‘Maak jij het wel eens mee? Tijdens de pauze op school,
op jouw sportclub of op het buurtpleintje, dat iemand in vertrouwen vertelt dat
hij het even moeilijk. Je wilt helpen, maar je weet niet goed hoe. Je weet dat
je voor hulp op veel plekken terechtkunt, maar je weet niet precies waar en hoe?
Dan ben jij een jeugdadviseur!’ Het is een tekst waarmee jongeren worden
geworven voor de taak van jeugdadviseur. Het adviseurschap wordt niet echt een
functie genoemd – het is een informele rol die de jongere op zich neemt. Hij is
gewoon een vriend of vriendin – tussen de 15 en 19 jaar – die begaan is met z’n
vrienden en attent is voor hun vragen en problemen. Het project jeugdadviseurs
werd ongeveer tien jaar geleden in België opgezet, en wordt de laatste tijd
steeds meer in Nederland overgenomen. Zo is men actief in Goes, Oostburg,
Amsterdam, Bergen op Zoom, Tilburg en Zoetermeer. Binnenkort start Den Haag met
dit project.
Rol waarmaken
De 18-jarige Glenn Turrekens en de even oude Jonas van Eykeren zijn
drie maanden geleden begonnen met een opleiding tot jeugdadviseur. Zij werken
vanuit het jongereninformatiepunt (jip) in het Belgische Eeklo, een klein
plaatsje tussen Gent en Brugge. ‘Op school liepen veel mensen al vaak op me af.
Ze weten dat ik er voor problemen van anderen open sta,’ vertelt Glenn. Zo
vergaat het de meeste jeugdadviseurs in spe. Toen op zijn mbo-school – waar hij
de opleiding houtbewerking volgt – gevraagd werd om jeugdadviseur te worden,
aarzelde hij niet. Jonas, die door zijn vriend Glenn enthousiast werd gemaakt,
zegt dat hij de enige op zijn school is die zich voor het project heeft
aangemeld. Hoewel hij het wel op zijn school heeft rondgebazuind. Jonas volgt
een mbo-opleiding economie en wiskunde. Toch zijn er inmiddels al zo’n 1500
jeugdadviseurs een België waarvan een groot deel, onder meer door zijn inmiddels
oudere leeftijd, inmiddels niet meer actief is. Vorig jaar werden er 320 in
België opgeleid, op twintig verschillende plaatsen.
De jeugdadviseurs krijgen een opleiding voordat ze hun rol waarmaken.
Deze bestaat uit een weekend of een tweetal samenkomsten. Soms worden er ook
meerder losse sessies georganiseerd. Jongeren maken kennis met elkaar en met het
hulpverleningsaanbod. Ze krijgen informatie en discussiëren over allerhande
thema’s. Bijvoorbeeld relaties, drugs, rechten en plichten. Ook wordt er
geoefend op communicatie en op ondersteuning van leeftijdsgenoten. Na de
opleiding houdt de organisator contact met de jeugdadviseur. In België zijn dat
voornamelijk jongerenadviescentra. Eeklo is één van de weinige plaatsen waar het
project via het jongereninformatiepunt wordt aangeboden. In Nederland is het jip
vaak de organisator, mede omdat de jac’s inmiddels zijn opgegaan in de Bureaus
Jeugdzorg.
‘Met welke problemen vrienden of mede-scholieren komen? Nou ja,
liefdesperikelen bijvoorbeeld,’ noemt Jonas. ‘Mensen moeten bijvoorbeeld van
zich afpraten als de vriend of vriendin ze heeft laten barsten. Ze willen het
duidelijk niet aan de grote klok hangen. Door goed te luisteren krijgen ze soms
zelf een visie op wat er gebeurd is.’ Vervolgens noemt Martine de Vleeschouwer,
medewerker van de jeugddienst in Eeklo en betrokken bij het project, ook andere
zaken waarmee jongeren vaak komen. Zoals constante problemen thuis, ruzie over
een slecht rapport, examenstress of verliefdheid. Het lijken problemen van
alledag, maar voor jongeren zijn ze vaak zeker niet klein te noemen. ‘Het praten
over deze onderwerpen is duidelijk ook preventief bedoeld. Als je van je af kan
praten, je kan iemand in vertrouwen nemen of je wordt doorverwezen naar andere
hulp, kan erger voorkomen,’ weet Glenn. Dat geldt zeker voor de zwaardere
categorie problemen waarmee jongeren kunnen komen: sexueel misbruik,
zelfverminking, verslaving of de neiging tot zelfmoord.
