Twee jaar geleden startte Sascha Haans als docent op de opleiding die ze twintig jaar eerder zelf had gevolgd: fysiotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Een school in de Bijlmer, het stadsdeel waar ze ook opgroeide. ‘Ik zag dat de populatie een stuk diverser was geworden. Veel jongeren uit Suriname en het Caribisch gebied komen in Amsterdam fysiotherapie studeren. Ook zijn er steeds meer Nederlandse studenten met een migratieachtergrond. Het viel me wel op dat er nauwelijks iets was veranderd in de zorg en begeleiding van studenten.’
Stigma’s
Toen de nieuwe functie van portefeuillehouder Diversiteit, Inclusie & Internationalisering op haar pad kwam, zeiden collega’s: dat is écht iets voor jou. In de jaren dat ze werkte met paralympiërs had ze immers ervaring opgedaan met ongelijkheid. Het was, en is, een thema dat haar raakt. Haans ging voortvarend aan de slag en koppelde diversiteit en inclusie ook aan de invulling van het onderwijs. ‘De lesstof over gespreksvoering tussen fysiotherapeut en cliënt was best ouderwets ingevuld. Casuïstiek bevatte vaak stigma’s. Een moslima werd bijvoorbeeld standaard omschreven als een vrouw met hoofddoek die slecht Nederlands spreekt. Terwijl zij net zo goed een accountmanager kan zijn, die de taal goed beheerst.’
Gelijkwaardigheid en taalgebruik
Sinds het schooljaar 2023-2024 bevat het curriculum van eerstejaars studenten lessen over interculturele gespreksvoering. Het is een belangrijk hulpmiddel om tot meer cultuursensitieve zorg te komen, aldus Haans. ‘Bij cultuursensitieve zorg staan voor mij twee kernwoorden centraal: gelijkwaardigheid in gesprek en aanpassing van het taalgebruik.’
Haans benadrukt hierbij het belang van intersectioneel denken: de wisselwerking tussen kenmerken zoals gender, huidskleur, etniciteit, klasse, sekse en leeftijd. ‘Dit gaat over de volle breedte van iemands cultuur. Toen ik begon als portefeuillehouder zeiden collega’s: oké, dan doen we eerst iets over moslims en daarna over de gezondheidsbeleving van Surinaamse families’. Dat leidt automatisch weer tot hokjesdenken en dat is juist wat we níet moeten doen. Niet elke Surinamer denkt hetzelfde, niet elke vrouw heeft dezelfde ervaringen. Het gaat om een persoonsgerichte benadering.’
Schuren
Bij gelijkwaardigheid in gesprek hoort een ‘vreemdheidservaring’ aan beide kanten, legt Haans uit. ‘Het mag bij zowel zorgverlener als cliënt een beetje schuren. Als zorgverlener stel je je kwetsbaar op. In het gesprek benoem je je positie en het feit dat jullie niet hetzelfde zijn. Je spreekt uit dat je niet alles weet en elkaar in de communicatie misschien niet altijd zult begrijpen. Juist door die ongelijkheid te benoemen en een stukje ‘vreemdheid’ op te zoeken, ontstaat een gelijkwaardige relatie. De ander zal namelijk denken: deze zorgverlener snapt dat ik andere ervaringen kan hebben; hij of zij begrijpt mij.’
Tools voor gespreksvoering
Belangrijke tools bij interculturele gespreksvoering zijn TOPOI en Broaching. Het TOPOI-model gaat uit van een systeemtheoretische benadering met als kern: interculturele communicatie is interpersoonlijke communicatie. Het gaat om de interactie tussen unieke personen met eigen specifieke contexten. TOPOI staat voor Taal, Ordening, Personen, Organisatie en Inzet. Het model geeft inzicht in de achtergronden van miscommunicatie. Wat gaat er niet goed en wat kun je daaraan doen?
De Broaching-methode richt zich concreet op het aansnijden van diversiteitsthema’s tijdens een gesprek. Wanneer en op welke manier doe je dat? Ook gaat dit over het vinden van een goed evenwicht tussen enerzijds culturele issues aankaarten en anderzijds fijngevoeligheid en openstaan voor nuances. ‘Kortgezegd gaat TOPOI over het wat en waarom, en Broaching over het hoe’, vat Haans samen.
