De ‘Satanskoffer’, zo noemt
Jellinek-preventiemedewerker Driss Kaamouchi de koffer waarin hij verschillende
soorten drugs voor demonstratiedoeleinden bewaart. Met die benaming maakt hij
duidelijk aan de imams, die de stoomcursus drugshulpverlening volgen bij
Jellinek Preventie in Amsterdam, dat drugs fout zijn, een product van satan.
Maar tegelijkertijd geeft hij aan dat je de koffer niet gesloten moet houden en
de inhoud taboe moet verklaren. ‘Je moet de inhoud onder ogen durven zien, weten
wat de risico’s en verslavingskansen van de verschillende soorten genots- en
geestverruimende middelen zijn. Maar dat gebeurt nog veel te weinig. Alleen door
een gedegen kennis van de werking van de verschillende drugs en van de
hulpverleningsmogelijkheden, kun je voorkomen dat jongeren drugs gaan gebruiken
of hen tijdig hulp bieden.’ Afgelopen voorjaar volgden vijf Amsterdamse imams
voor het eerst een stoomcursus drugshulpverlening zodat zij meer grip te krijgen
op drugsgebruik onder Marokkanen.
Waarom een cursus gericht op imams en niet op de ouders van
jongeren die met drugs in aanraking komen?
‘In de Marokkaanse gemeenschap is het onderwerp drugs en verslaving
onbespreekbaar. Het gebruik van alcohol en drugs is volgens de Koran verboden.
En daarmee is voor veel Marokkaanse ouders de kous af, ze denken dat hun
kinderen geen drugs gebruiken. De werkelijkheid is echter dat toch veel jongeren
met drugs experimenteren en een deel ook verslaafd raakt. De standaardreactie
van de omgeving is dat zij het probleem van een drugsgebruiker zo lang mogelijk
blijft ontkennen. Ondertussen worstelt deze er vaak jarenlang mee in het gezin.
Als dat niet meer lukt, gaat hij kijken of er binnen de familie mensen zijn die
wat kunnen betekenen. Pas na lange tijd komt de drugsgebruiker naar buiten met
het probleem, bijvoorbeeld door een imam of een ander vertrouwenspersoon in te
schakelen. De verslavingszorg komt pas in laatste instantie in beeld. Dan is de
persoon in kwestie vaak al jaren verslaafd. Aan preventie gebeurt veel te
weinig. Ouders hebben vaak geen idee met wie ze kunnen praten wanneer ze
vermoeden dat hun kind aan de drank of drugs is. Het doel van de cursus is dat
de imam in dit traject veel eerder wordt ingeschakeld. Daarmee zou een hoop
ellende kunnen worden voorkomen.’
De imam als drugshulpverlener?
‘Nee, dat is zeer zeker niet de bedoeling. Maar ze kunnen wel problemen
met verslavende middelen signaleren, preventief bezig zijn door bijvoorbeeld in
preken aandacht aan verslaving en verslavende middelen te besteden en mensen
naar ons doorverwijzen. Zij kunnen de mensen erop wijzen dat we een spreekuur
voor Arabisch sprekenden hebben en een infolijn en dat mensen alle dagen bij ons
terechtkunnen voor informatie of advies. Ze kunnen een belangrijke rol spelen om
het verslavingsprobleem bespreekbaar te maken.’
Waarom lukt het de Jellinek zo slecht om ideeën over preventie
en verslavingszorg uit te dragen aan Marokkanen?
‘In de Marokkaanse gemeenschap wordt de zorg van de Jellinek als te
hoogdrempelig beschouwd. De zorg sluit niet aan op haar belevingswereld. In
Marokko bestaat er niet zoiets als verslavingszorg. Marokkanen denken vaak in
termen van witte huizen en gele huizen. De witte staan voor ziekenhuiszorg, de
gele voor gekkenhuizen. In de Marokkaanse optiek vallen de Jellinekklinieken
niet onder de eerste soort, en daarom per definitie onder de tweede, de
gekkenhuizen. Als ik met ouders praat over de verslaving van hun kind en de
mogelijkheid voor behandeling in de Jellinek krijg vaak ik te horen: “Is mijn
zoon dan gek?” “Nee”, zeg ik dan, “hij is verslaafd”. Ik leg ze dan uit wat onze
behandelingen inhouden. Dat mensen er niet zomaar worden opgesloten, maar dat er
iedere dag aan hun verslaving, hun ziekte, wordt gewerkt. Dat iedere dag in het
teken staat van de genezing van die ziekte.’
