Door Carolien Stam – De indicaties voor huishoudelijke verzorging zijn niet
veranderd. Wel hoe de gemeenten ze invullen, namelijk met voornamelijk
alfahulpen. De cliënt is desondanks tevreden over de geboden hulp. Dat blijkt
uit de eerste tussenrapportage van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Wat is dan het probleem voor staatssecretaris Jet Bussemaker? ‘Mijn taak is te
garanderen dat mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben. De cliënten zijn
kennelijk tevreden. De vraag is hoe gemeenten de hulp invullen. Vroeger is
altijd de hoogste invulling voor huishoudelijke hulp gegeven, met een plus voor
lichte zorg door de huishoudelijke hulp 2. Het blijkt dat in veel gevallen
huishoudelijke hulp 1 ook voldoende is.’
TransitieverschijnselJet Bussemaker is er niet van
overtuigd dat de de verschuiving binnen de huishoudelijke zorg structurele
problemen teweeg zal brengen. Integendeel. Zij volgt de gemeenten in hun
opvatting dat de huidige 70–30 verhouding (alfahulp–huishoudelijke hulp 2) een
zogenoemd transitieverschijnsel, oftewel een voorbijgaand overgangsprobleem is.
‘De cliënt heeft daar’, aldus Bussemaker, ‘weinig last van. Er komen nauwelijks
klachten binnen op het meldpunt en bij de belangenorganisaties van cliënten.’
Daar staat tegenover dat de cliënt zich er niet van bewust is of hij of zij meer
zorg nodig heeft. De meerwaarde van de huishoudelijke zorghulp is juist dat zij
de behoefte aan zorg bij cliënten signaleert. Wie houdt de zorgbehoefte nu in
het oog?
Staatssecretaris Bussemaker zet haar kaarten op de uitvoering van de
Wmo: ‘De bedoeling van de Wmo is dat de gemeente de cliënt kent doordat die
cliënt in verschillende sociale netwerken in de wijk zit. Op die manier weten de
gemeenten, beter nog dan het Centraal Indicatieorgaan Zorg, welke zorg of dienst
de cliënten nodig hebben. Zij moeten integraal kijken naar de zorg- en
ondersteuningsbehoefte van de cliënten.’
De veranderde invulling van de huishoudelijke hulp leidt tot ontslagen
in de thuiszorg en meer alfahulpen. Dat vindt u ongewenst, hebt u
gezegd.‘Er zijn verschillende redenen waarom die ontslagen vallen. Dat
is een gevolg van de verschuiving tussen huishoudelijke hulp en alfahulp. Dat
vind ik zeer onwenselijk. Maar ook omdat sommige thuiszorgorganisaties zich niet
goed hadden voorbereid; ze hadden te veel overhead of dachten “Wij krijgen die
gunning toch wel”.De personele gevolgen verschillen per gemeente en per
regio. Daarom moeten maatregelen ook lokaal worden bezien en genomen. Ik heb net
een brochure verstuurd naar alle gemeenten waarin ik aanbevelingen doe voor het
aanbestedingsbeleid. Ik doe een beroep op gemeenten om bij de aanbesteding niet
alleen economische eisen, maar ook sociale eisen te stellen. De gemeente kan
bijvoorbeeld bedingen dat personeel overgenomen wordt door het bedrijf dat de
opdracht krijgt. Je kunt de huishoudelijke hulp ook op langere termijn
aanbesteden. Personeelsbeleid kan dus een belangrijke eis in de aanbesteding
zijn. Ik wil de wethouders er op aanspreken dat ze zich politiek met de
aanbestedingen bemoeien. Zij bepalen de randvoorwaarden.’
U kunt ook zeggen: ‘Gemeenten, jullie mogen niet onder het CAO-tarief
gaan voor de prijs van een huishoudelijke hulp.’‘Daar heb ik over
nagedacht. Het is technisch onmogelijk, ik kan een alfahulpconstructie niet
verbieden. Maar het is ook in strijd met de gemeentelijke autonomie, waar de
Tweede Kamer zich voor heeft uitgesproken. Om de Wmo na een half jaar te
veranderen moet ik een goede reden hebben. Ik zou die reden nog kunnen vinden
als ik zeker weet dat er tienduizenden ontslagen gaan vallen.’
