De plaats waar de wieg staat, de postcode, bepaalt in hoge mate hoe kansrijk de toekomst van een kind is. Dit inzicht is inmiddels met onderzoek bevestigd. Armoede, achterstand, psychische beperkingen, verslaving, allemaal omstandigheden die aanpakt moeten worden als een kind in het gezin wordt geboren. En dat lukt als geboortebegeleiding en sociaal professionals samenwerken voor en met moeder en kind. Noemer: sociale verloskunde en kansrijke start. Leidend hierin zijn levensloop benadering, ontschotting van zorg en multidisciplinaire ondersteuning. Sociale verloskunde richt zich op het hele continuüm van het zwanger worden, de groei en ontwikkeling tijdens de zwangerschap tot en met de eerste twee levensjaren van het kind. Onderzoekers Eric Steegers en Adja Waelput en journalist Piet-Hein Peeters zijn de redacteuren van een boek dat gemeenten, beleidsmakers en hulpverleners wil inspireren. Peeters: ‘Sociale verloskunde is de ultieme vorm van preventie om op termijn jeugdzorg, psychische problemen, criminaliteit en een leven met een uitkering te vermijden.’
Waarom een boek over Sociale verloskunde?
Adja Waelput: ‘Wij willen kansenongelijkheid verkleinen door baby’s en hun moeder een goede start te bieden. Door hen te helpen een gezond leven te leiden en de gevolgen van sociaaleconomische achterstand, waarin ze al zitten, te beperken. Onze ervaringen met de projecten binnen sociale verloskunde willen we breed delen. Breder dan nu al het geval is. In het sociaal domein leggen bijvoorbeeld professionals werk en inkomen nog niet direct de verbinding tussen een goede start voor kinderen en het inkomen van de moeder.’
Piet-Hein Peeters legt ook een directe link naar het sociaal domein: ‘We hebben de mond vol over het belang van preventie. De eerste jaren van een kind zijn cruciaal voor de ontwikkeling. Professionals in de jeugdzorg krijgen kinderen in zorg met complexe problemen en het duurt vaak járen voor jongeren en jongvolwassenen ermee kunnen dealen. Dan is het logisch dat je probeert de voedingsbodem van die problemen in de eerste levensjaren van een kind met goede begeleiding van professionals uit de geboortezorg en sociaal professionals weg te nemen.’
‘Daarnaast’, zegt Peeters, ‘biedt zwangerschap een mogelijkheid om vrouwen te bereiken die tussen een opeenstapeling van problemen gevangen zitten. Dat zijn vaak niet de vrouwen die snel hulp vragen. Juist de zwangerschap en de eerste jaren na de geboorte van het kind bieden kansen voor professionals contact te maken. Alle moeders willen het beste voor hun kind.’
Wat is de kern van het succes van projecten als Klaar voor een Kind, Moeders van Rotterdam of VoorZorg?
Adja Waelput: ‘We zijn in 2005 begonnen met kaartjes van verschillen in geboortegewicht, vroeggeboorte en babysterfte in verschillende wijken in Rotterdam. Hierdoor kwamen professionals uit verschillende sectoren met elkaar in gesprek. Gezondheidsproblemen en achterstandsproblemen bij zwangere vrouwen bleken geen theoretische exercitie. Professionals herkenden de situaties van jonge vrouwen die in moeilijke omstandigheden zwanger werden en waar ze zich zorgen om maakten. Maar de professionals wisten niet waar ze met hun zorgen terecht konden. Dat is de start voor professionals uit de geboortezorg en sociaal domein met elkaar iets te doen met hun zorg en met de situatie van de zwangere vrouw.’
Piet-Hein Peeters: ‘Op een ROC in Dordrecht is een aparte klas opgezet voor jonge moeders. Wat ik niet wist, is dat zo’n ROC jaarlijks te maken krijgt met tientallen jonge meiden die zwanger zijn. Die jonge vrouwen lijken gebaat te zijn bij een aparte klas waar niemand ze raar aankijkt en waar de docent snapt dat ze al vanaf zes uur in de weer zijn met hun baby. Hulpverleners kunnen in zo’n project heel goed aanhaken voor verdere begeleiding van moeder en kind. Het is vaak een kwestie van naast de jonge moeder staan, aan de hand nemen en desnoods zelf naar het ziekenhuis brengen voor controles als het nodig is. Die werkwijze staat haaks op de het idee van zelfredzaamheid. Dat werkt hier niet. Professionals vertellen in het boek dat ze eerst contact moeten maken en vertrouwen opbouwen met kwetsbare jonge moeders. Als belangrijke zaken op de rails staan, kun je pas gaan kijken naar meer eigen regie voor moeder. Als het al kan.’
