Carolien Stam – ‘Het gaat ook om de positie van de islamitische gemeenschap. Marokkaanse en Turkse jongens manifesteren zich relatief vaak als loverboy. Het enige motief is: op een gemakkelijke manier geld verdienen. De meeste van die jongens zitten al in een criminele omgeving. Ze zien dat het pooierschap loont, zonder veel risico’s. Pooierschap is in feite gelegaliseerd door het opheffen van het bordeelverbod. Dwang is echter wel strafbaar.’
Broers
Ibrahim Wijbenga houdt zich al jaren bezig met de rol van islamitische jongeren in het loverboyprobleem. Hij werd gegrepen door een rechtszaak tegen twee Marokkaanse broers in 1996. ‘Het was beschamend wat die jongens tegen de aanklacht allemaal te berde brachten. Ik vond dat de Islamitische gemeenschap eindelijk moest weten dat dit gebeurt,’ verklaart Wijbenga zijn betrokkenheid.
Greep
Hij is zelf islamiet en ziet met lede ogen aan hoe het taboe op de daden van Marokkaanse loverboys de islamitische gemeenschap in de greep houdt. ‘Ik zie geen tendens dat het wordt veroordeeld. De eerbaarheid van de vrouw staat op het spel. Ze worden nog steeds beschouwd als degene die het er zelf naar hebben gemaakt. Verder staan pooiers in zeer laag aanzien. Islamieten schamen zich ervoor en willen het niet weten.’
Mensenhandelaars
Uit onderzoek blijkt dat 89 procent van de loverboys van allochtone afkomst is. 37 Procent van hen is Marokkaans. Ook veel Turkse jongens zitten diep in de pooierswereld, volgens Ibrahim Wijbenga. ‘Deze groep Turken zijn echte mensenhandelaars. Zijn strak georganiseerd en hebben een internationaal netwerk. Marokkaanse jongens zitten meer in het ”Kleine grut”, hebben een of twee meisjes lopen.’
Aandacht
Ibrahim Wijbenga vindt dat er speciale politieteams moeten komen om de loverboys aan te pakken. Bovendien wordt het hoog tijd dat de Marokkaanse gemeenschap zelf een antwoord geeft op dit probleem. ‘Door via hun eigen verenigingen en stichtingen aandacht te vragen voor de loverboyproblemen. En door met deskundigen aan tafel te zitten en hulp te vragen voor de problemen van slachtoffers van loverboys én voor de daders.’
Winkelcentrum
Wijbenga is gegrepen door de ernst van de problemen. ‘De Marokkaanse loverboys die in 1996 voor de rechter stonden zijn inmiddels getrouwd en lopen door het winkelcentrum van Ede. Maar hun slachtoffers zitten zijn nog steeds – twaalf jaar na dato – in behandeling bij de ggz. Dat vind ik heel schokkend.’