Brancheorganisatie Actiz zegt dat er binnen twee jaar minstens 12.000
mensen hun werk verliezen.‘Dat begint een enorme getallendiscussie te
worden. Bij het meldpunt zijn tot nog toe 5.000 meldingen van, let wel, mogelijk
ontslag binnengekomen. In veel van die gevallen hebben zorgaanbieders nog geen
overleg gehad met gemeenten, geen sociaal plan en nog geen aanvraag voor ontslag
ingediend bij het Centrum voor Werk en Inkomen. Er zijn tot nu toe nog maar 183
ontslagaanvragen bij CWI’s. Dan zeg ik tegen Actiz: “Jullie zitten ook in dat
meldpunt, kom maar op met je meldingen”. Als er geen rekening wordt gehouden met
mijn maatregelen, kom je tot veel hogere aantallen. Ik kan niet altijd
verhinderen dat er ontslagen vallen, het hoort ook bij het normale leven. Wat ik
wil bestrijden is dat mensen verdwijnen uit de zorg of gedwongen worden alfahulp
te worden. Daarom heb ik alle partijen direct na mijn aantreden om de tafel
geroepen, we hebben een meld- en schakelpunt ontslagen opgericht. Er komt een
mobiliteitscentrum om mensen naar ander werk te begeleiden. Ik heb 20 miljoen
euro uitgetrokken om met scholing deze mensen voor de zorg te behouden. Het idee
is om de vrouwen een stapje boven hun huidige niveau op te leiden.We moeten
het ook niet groter maken dan het is. Gedwongen ontslagen zijn niet altijd
rampzalig, zolang er onmiddellijk perspectief in de vorm van een nieuwe baan in
de zorg kan worden geboden.’
Dan stuit de staatssecretaris al pratende nog op een onderwerp waarover ze
duidelijk nog iets kwijt wil: ‘Ik moet toch ook constateren dat bij een fiks
aantal zorgaanbieders in de thuiszorg de topmensen ver boven de Balkenende-norm
en ook ver boven de door de sector zelf aangelegde norm verdienen. Dan vind ik
het wrang dat zij zeggen gedwongen te zijn hun medewerkers in een
alfahulpconstructie te zetten.’
VerdelingsprobleemHetzelfde argument komt naar
voren als het onderwerp cliëntenstops in de thuiszorg wordt aangesneden.
Meerdere thuiszorgorganisaties hebben laten weten geen cliënten meer te
kunnen helpen omdat hun AWBZ-budget ‘op’ is en de zorgkantoren daarin ook niet
meer kunnen voorzien. Bussemaker: ‘Thuiszorgorganisatie Icare zegt dat ze geen
geld meer heeft om cliënten te helpen, terwijl de vijf mensen aan de top van
Evean, waar Icare deel van uitmaakt, ver boven de sectornorm verdienen.
Misschien is er wel sprake van een verdelingsprobleem in plaats van een
financieringsprobleem. Vorig jaar wilde dezelfde organisatie ook een
cliëntenstop invoeren en heeft vervolgens bijna een miljoen euro winst
gemaakt.’De staatssecretaris wil maar even helder stellen: als er binnen de
regio andere aanbieders van zorg zijn die cliënten kunnen helpen, is er geen
enkele reden om meer geld in te zetten. ‘Mijn verantwoordelijkheid is dat mensen
zorg krijgen, niet om zorginstellingen aan een groter marktaandeel te helpen.’
Al geeft ze toe dat in Drenthe en Flevoland versneld onderzoek wordt gedaan naar
de situatie om te zien of er meer geld bij moet komen.‘Deze toestand geeft
aan’, aldus Bussemaker, ‘dat de prikkels in de AWBZ niet de goede kant op staan.
Enerzijds is het aanbod gestuurd vanuit de overheid, anderzijds gedragen
zorginstellingen zich alsof het een markt is. Vorig jaar is er ook tussentijds
95 miljoen euro bij het AWBZ-budget voor thuiszorg gegaan, uiteindelijk bleek er
133 miljoen over te zijn.’
BezuinigingenBezuinigd wordt er volgend jaar wel op de
AWBZ: 130 miljoen op de ondersteunende begeleiding van cliënten. Daar is veel
kritiek op. Ouderen en gehandicapten komen niet meer achter de geraniums weg.