Hoe krijg je als hulpverlener contact met vrouwen die roken, alcohol drinken of erger: drugs gebruiken of in de criminaliteit zitten?
Waelput: ‘Als zwangere vrouwen roken, zitten daar veel problemen achter. Veel alcohol drinken gebeurt vaak binnen een andere sociale context. Heel grofweg kun je zeggen dat alcoholgebruik, een glaasje per dag kan al te veel zijn, meer voorkomt bij hoger opgeleide vrouwen. Niet te stoppen rookgedrag zie je vooral bij laagopgeleide zwangere vrouwen. Vrouwen kun je bereiken door – heel simpel – dóór te vragen als blijkt dat iemand rookt of drinkt. Heb je schulden, heb je een partner, heb je werk? Wat je als hulpverlener ziet en merkt, kun je gewoon benoemen. En naast de vrouw gaan staan, zonder te oordelen.’
Adja Waelput heeft jaren geleden in haar eigen praktijk als verloskundige en nu binnen haar werk in de sociale verloskunde ervaren hoe belangrijk het is om vrouwen “vast te houden” en ze niet te laten verzuipen in het systeem van verschillende hulpdomeinen. ‘Hulpverleners zijn zó belangrijk om die jonge vrouwen vast te houden. Ik heb met veel respect gezien hoe jongerenwerkers daar bijvoorbeeld mee omgaan. Geen fluwelen handschoenen, gewoon frontaal het gesprek met die meiden aan gaan. Als moeder niet bij de verloskundige op afspraak komt, gaan de jongerenwerkers daar achteraan. Inmiddels zijn er binnen het landelijke actieprogramma Kansrijke Start 275 lokale coalities van hulpverleners die met elkaar in gesprek gaan over wat er nodig is voor zwangere vrouwen in een achterstandspositie.’
In Rotterdam wordt sociale verloskunde als één op een begeleiding geïntegreerd in het wijkteam. Is dat wenselijk?
Peeters: ‘Eén op een begeleiding is heel kostbaar. In Rotterdam probeert men het project Moeders van Rotterdam in de wijkteams te integreren. Dat is wel spannend, want wijkteams zitten met een hoge caseload, je loopt het risico dat de specifieke hulp aan jonge moeders ondersneeuwt. Het gaat denk ik over prioritering. Natuurlijk, er zijn veel verschillende mensen en verschillende problematieken die allen hulp nodig hebben. Maar verdient de groep jonge zwangere vrouwen in een moeilijke situatie geen prioriteit? Juist omdat deze hulp kan voorkomen dat sociale problematiek en gezondheidsachterstand ook de volgen de generatie weer treffen, dat kinderen op hun tiende in de jeugdzorg komen, dat ze als twintigjarige in de criminaliteit zitten of in de ggz belanden. In het boek staan positieve en ontroerende verhalen van moeders die het hebben gered om hun leven op de rails te krijgen.’
Wat houdt sociale verloskunde als structurele hulp tegen?
Adja Waelput: ‘Het is voor hulpverleners vaak heel lastig om de weg te vinden naar een gezamenlijke aanpak voor deze kwetsbare vrouwen. De kunst is om de omstandigheden te creëren waarin de verschillende professionals elkaar tegen komen en van elkaar weten wat de ander doet. We werken in een weerbarstig systeem met indicaties, wachtlijsten, uitkeringen, meervoudige problematiek. We willen met dit boek laten zien dat het haalbaar is om preventieve zorg voor (aanstaande) ouders voor elkaar te krijgen. Dit boek kan mensen aan het denken zetten. Als we nu investeren in kwetsbare zwangere vrouwen, ouders en hun kinderen, kunnen we de achterstand die hen vaak te wachten staat doorbreken. Daarom hebben we dit boek geschreven.’