ‘zorgmakelaars’ op politiebureaus om gearresteerde
verslaafdendoor te verwijzen naar de hulpverlening. Zowel het wekelijks
overleg met politie en buurtbewoners als de sfeerverslagen van veldwerkers zijn
volgens Van Hees essentieel voor de goede aanpak van overlast. ‘Het heeft weinig
zin om op elke klacht van een buurtbewoner af te gaan. Maar als die
verschillende partijen allemaal hetzelfde verhaal vertellen, dan weet je dat er
echt iets aan de hand is.’ De sfeerverslagen van het veldwerk worden door alle
partijen heel erg gewaardeerd. ‘Eerst registreerden wij net zoals de politie
alleen cijfers: hoeveel gebruikers bevinden zich waar.
Maar cijfers zeggen zo weinig. Er zijn verschillende scenes en die hebben
hun specifieke problemen, waar je op verschillende manier mee om moet gaan. ‘De
gebruikers die altijd rondhangen in het centrum van Rotterdam zijn anders dan
die in de Millinxbuurt, waar veel meer contacten zijn met het criminele circuit.
En in de buurt van de Keileweg, de gedoogzone voor prostituées op het
haventerrein aan de rand van de stad, heb je weer een heel andere scene. Wij
zijn de ogen en oren van de gemeente in het volgen van die scene. Dus als de
politie rapporteert dat in die en die buurt tien nieuwe daklozen zijn
gesignaleerd, zegt dat ons niets. Wat voor daklozen zijn het? Gebruiken ze, en
zo ja, wat? Zijn ze legaal of illegaal in Nederland? Zitten ze in criminele
circuits? Wij proberen die groep gebruikers te leren kennen en houden in de
gaten of scenes zich verplaatsen, of de samenstelling van de groep verandert, of
er zich nieuwe specifieke problemen zich voordoen. Wij adviseren over wat er
nodig is, bijvoorbeeld over waar een volgens ons een gebruikersruimte zou moeten
komen.
Eigen taken
Roos Buntjer van de Jellinek, de Amsterdamse instelling voor
verslavingszorg, ziet niets in een grote rol van bewoners. Bij de inventarisatie
van extreemproblematische personen die in aanmerking komen voor deelname aan
het Support-project, waren buurtbewoners niet meer en niet minder dan een
gesprekspartner van de hulpverlening. ‘Als je de bewoners van de binnenstad laat
vertellen waar de politie of wij iets voor deze mensen moeten doen, dan gaan
allerlei emoties een rol spelen. Je krijgt dan onwenselijke situaties. Bewoners
mogen geen hulpverlener gaan spelen. Net zo min als de politie trouwens, die ons
nadrukkelijk om hulp gevraagd heeft omdat zij van de rol van
assistent-hulpverlener af wil.’
‘Natuurlijk hebben de hulpverlening en de politie ieder hun eigen
taken,’ vindt Van Hees. Daar zou hij niet aan willen tornen. Maar de rol van
buurtbewoners kan wat hem betreft bijna niet groot genoeg zijn. ‘Een veldwerker
kent de buurt en maakt er deel van uit. Bewoners nemen van ons eerder iets aan
dan van een ambtenaar die uit het stadhuis komt rollen en even vertelt wat er
volgens hem moet gebeuren. Ik ben een fervent voorstander van buurbewoners die
zeggen waar het op staat, want dan weet je in ieder geval wat er speelt. Als ze
echt overlast ondervinden van gebruikers – als er mensen in de portieken liggen,
er spuiten op straat liggen, er ‘s nachts veel herrie gemaakt wordt – dan vind
ik het ook onze taak om daar wat aan te doen. We zijn er niet meer alleen voor
de gebruikers, we zijn er voor de hele buurt. Uiteindelijk zijn ook de
gebruikers daarbij gebaat. Want als wij eerlijk vertellen wat we doen, wordt het
draagvlak voor bijvoorbeeld een gebruikersruimte vergroot.’/Anke
Welten