De trein van de reïntegratie dendert voort. Alle
bedrijven die zich vanaf 1 januari wilden storten op de bemiddelingsmarkt voor
de zogenoemde fase-4 cliënten, de werklozen die volgens de Sociale Diensten het
minst kans maken op een baan, moeten hun offertes indienen bij het Nederlands
Inkoopcentrum, het bureau dat namens gemeenten de reïntegratiebedrijven
selecteert. Vele koeriers rijden richting Zwolle, waar het is gevestigd. Tot nu
toe lag de markt in handen van vooral welzijnsinstellingen voor
sociaal-cultureel werk. Zij, immers, hadden de expertise en het geduld om zich
met deze moeilijk bemiddelbare groep te bemoeien. Ze krijgen nu concurrentie.
Met ingang van 2003 kan elk reïntegratiebedrijf zich op die markt storten. Veel
welzijnsinstellingen houden hun hart vast. ‘Dat je kansrijke werklozen overlaat
aan de commerciële markt, kan ik begrijpen,’ zegt bijvoorbeeld directeur Dick de
Wit van de Stichting Welzijn Gouda. De Wit is ook voorzitter van Verdiwel, de
vereniging van directeuren van lokale welzijnsorganisaties. ‘Maar deze kwetsbare
groep? Ik moet nog zien of het gaat werken.’
Risico’s
Dick de Wit was eind jaren negentig één van de voortrekkers bij de
invoering van de sociale activering: Mensen met grote problemen, vaak in een
groot sociaal isolement, te ver heen om een baan aan te kunnen moesten ‘van
achter de begonia’s’. Eerst via gezamenlijk koffiedrinken, misschien, daarna,
via vrijwilligerswerk. Ze moesten in elk geval de deur uit, weer onder de
mensen. En wie weet zouden ze ooit zo ver komen dat ze een baan aan zouden
kunnen.
Er was veel scepsis, vertelt De Wit toen zijn organisatie (‘het bureautje’)
In Petto opzette, juist om deze moeilijke groep te helpen. Maar inmiddels draait
het naar volle tevredenheid en doen vrijwel alle gemeenten in Nederland aan
sociale activering. ‘De sceptici van toen hebben ongelijk gekregen. Dat wil
zeggen: als je er vanuit gaat dat je langdurige werklozen met grote problemen
uit hun huis kunt krijgen. Als je zegt: krijg je ze ook aan een baan, dan is het
een ander verhaal. Een baan is niet voor iedereen weggelegd. Sommige mensen
functioneren dankzij medicijnen. Anderen zijn verslaafd geweest en hebben
beschadigingen opgelopen aan hun verstandelijke vermogens. Die houden een baan
moeilijk vol. Maar we laten dat doel niet los.’
Sociale activering kan blijven steken bij het af en toe gezamenlijk
koffiedrinken. Vaak gaan mensen het vrijwilligerswerk in, en heel soms lukt het
iemand een gesubsidieerde baan te bezorgen. Nog zeldzamer is het als een cliënt
een echte baan vindt.
Een plaats als Gouda telt ongeveer zeventigduizend inwoners. De Wit schat
dat er ongeveer 1000 à 1500 mensen tot de doelgroep fase-4 behoren. ‘Daarvan
bemiddelen wij er per jaar 120. We hebben ook nog dertig mensen van
buurtgemeente Waddinxveen onder onze hoede.’ De bemiddeling slaagt, zegt de Wit,
omdat zijn welzijnsorganisatie de lokale situatie op haar duimpje kent. ‘Je moet
de mentaliteit en sfeer van, bijvoorbeeld, de vrijwilligersorganisaties tot in
hun haarvaten kennen. Zodat je heel gericht mensen kunt sturen. Als je iemand zo
ver hebt dat hij naar een bepaalde club gaat en hij wordt vervolgens verkeerd
opgevangen, ben je heel ver van huis. Dan heb je hem een duw de verkeerde kant
op gegeven. Dan kun je het daarna vergeten. Dat risico is heel groot. Je moet
precies weten wat je doet.’
