‘We willen laten zien dat we geen “kutmarokkanen” zijn
en we willen meer met Nederlandse mensen in contact komen,’ geeft Gokhan Uslu –
18 jaar, vijfde klas Havo – op als reden om te gaan klussen bij ouderen in de
wijk. Glas naar de glasbak brengen, onkruid wieden, tv-zenders instellen.
‘Ja, wij vinden het gezellig als de ouderen over vroeger praten,’ zegt Gokhan.
‘We zien heel veel overeenkomsten: bijvoorbeeld de verhalen die ze vertellen
over hoe je met een meisje omgaat vóór je getrouwd bent. Ze vertrouwen ons nu
wel, we krijgen een koekje, wat te drinken. En ze geven ons advies: zo moeten
jullie je gedragen.’ Glimlachend: ‘Dat nemen wij aan.’
Future Gang bestaat een jaar of vier. Opgezet door Ajmal Aumaj, nu student
rechten, die op een voetbalveldje werd aangesproken door een jongerenwerker, die
vroeg: ‘Moeten we niet iets doen om het negatieve beeld van jongeren, vooral van
allochtone jongeren, te verbeteren?’ Ajmal zocht wat vrienden bij elkaar en
begon met Future Gang. Sleutel tot succes is dat hij de jongens allemaal kent.
‘Ik heb een persoonlijke band met ze.’ En dat de jongens worden betaald voor hun
klusjes via een stempelkaart. Met dat geld kunnen ze met de groep uitjes
organiseren.
Volgens Ajmal zijn ouderen altijd heel terughoudend: ‘Ze zitten 12 uur per
dag in huis de Telegraaf te lezen. Het is moeilijk de vooroordelen te
doorbreken. Wat helpt is dat we ons loket hebben in een gebouw met verschillende
instellingen in de wijk. De ouderenadviseur kan dan bijvoorbeeld zeggen: ‘hé,
daar kunt u Future Gang voor inschakelen.’
Vooroordelen
Ouderen zijn zielig, zeurderig, ziek en ruiken naar de dood. Dat zijn de
vooroordelen van jongeren. Lawaaimakers, lastig en gewelddadig, dat zijn
jongeren, vinden de meeste ouderen. De vooroordelen worden versterkt doordat in
de huidige maatschappij er allerlei instituties zijn opgezet die de generaties
uit elkaar houden: aparte verzorgingshuizen voor ouderen, aparte buurthuizen
voor jongeren, aparte kinderdagverblijven. Zou het niet beter zijn om jong en
oud samen te brengen, zodat ze beter met elkaar om kunnen gaan in de wijk?
Het NIZW sluit na drie jaar het ‘Nationaal stimuleringsprogramma: de buurt
voor alle leeftijden’ af met een congres op 25 maart. Doel van het
stimuleringsprogramma was nieuwe methodieken aan te reiken voor lokaal sociaal
beleid, gericht op sociale samenhang en sociale veiligheid. Een hele mond vol
voor het opzetten van concrete projecten om oud en jong in de buurt bij elkaar
te brengen. De projecten variëren van klussen door jongeren, of activiteiten
door ouderen op scholen tot het bij elkaar brengen van generaties die lijnrecht
tegenover elkaar staan in de wijk. Alleen door oud en jong met elkaar in contact
te brengen is het mogelijk om de vooroordelen te overwinnen, weet Kees Penninx,
projectleider bij het NIZW van ‘de buurt voor alle leeftijden’. Dat blijft
moeilijk, volgens Penninx ‘Je moet iets omkeren dat cultureel is bepaald’.
Maar willen de generaties iets van elkaar? Het is niet bepaald ‘cool’ om
bij een oudje aan te bellen om te vragen of je nog een klusje kunt doen, erkent
Penninx. ‘Het gebeurt niet zelden dat welzijnswerkers overlast door jongeren
bijvoorbeeld repressief aanpakken: ouderen klagen, dan moet er maar een hangplek
aan de rand van de wijk komen, waar niemand er last van heeft. Maar dan maak je
de kloof alleen maar groter. Die jongeren voelen zich met de vinger nagewezen en
niet serieus genomen.’
Het is best moeilijk de vooroordelen te overbruggen, stelt Jan Hangelbroek:
‘Bij elk project weer.’ Hij is teamleider ouderenwerk bij de welzijnsorganisatie
MDSO in Amsterdam-Oost en betrokken bij de intergenerationele projecten aldaar.