Mini-hulpverleners
Tussen Martine de Vleeschouwer en adviseur Glenn Turrekens ontspint
zich een discussie hoe de taak van de jongere ingevuld moet worden. ‘Wanneer ik
de opleiding heb afgerond zou ik meer bekendheid willen geven aan het
jeugdadviseurschap. Paar uur per week leerlingenhulp. Zo lijkt het me goed dat
de mensen op mijn school weten dat ze op me af kunnen stappen. Ook hoop ik in
mijn woongemeente te bewerkstelligen dat ze een jeugdadviseur in het leven roept
en zo de jeugddienst uitbouwen.’ De Vleeschouwer is het daar niet mee eens. ‘Dan
lijkt het erop dat de jongere met een bordje op de deur gaat zitten van “ik ben
jeugdadviseur”. Daar heb ik het niet zo op. Wij moeten de jongere ook tegen
zichzelf in bescherming nemen. Hij moet niet bekend gaan staan als degene waar
je met alle problemen wel even naartoe kunt. En die vervolgens de problemen de
wereld uithelpt. Stel: de adviseur geeft advies wanneer iemand bij hem komt met
problemen die zo groot zijn dat hij aan zelfmoord denkt. De adviseur denkt het
uit zijn hoofd te praten, maar de jongere slaat vervolgens toch de hand aan
zichzelf. Dat is een te grote verantwoordelijkheid voor de jeugdadviseur.’
Hoewel de discussie over de het adviseurschap af en toe oplaait, is het
project helder omschreven. ‘De adviseurs zijn gewoon jongeren onder de
jongeren,’ stelt Johan Bertels, coördinator van het project in België. Jongeren
hebben vaak het gevoel dat ze nergens hun ei kwijt kunnen en dat willen we met
dit project veranderen. De adviseurs zijn een soort schakel naar de
hulpverlening omdat daarvan de drempel vaak te hoog is. Ook sluit de
hulpverlening dankzij de inbreng van jeugdadviseurs beter aan bij de leefwereld
van jongeren. Op een spontane manier hoor je bijvoorbeeld wat jongeren bezig
houdt. Maar de jeugdadviseurs moeten duidelijk geen mini-hulpverleners worden.
Wanneer een vraag te zwaar wordt, weet de adviseur door te verwijzen en daarbij
te begeleiden. Om alles duidelijk te krijgen en de mensen met problemen op hun
gemak te laten voelen, leert hij tijdens zijn opleiding gesprekstechnieken en
luistervaardigheden.’
Praatpaal
Voor hun kennismakingsweekend zijn alle nieuwe jeugdadviseurs van Eeklo
– acht in totaal – naar een soort kampeerboerderij in Oostende geweest, ‘De
Oesterput’ genaamd. Glenn en Jonas herinneren zich dat ze veel moesten opzoeken
in boekjes die door de organisatie werden gegeven. Ook wordt er gediscussieerd
naar aanleiding van vragen in het spel ‘De Koppiepot’. Bijvoorbeeld: Als je naar
het jac gaat, moet er wel iets serieus aan de hand zijn. Wat vind je van die
uitspraak? Of: Vind je dat jongeren te veel overstelpt worden met informatie via
bijvoorbeeld tijdschriften, tv en internet? En: Sinds enkele weken is je
vriendin Wendy erg depressief. Op een avond vertelt ze dat ze thuis mishandeld
wordt. Wat kan je doen? ‘Het is goed om te praten over dit soort onderwerpen,’
stelt Glenn. De ene zegt dit, de ander dat. Vaak kom je dan tot een soort
consensus en je wordt gestimuleerd er over na te denken.’
Of de jeugdadviseurs het gewenste effect hebben op bekendheid van de
professionele hulpverlening is niet bekend. Sommige jac’s in België zagen wel
een duidelijke toename van de hulpvraag. In Nederland hebben medewerkers van
jip’s ook het idee dat jongeren wat vaker op hun afkomen of worden doorverwezen
naar professionele hulpverlening. Voor een eerste evaluatie van het project is
te rade gegaan bij de jeugdadviseurs zelf. In België blijkt slechts twintig
procent van de jongeren die zich inschreven als jeugdadviseur het aanbod van het
jac te kennen. Waarschijnlijk zal de bekendheid in hun vriendenkring niet groter
zijn. Ook blijkt dat jeugdadviseurs een luisterend oor zijn voor jongeren buiten
de eigen kring: in twintig procent van de gevallen werd hulp gevraagd door
vreemden. Blijkbaar is er sprake van mond-tot-mond reclame. De Vleeschouwer: ‘Ik
vind de resultaten niet echt belangrijk. Daarom vragen wij aan de jeugdadviseur
hoeveel jongeren hij heeft geholpen. En of een adviseur bekendheid wil geven aan
zijn rol, dat moet hij ook zelf uitmaken. Het moet een spontaan project
blijven.’ Wat dat betreft wordstelt men ook met de naamgeving. Jeugdadviseurs
klinkt heel gewichtig. In Zoetermeer – waar een soortgelijk project twee jaar
geleden begon – heette het project Praatpaal./Karsten Pos