De Wit moet nog zien of de commerciële bedrijven die kennis van de lokale
situatie ook hebben. ‘Misschien werken ze goedkoper. Maar goedkoop kan duurkoop
worden, als ze fouten maken. De overheid moet zich dat realiseren.’
Wildwest
Directeur Roger Hageman van welzijnsorganisatie Traject in Maastricht is
het met De Wit eens. Hageman heeft, net als de anderen, keurig zijn offerte
ingediend. De spanning stijgt, want hij weet dat zich voor Maastricht maar
liefst tien andere partijen hebben ingeschreven. ‘We zijn in volle afwachting,’
laat hij weten. ‘Ons voordeel is dat onze organisatie ook over een servicepunt
voor vrijwilligers beschikt. Maar of we het daarmee redden? We wachten af.’
De sociale activering is een belangrijk onderdeel van de Maastrichtse
organisatie Traject. De omzet bedraagt, volgens de directeur, ongeveer vijf à
zes ton voor de projecten. Ongeveer vier arbeidsplaatsen zijn met het werk
gemoeid. Werkgelegenheid die verdwijnt als ook de opdrachten verdwijnen. ‘Aan de
ene kant is het beangstigend,’ vindt Hageman. ‘Aan de andere kant scherpt het je
organisatie.’
Het is moeilijk opboksen tegen de commerciële bedrijven, realiseert
directeur Jacques Uitterhoeve van welzijnsorganisatie Merites uit het Brabantse
Oosterhout zich. ‘Ik heb gelezen dat ze zich overal op inschrijven. Als ze maar
wat kunnen verdienen. Het is een soort wildwest. Ze moeten overleven op een
markt die nog zeer onrustig is. De marktwerking is doorgeschoten. Ik moet nog
zien hoe dit afloopt.’ Uitterhoeve is optimistisch over de kansen van Merites.
‘Ik geloof in de kwaliteit van ons werk. Ik ben er vast van overtuigd dat we het
halen.’
John Middelkoop van het Vlaardingse Bureau Welzijnsprojecten haalt zijn
schouders op. ‘Ik maak me eerlijk gezegd niet zo druk over de invoering van de
openbare aanbesteding. Je kunt er lang en breed over puffen, maar het is een
gelopen race. Het is besloten. Je kunt je als welzijnsorganisatie nu beter bezig
houden met de vraag: Wat moet ik doen om in aanmerking te komen voor de
opdracht.’ Middelkoop zegt de sociale activeringsprojecten al langer op een min
of meer commerciële manier te organiseren. ‘De gemeente Vlaardingen geeft per
individueel bemiddelingstraject aan wat ze van ons verwacht. Wij geven precies
aan wat we kunnen bieden. Als het in de toekomst zo verder gaat, verandert er
eigenlijk weinig voor ons.’
Middelkoop vindt dat andere organisaties last hebben van koudwatervrees.
‘Als je zegt dat je een ondernemende organisatie bent, moet je ook echt
ondernemend zijn. En niet zeggen: nou wordt het te ondernemend voor ons. Het is
ook te simpel om te zeggen: Wij zijn zó belangrijk bij de sociale activering,
dat het werk eigenlijk niet zonder ons kan worden gedaan. Onzin! Soms heb we te
maken met, bijvoorbeeld, voormalige psychiatrische patiënten die echt beter naar
andere organisaties kunnen worden doorgestuurd. Organisaties met veel meer
kennis is van die specifieke groep.’ Middelkoop verwacht dat zijn Bureau
Welzijnsprojecten qua organisatie klaar is voor te toekomst. ‘Het werk zal veel
flexibeler worden. Ook voor het personeel. Niemand heeft de zekerheid dat hij
voor jaren hetzelfde werk heeft. Wil de klant een bepaalde vorm van jeugdwerk,
dan leveren we dat. Moet er sociale activering komen, dan leveren we dat. Hoe
commerciëler we worden, hoe meer klantgericht we zullen zijn.’/Annet van
Eenennaam