Het reminiscentieproject, waarbij allochtone en autochtone ouderen verhalen
vertellen over hun ervaringen aan kinderen op de basisschool, is een van de
activiteiten. ‘De ouderen reageren in eerste instantie negatief op het idee om
de scholen erbij te betrekken: ‘Moet dat nou, die kinderen zijn zo vervelend,
maken zoveel lawaai’. Maar je ziet dat er tijdens de projecten veel waardering
ontstaat tussen jong en oud voor elkaars kennis en jeugd. Er is duidelijk veel
herkenning in wat kinderen meemaken als ouderen over hun jeugd vertellen. De
kinderen zaten vol met vragen aan de ouderen. Voor de ouderen is zo’n project
belangrijk om uit hun vaak geïsoleerde bestaan te komen. Vooral voor allochtone
ouderen.’
Het contact tussen de generaties geeft nieuwe mogelijkheden de
betrokkenheid van mensen in de wijk te verbeteren, is de overtuiging van Kees
Penninx. Intergenerationeel werk sluit aan bij het lokale beleid voor meer
sociale samenhang en veiligheid. ‘Het blijkt niet gemakkelijk om de juiste plek
te vinden voor inbedding van het project in het gemeentebeleid op langere
termijn. Intergenerationeel werken moet een manier van denken zijn, een visie op
wat je in een wijk wilt.’
Dat vindt ook Jetty Voermans, senior beleidsmedewerker zorg en
ouderenbeleid bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). ‘De gemeenten
moeten een concept ontwikkelen: dít willen we in de wijk bereiken. Op basis
daarvan kan je projecten financieren. Als je vindt dat alle burgers, ook de meer
kwetsbare groepen als ouderen en gehandicapten, moeten kunnen participeren in de
maatschappij, dan kan je als gemeente daarop insteken. Door met die visie bij
welzijnsinstellingen producten in te kopen. Ik denk dat door de
vermaatschappelijking van de zorg het nodig is dat generaties meer naar elkaar
toe groeien. Dat jongeren rekening leren houden met mensen die anders zijn en
dat ouderen minder geïsoleerd raken. Je ziet nu nog te vaak dat gemeenten
subsidies verlenen op basis van oude principes: jongeren en ouderen hebben eigen
activiteiten in hun eigen omgeving. Dat versterkt de kloof.’
Valkuilen
De gemeente moet de infrastructuur bieden voor de maatschappelijke
participatie van alle groepen, vindt Voermans. ‘Ik er ben voorstander van het
oude opbouwwerk in ere te herstellen, in een modern jasje: samenlevingsopbouw.
Op een klein terrein, in de wijk probeer je mensen met elkaar in verbinding te
brengen. Bijvoorbeeld door intergenerationeel werk.’
Drie jaar intergenerationele projecten hebben ook kennis over valkuilen
opgeleverd. Zoals de neiging van welzijnwerkers te hard van stapel te lopen,
zonder met jongeren en ouderen samen te werken, aldus projectleider Penninx.
‘Binnen de welzijnsinstellingen zijn er vaak nog hoge muren. Lang niet altijd
weten bijvoorbeeld ouderenwerkers en sociaal-cultureel werkers elkaar te
vinden.’ Ook de lokale bureaucratische molens zijn een hindernis, volgens
Penninx. ‘Als een groep oud en jong elkaar op een activiteit heeft gevonden,
duurt het zes maanden voor het geld van de gemeente vrijkomt en dan is de groep
alweer uit elkaar gevallen.’
Een andere valkuil dat de energie die ervoor nodig is, wordt onderschat.
‘Het is zeer arbeidsintensief om een project op te zetten en het aan de gang te
houden, weet Jan Hangelbroek uit ervaring. ‘Wij hebben een projectleider
aangetrokken. Hij moet verschillende activiteiten in de buurt organiseren en
begeleiden. Je moet contacten onderhouden met instanties, bijvoorbeeld met de
scholen, die best mee willen werken als het ze niet veel extra tijd kost. De
projecten moeten niet van fondsen afhangen, want er moet een zekere continuïteit
in zitten. Dus de gemeente moet het financieren.’
Intergenerationeel werk zou geïncorporeerd moeten zijn in het gemeentelijk
lokaal beleid om de sociale samenhang in de buurt te verbeteren. Dat is tevens
de manier om de projectfase te ontstijgen. Kees Penninx: ‘We hebben de
instrumenten, weten wat de belemmeringen zijn, nu moeten de gemeenten het
overnemen in hun visie op lokaal sociaal beleid. Intergenerationeel werken moet
onderdeel uitmaken van de samenwerking van instanties in de wijk. Professionals
zitten vaak nog in aparte clubjes te praten. Verbindt die clubjes met elkaar en
er blijkt meer overlap te zijn dan het op het eerste gezicht lijkt.’/Carolien
Stam