Bussemaker: ‘Ik streef helemaal niet naar maatregelen om ouderen versneld het
verpleeghuis, een duurdere voorziening, in te krijgen. Daar heb ik niet alleen
de ouderen, maar ook mezelf mee. We moeten wel de, wat ik noem ‘perverse
effecten’ eruit halen. Ik bedoel de aanspraken op de ondersteunende begeleiding
goed afbakenen. Die voorziening is in één jaar 40 procent gegroeid. Ze was ooit
bedoeld voor ondersteuning van zwaar meervoudige gehandicapten. Vandaar dat het
uurtarief ook 45 euro is, er was deskundig personeel voor nodig. Maar de
ondersteunende begeleiding is verworden tot een markt die door andere
zorginstellingen is ontdekt voor zaken als boodschappen doen en de begeleiding
van uitjes. Ik kan niet verkopen dat een alfahulp voor 12,50 euro schoonmaakt en
een andere hulp voor 45 euro per uur boodschappen doet.’Deze diensten vallen
niet onder de ‘langdurig onverzekerbare zorg’ waar de AWBZ voor is, benadrukt
Jet Bussemaker. ‘Dit soort diensten valt binnen de Wmo, of mensen regelen het
zelf. Voor boodschappen en begeleiding kunnen gemeenten bijvoorbeeld lokale
dienstencentra opzetten. Dat schept weer werk voor mensen aan de onderkant van
de arbeidsmarkt. Daarmee sla je meerdere vliegen in een klap.’
Er komt ook geld in de zorg bij: voor verbouw van verpleeghuizen en
voor 6.000 extra werkers in de zorg. Waar haalt u die mensen vandaan in de
komende tijden van arbeidskrapte?‘Misschien komen die mensen wel voor
een deel uit de thuiszorg. Er is geld voor scholing, daarmee kunnen we mensen op
niveau hv 3, waar veel vraag naar is, krijgen. Daarnaast hebben we projecten in
gemeenten voor herintreders en allochtone vrouwen die nog niet werken. In
oktober komen minister Ab Klink en ik met een arbeidsmarktbrief. We willen de
condities voor mensen die in deeltijd werken verbeteren. Als alle deeltijders in
de zorg twee uur meer gaan werken, zou dat in totaal 100.000 fte
opleveren.’Om mensen te werven is het nodig dat het imago van het beroep in
orde is, weet Bussemaker. Zij vindt dat zorginstellingen daarin zelf
verantwoordelijkheid moeten nemen. Door de mensen op de werkvloer op te leiden
en meer carrièreperspectief te bieden. ‘Ik zou graag zien dat de praktische
hoofdverpleegkundige terugkomt in plaats van de huidige manager die vooral
beheersmatig naar het zorgproces kijkt. Belangrijk is ook dat instellingen
luisteren naar hun cliënten én naar hun werknemers. De relatie tussen die twee
is maatgevend voor het werkplezier van de professional en voor de kwaliteit van
de zorg voor de cliënt.’
Sociale betrokkenheidAls iedereen zijn tas al inpakt,
veert staatssecretaris Bussemaker op om nog één ding te zeggen over de
ondersteunende begeleiding. ‘De vraag is of we een samenleving willen waarin
alles door de overheid wordt geregeld. Ik denk dat sociale betrokkenheid en het
netwerk tussen burgers onderling belangrijk is. De kwetsbare groepen? Voor hen
kun je in georganiseerd verband iets blijven doen. Ik was in een verpleeghuis
waar veel ouderen uit de buurt in het restaurant kwamen eten. Het huis had een
tweedehands winkeltje, een buurtwinkel en een soort uitbureautje. Er kwamen dus
allerlei mensen uit de buurt, die ook weer bewoners die veel ouder waren in het
verpleeghuis hielpen. Fantastisch. De kritiek is natuurlijk dat alles maar weer
vrijwillig moet als de overheid zijn handen ervan af trekt. Dat moet ook niet:
vrijwilligerswerk en professionele ondersteuning moeten altijd samen gaan. Maar
ik leef liever in een buurt met dit soort sociale netwerken dan dat ik dagelijks
vijf verschillende professionals aan mijn bed krijg.’