Super schattig dat het hondje van de activiteitenbegeleider een dag per week bewoners van een verpleeghuis vermaakt. En wat gezellig voor die eenzame dame in de wijk dat iemand van de thuiszorg af en toe met haar kat langskomt. Vaak is dat ons eerste gevoel, zeker als je weet dat veel mensen die ooit een huisdier hadden dit contact missen. Toch is het goed om stil te staan bij het hele verhaal.
Op eigen initiatief
Jan van Summeren van Stichting ZorgDier hoort steeds vaker over zorgprofessionals die op eigen initiatief een huisdier – meestal een hond – meenemen naar hun werk. ‘Wij hebben een groot netwerk en krijgen hier vanuit allerlei instellingen signalen over. Meestal gebeurt het in de ouderenzorg, maar ook in de ggz, het speciaal onderwijs en bij gehandicapten.’
Geen geld
De toename heeft meerdere redenen, gaat hij verder. ‘Steeds vaker is er geen geld om samen met ons een vrijwilligersproject te starten. Dat komt bijvoorbeeld omdat medewerkers die zich bezighielden met fondsenwerving, wegbezuinigd zijn.’ Via Stichting ZorgDier werken vrijwilligers met hun eigen huisdier samen met zorginstellingen. Zij zijn uitgebreid getraind voor dit soort bezoeken. Als er wel budget is, speelt de onbekendheid met Stichting ZorgDier een rol.
Soms ook eigenbelang
‘In het algemeen doen zorgmedewerkers dit vanuit goede bedoelingen’, benadrukt Van Summeren. Incidenteel kan eigenbelang van de zorgmedewerker meespelen, illustreert hij met een voorbeeld. ‘Een zorgmedewerker van een instelling wilde graag een puppy kopen. Haar leidinggevende stemde ermee in dat op de afdeling een bench kwam en het hondje los kon rondlopen. Het idee is dan: twee vliegen in één klap. Fijn voor de cliënten en voor de medewerker. Het was een zware afdeling waar het vaak onrustig was. De puppy had daar last van, socialiseerde niet goed en werd niet zindelijk. Dat leverde stress op bij het hondje en ergernis bij collega’s. Dat ging dus fout.’ Stichting ZorgDier stelt dat een hond pas vanaf één jaar mee op bezoek mag; dan is het dier meestal voldoende gesocialiseerd en gewend geraakt aan het ervaren van nieuwe omgevingen en situaties. ‘Een pup is als een baby: die slaapt vooral. Je neemt een baby toch ook niet mee naar kantoor?’
Dieren worden steeds vaker ingezet om mensen met een fysieke of mentale beperking te helpen, maar het ontbreekt daarbij aan professionele eisen. Om het welzijn van mensen en dieren te garanderen, moet de sector hier nodig iets aan doen, adviseert de Raad voor Dierenaangelegenheden in een rapport vandaag – dinsdag 21 mei. De Raad pleit voor een beroepsvereniging die bijvoorbeeld criteria opstellen, een keurmerk in het leven roepen en scholingsprogramma’s ontwikkelen. ‘Professionals kunnen zich zo onderscheiden van de rest. Momenteel kan iedereen zonder enige vorm van scholing, vaardigheden of kennis dierondersteunende interventies aanbieden’, aldus de Raad.
Risico’s
Zonder goede voorbereiding kan er meer misgaan: dieren die ziektes (zoönosen) overbrengen, cliënten die een allergische reactie krijgen, dieren die ongewenst gedrag vertonen in stressvolle situaties, enzovoorts. ‘Ik heb een mevrouw meegemaakt die voortdurend veel druk op haar hond legde. Toen ze bij ons een evaluatie doorliep waarbij lastige situaties werden nagebootst, viel de hond uit naar onze instructeur. Op dat moment werkte deze mevrouw al twee jaar met haar hond in het speciaal onderwijs. Op ons advies is ze daarmee gestopt.’
Kwaliteitseisen
Maar hoe moet het dan wel? Hoe houd je het veilig en verantwoord? Voor het meenemen van eigen huisdieren bestaan in de zorg geen richtlijnen of protocollen. Op zich vreemd als je bekijkt aan hoeveel zaken wél kwaliteitseisen hangen. Daarom is het belangrijk dat organisaties er beleidsmatig mee aan de gang gaan, stelt Van Summeren. ‘De organisatiestructuur in de zorg- en welzijnssector is op een steeds lager niveau komen te liggen. Zelfsturende teams kunnen veel zelf bepalen. Managers en bestuurders weten vaak niet eens dat ongetrainde mensen en huisdieren de organisatie binnenkomen.’
Combinatie mens en dier
Van belang is ook dat zorgmedewerkers zich realiseren dat ze niet ‘hun dier inzetten’, gaat hij verder. ‘Je zet de combinatie van jezelf en je dier in. Dat betekent dat je het dier als het ware moet kunnen “lezen” en dat het dier volledig op jou vertrouwt. Om te kunnen beoordelen of dat lukt, is het zeer aan te raden om jouw handelen met je dier te laten beoordelen. Wij bieden daar een professioneel traject voor aan, met onder andere acteurs die situaties nadoen. Het is niet gratis, maar het kost minder dan het opstarten van een vrijwilligersproject.’
Eigen afdeling
Een andere belangrijke voorwaarde is vooraf met collega’s en leidinggevenden goed afstemmen waar, wanneer en hoe lang je met je dier op bezoek gaat. ‘Wij raden af om dit op de eigen afdeling te doen. Als je met je hond werkt, zit je in de rol van dierbegeleider. Op de eigen afdeling schiet je onbewust toch snel in de rol van zorgprofessional. Ook als je ambulant werkt, is het beter om geen eigen cliënten te bezoeken.’
Neem jij een dier mee? Belangrijke do’s and dont’s
- Kijk of het mogelijk is om vooraf een training te volgen bij Stichting ZorgDier. Lukt dat niet, ga dan na of het werken met vrijwilligers een oplossing biedt. Informatie en advies hierover vind je op zorgdier.nl.
- Zorg voor voldoende draagvlak binnen je organisatie, zowel bij leidinggevenden als bij collega’s op de werkvloer.
- Selecteer zorgvuldig de cliënten met wie het dier contact zal hebben. Wie heeft er het meeste baat bij? Mensen met verregaande dementie ervaren al snel te veel prikkels als een dier in een groep wordt gezet.
- Neem geen hele jonge dieren mee. Voor een hond geldt: vanaf 1 jaar.
- Het dier moet bij een dierenarts een algehele gezondheidscontrole hebben ondergaan. Honden moeten ingeënt zijn.
- Voorafgaand aan een bezoek mag een hond geen rauw vlees eten vanwege risico op salmonellabesmetting.
- Houd je dier schoon en knip de nagels regelmatig. Zorg ervoor dat je dier vooraf zijn behoefte heeft gedaan om een ‘ongelukje’ te voorkomen.
- Neem een dier niet vaker dan drie keer per week mee en niet langer dan 1 uur per keer.
- Houd een hond aan de lijn om valrisico’s te voorkomen.
- Zorg er altijd voor dat jijzélf het dier begeleidt. Bij iemand anders voelt een dier zich niet veilig genoeg.