‘Luc, een vroegere studiegenoot en kennis van mij, had psychische problemen. Hij was een tijd opgenomen in een psychiatrische instelling en ging bij mij in de wijk in Antwerpen wonen. Daarna ging het toch weer slechter. Hij deed een zelfmoordpoging en stak zijn huis in brand. Luc werd opnieuw opgenomen. Toen bleek dat zijn vader en ik de enigen waren die hem af en toe bezochten.’
Gemiste kans
Na zo’n drie maanden ging Luc weer zelfstandig in de stad wonen. ‘Zonder dat ik daar iets vanaf wist. De verpleegkundigen hadden niet naar mijn contactgegevens gevraagd. Zij hadden mij als mogelijke bron van informele zorg niet ingeschakeld bij het netwerk rond Luc. Uiteindelijk deed hij weer een zelfmoordpoging. En die slaagde. Door mijn bezoeken gaf ik aan dat ik me om Luc bekommerde, maar ik werd niet betrokken als informele ondersteuner. Blijkbaar is men dat in de psychiatrie niet gewend. Ik werd geduld als bezoeker, verder niet. Een gemiste kans.’
Sociaal netwerk
Met dit voorbeeld schetst Steyaert hoe dramatisch het kan aflopen als het sociale netwerk rond cliënten niet wordt ingeschakeld. Volgens de lector bevat de Wet maatschappelijke ondersteuning wel grote ambities als het om informele zorg gaat, maar is de visie op hoe het sociale netwerk kan worden ingezet, nauwelijks onderbouwd. Daarom richt het onderzoek van de Wmo-werkplaats bij de Fontys Hogeschool Sociale Studies (Eindhoven), zich drie jaar lang op de vraag hoe duurzame, vitale coalities tussen formele en informele zorg tot stand kunnen komen.
Onontgonnen
‘Hoe informele zorg echt een rol kan spelen, is een grote blinde vlek gebleven in de Wmo’, zegt Steyaert. ‘Nu, vijf jaar na de totstandkoming, wordt er eindelijk nadruk gelegd op de Wmo als participatiewet. Maar er komen bezuinigingen aan en de Wmo is een gemakkelijk slachtoffer. Tegelijk wordt de nadruk op informele zorg weer groter. Maar een echte visie op hoe dat moet, is er nauwelijks.’
Het sociale netwerk als bron van informele zorg is nog grotendeels onontgonnen terrein, stelt Steyaert. ‘In de praktijk blijkt de hulpverlening het sociale netwerk eerder te mijden dan op te zoeken. In de Wmo-werkplaats ondernemen we een zoektocht naar vitale coalities tussen formele en informele zorg. In de thuiszorg is de houding van actieve terughoudendheid veel gebruikelijker: kijk wat iemand nog wel kan doen in het huishouden en neem dat niet uit handen. Immers: “If you don’t use it, you lose it”. Die houding zou je moeten toepassen op de informele zorg.’
Mantelzorg
De Wmo-werkplaats in Noord-Brabant gaat op zoek naar de vindplaatsen van het sociale netwerk rond de cliënt. Een voorbeeld is de zelfhulpbeweging uit de jaren ’70. Een ander het organiseren van Eigen Kracht-conferenties toegepast op mantelzorg. ‘In het maatschappelijk werk heeft men vanaf begin twintigste eeuw gewerkt aan het in kaart brengen van de sociale omgeving. Vanaf de jaren ’60 is dat steeds meer beperkt tot de mogelijke rol van collega-hulpverleners In die tijd hoorde het maken van een ecogram, een methode uit het de Amerikaanse social work van Ann Hartmann, nog tot het standaardrepertoire in het maatschappelijk werk.’
Verzorgingsstaat
Volgens Steyaert is bij vier actoren een kanteling nodig om tot betere inzet van sociale netwerken te komen: niet alleen bij de hulpverlener, maar ook bij de cliënt, de burger en de gemeente. ‘De hulpverlener moet ook ruimte maken voor hulpbronnen uit de netwerken van de cliënt. Die moet er zelf aan leren denken dat netwerk in te schakelen en over zijn vraagverlegenheid heen te stappen.
Daarnaast willen burgers steeds minder voor de verzorgingsstaat betalen. Om zorgverschraling te voorkomen, moet de burger dan ook bereid zijn om zelf een deel daarvan te leveren. Hoogleraar Margo Trappenburg noemt dit de overgang van passieve naar actieve solidariteit. En ten slotte dient de gemeente bij de indicatiestelling veel beter in kaart te brengen wat de hulpbronnen binnen het eigen netwerk van de cliënt zijn.’
Competenties
In de Wmo-werkplaats wil Steyaert ook de competenties beschrijven die het inschakelen van sociale netwerken van professionals vergt. ‘Bij sociale professionals is een cultuuromslag nodig. Ze zijn decennialang getraind om alleen de eigen hulpverlening in te zetten. De beleidsbrief Welzijn Nieuwe Stijl spreekt van “een optimale verhouding tussen formele en informele zorg”. Het lijkt of er sprake is van een chemische samenstelling, terwijl het gaat om goede samenwerking. En daar komt veel meer bij kijken.’
Steunsystemen
Steyaert verwijst naar de maatschappelijke steunsystemen die vanuit de geestelijke gezondheidszorg in Nederland worden opgezet om ggz-cliënten in de wijk te ondersteunen. ‘Ggz-instellingen beperken zich vaak tot professionals in de wijk, de wijkagent en de corporaties. De burger kan buiten beeld blijven en staat vaak verlegen aan de zijlijn. De kwetsbare burger kampt met vraagverlegenheid, zo blijkt uit onderzoek van Lilian Linders. Professionals zouden die partijen aan elkaar moeten koppelen. Ze moeten hun rol spelen en alle hulpbronnen leren ontginnen. En meer inzetten op wat Jos van der Lans “de kracht van verbinden” noemt.’
Bakens onduidelijk
Overigens vindt Steyaert de acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl ‘nogal onduidelijk’. ‘De beleidsbrief circuleert in kleine kring. Daarin staat een visie van een staatssecretaris die de uitgangspunten niet verder heeft kunnen uitwerken. Het gebrek aan toelichting heeft natuurlijk alles te maken met de politieke situatie in Nederland. Minister Klink wilde er na de val van het kabinet niet aan. Zolang er geen nieuwe staatssecretaris is, zal de vaagheid over Welzijn Nieuwe Stijl nog wel even voortduren.’
Dit artikel verschijnt in de Zorg + Welzijn-special “Professionalisering. Op zoek naar de nieuwe sociaal werker’. Tijdens het Welzijnsdebat op 14 oktober 2010 presenteert Jan Steyaert zijn nieuwe boek ‘Op zoek naar duurzame zorg’, onder redactie van hemzelf en Rick Kwekkeboom. Meer informatie over het Welzijnsdebat ‘Eigen kracht, sociale stijging en de nieuwe professional’ vindt u hier.
Bron: Special Professionalisering – Zorg + Welzijn Magazine
Wat is het probleem?
Antwoord: het probleem.
Hoe lossen we dit op?
Met de juiste oplossing.
En dat is?
In het bovenstaande geval met mensen
die verstand van dit probleem hebben!
Wie zijn die mensen dan?
Antwoord: de probleemhouders zelf.
Die dienen geschoold te worden, en daar zijn wij in nederland verdraaid goed in!!
Oplossen dit probleem dus, het is tevens een gat in de markt!!
SUCCES!!
geschoold te worden