Weerstand bij studenten
Een hulpmiddel bij interculturele gespreksvoering is de Broaching- methode (zie kader), onderdeel van het lesprogramma. Haans heeft onder meer videoclips gemaakt die als voorbeeld dienen. ‘In de klas merk je het effect al. Eerstejaars studenten gaan reflecteren op een “gewoon” intake- gesprek en op deze nieuwe vorm. Vooral vrouwen vinden het een fijne aanpak. Sommige jongens zien het als “gedoe”.’ Sowieso ervaart ze ‘af en toe weerstand’ in de lessen. ‘Er zijn enkele studenten die zeggen: “Als je in Nederland bent moet je je gewoon aanpassen” of “Je bent man of vrouw, niet iets ertussenin”. Ze kijken niet naar de rol van de zorgverlener. Het huidige politieke klimaat helpt daar niet bij.’
Veel afstand in de behandelrelatie
Haans verwacht dat aan het einde van hun opleiding studenten er anders zullen instaan. Ze illustreert dat met een positieve praktijkervaring. ‘Voor de vierdejaars studenten geldt nog het oude curriculum, maar in een speciaal hoorcollege heb ik verteld over Broaching. Een tijd later vertelde een van die studenten mij over zijn stage. Hij behandelde iemand met een enkelblessure en deze cliënt had een androgyne uitstraling. De student kreeg daar verder geen hoogte van, maar voelde veel afstand in de behandelrelatie en had daar moeite mee. Op een gegeven moment heeft hij gevraagd: wat is er nou precies gebeurd? Toen vertelde de cliënt dat hij drag queen was en op stiletto’s door zijn enkel was gegaan. Dit vertellen was voor deze patiënt nogal een stap. De student pakte het goed op en wilde er meer over weten. Hij is zelfs een keer naar een dragshow geweest om te zien hoe dat gaat. Die ene vraag heeft veel betekend voor de behandelrelatie.’
Duidelijke verwachtingen
Van stagiaires fysiotherapie hoort Haans soms terug dat sommige cliënten geen behoefte hebben om veel te praten. ‘Zij komen alleen voor oefeningen en eventueel massage. En als dat de manier is die leidt tot de beste medische zorg, is dat ook goed. Maar het is wel belangrijk dat vooraf elkaars verwachtingen duidelijk zijn.’
Passend taalgebruik
Essentieel voor een goed gesprek is passend taalgebruik. Geen jargon, wel toegankelijke termen en waar mogelijk gebruikmaken van beeldmateriaal. Studenten leren in metaforen te denken, geeft Haans met een voorbeeld aan. ‘Stel dat er sprake is van het gewrichtsprobleem tendinitis, dan moeten ze dat in begrijpelijke taal kunnen uitleggen. In dit geval met de metafoor van een elastiek dat te ver is opgerekt, niet alle kracht meer kan dragen en daarom moet herstellen.’ Ook het uitbeelden van beweegvormen, inclusief toelichting, wordt geoefend. Soms met acteurs die spelen dat ze iets niet begrijpen.
‘Je ziet studenten groeien’
De eerstejaarsstudenten krijgen veel praktische opdrachten, waaronder adviesgesprekken voeren en een infographic maken. In living labs in de stad geven ze sport- en fietslessen aan vrouwen in Amsterdam-West. Bijzonder: het curriculum 2024-2025 bevat lessen sneltekenen (cartoons). ‘Fysiotherapeuten zijn bekend met tekenen om oefeningen uit te leggen. Met cartoons kun je soms andere dingen duidelijk maken.’ Ook non-verbale aspecten komen aan bod. ‘Een open houding en oogcontact zijn belangrijk. Je ziet studenten daarin groeien.’
Voor elk werkveld
Interculturele gespreksvoering is toepasbaar in elk werkveld, vindt Haans. ‘Binnen de HvA is de opleiding Social Work er al eerder mee begonnen. Ook als je bijvoorbeeld mensen in de wijk op financieel gebied begeleidt, zoals bij schuldhulpverlening, zijn zulke gesprekken net zo belangrijk.’ Je moet er wel bewust tijd insteken, vult ze aan. ‘Als de behandeling niet lekker loopt, is het goed om een afspraak helemaal of deels vrij te maken voor een gesprek. Dat levert vaak aanknopingspunten op om de zorg aan te passen.’
‘Een open houding en oogcontact zijn belangrijk’
Cultuursensitieve zorg slaagt alleen als de hele organisatie het belang ervan inziet, is Haans overtuiging. ‘Het is niet altijd makkelijk. Vorig jaar stonden er banners in de school vanwege de Diversity Week. “Kan het niet wat minder met al die genderdingen?”, kreeg ik soms te horen. “Nee, dat kan niet”, was mijn antwoord.’