Van wie is het initiatief voor deze cursus
uitgegaan?
‘Tijdens een bezoek aan een moskee werd me gezegd dat de imam graag
meer zou willen weten over de Nederlandse drugshulpverlening. Vervolgens zijn
een collega en ik met meer imams over die mogelijkheid gaan praten. Je moet
mensen dan wel gericht benaderen. Open werving via een foldertje werkt niet. Je
moet de imams opzoeken, je voorstellen, je gezicht laten zien. Op die manier
toon je respect. Een moskee wordt in Nederland nog vaak gezien als een gesloten
bolwerk dat de orthodoxie uitdraagt. Maar dat is geen realistisch beeld. De
moskee is veeleer een buurtinstituut waar tal van activiteit voor jong en oud
worden georganiseerd.’
Wat hield de cursus in?
‘We hebben een informatiemap samengesteld in het Nederlands en Arabisch
en voorbeeldlezingen en -preken meegegeven. Tijdens de cursus presenteer ik ook
de ‘Satanskoffer’, met allerlei verslavende middelen. Ook zijn we op bezoek
geweest bij het Intercultureel Motivatie Centrum (IMC) van de Jellinek, waar
allochtone cliënten worden voorbereid op klinische of ambulante behandeling. De
imams waren verbaasd hoe goed de drugshulpverlening is georganiseerd. Ze hadden
er ook veel waardering voor dat bij het IMC een kleine moskee is. Ik heb ze
uitgelegd dat we de zorg zo goed mogelijk willen aanpassen aan de wensen van een
cliënt. Dat kan dus ook ondersteuning van de islam betekenen. Of als
Hindoestanen in hun hulpverleningstraject terzijde gestaan willen worden door
een Lukuman of met Winti, dan is dat ook mogelijk. Ik zie het inschakelen van
imams ook als uiting van cliëntgericht werken. Je kunt echt niet meer volstaan
met driehonderd bedden gereedmaken en zeggen: ‘laat ze nu maar komen’. We doen
ook steeds meer intakes en screening op locatie, op het politiebureau of in het
buurthuis. We hebben de imams ook duidelijk gemaakt dat ze ons kunnen bellen als
ze met een aantal jongens zitten die behoorlijk gebruiken. Dan doen we de intake
in de moskee.’
Staan de imams open voor het Nederlands
drugsbeleid?
‘Sommige zaken liggen erg gevoelig. Met name het gedoogbeleid is
moeilijk te vertalen. Het mag wel en het mag niet. Ooit heb ik met imams
enthousiast gepraat over de voordelen van het gedoogbeleid. Toen werd ik direct
door hen op de vingers getikt. Ik mocht uitsluitend zeggen dat het nadelen had.
Oké, daar ga ik niet meer op in. Ik vertel dat ik het beleid niet maak en dat ik
de zorg van de ouders over hun kinderen deel. Je moet steeds weer terugkeren
naar de kern van de boodschap. Ik zeg hun dat ik preventiemedewerker ben, geen
islamoloog. De Koran verbiedt verslavende middelen, maar de realiteit is dat ze
wel worden gebruikt. Over de gevolgen daarvan zegt de Koran weinig. Je kunt
vanuit de moskee wel prediken dat verslavende middelen niet mogen, maar de
moskee is geen wereld op zich. Want vijftig meter van de ingang ligt de
coffeeshop. Dat is de realiteit waar we mee te maken hebben. En daar moeten we
samen iets mee.’/Eric de Kluis