Carolien Stam- ‘Ernstige delicten bepalen het beeld over
jeugdcriminaliteit. Ook bij hulpverleners en kinderrechters. Iedereen kan zich
de moord op de Engelse Peuter Jamie Bulger herinneren. Of de moord op conrector
Van Wierden door Murat B. De professionals in het veld zeggen dat de
jeugdcriminaliteit is toegenomen, evenals de zwaarte van de delicten. Dat is
niet zo. ‘Het is meer een kwestie van meer aangiften en meer registratie,’ aldus
Peter van der Laan. Hij is onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum
Criminaliteit en Rechtshandhaving en hoogleraar Sociaal Pedagogische
Hulpverlening aan de Universiteit van Amsterdam.
Integratie
De onderzoeksresultaten zeggen, aldus Van der Laan, dat de betrokkenheid
van allochtone jongeren groter is geworden. ‘Niet alleen absoluut, omdat er meer
allochtone jongeren zijn. Ook in het totale aandeel van de jeugdcriminaliteit.
Marokkaanse en Antilliaanse jongeren zijn oververtegenwoordigd. Een interessante
vraag is waarom wel Marokkaanse jongeren en geen Turkse? Daar hebben we geen
passend antwoord op, maar als je de cijfers over langere tijd bekijkt, zie je
dat bepaalde groepen opkomen en hun aantal ook weer afneemt. Lange tijd
bijvoorbeeld was het aandeel van Surinaamse jongeren groot, nu niet meer. Je zou
kunnen concluderen dat integratie in de samenleving samen gaat met een daling
van het aandeel in criminaliteit.’
OpvoedingskampenHet heil van de opvoedingskampen is ook zo’n maatschappelijk thema dat
volgens Van der Laan totaal niet is gestoeld op wetenschappelijke bevindingen.
‘Het ontbeert een deugdelijke theorie en de structuur in de kampen doet weinig
aan de risicofactoren, de achtergronden van het probleemgedrag van de jongere.’
Risicofactoren
En dat is nou net waar de instanties zich in hun hulpaanbod op moeten
richten: de risicofactoren. ‘Ga nou eens na waarom zo’n jongere een delict
pleegt. Wat zijn de onderliggende factoren?’ Het lijkt een open deur, maar
volgens Peter van der Laan, is het niet vanzelfsprekend de basis voor de aanpak
van delinquent gedrag bij jongeren. Met al die onderliggende risicofactoren van
probleemjongeren kun je aan het werk, zegt hij. ‘Maar justitiële
jeugdinrichtingen zijn daar niet voor uitgerust. Die kunnen bijvoorbeeld niks
met gezinsinterventies, die vaak juist nodig zijn. Of met interventies in de
sociale omgeving van de jongeren, zijn vrienden.’
Ontstaat de maatschappelijke roep naar opvoedingskampen niet door
het falen van de aanpak van jeugdcriminaliteit?
‘Misschien dat de maatschappij wat verlegen is met het probleem. Maar om
tien miljoen euro in de opvoedingskampen te stoppen is weggegooid geld. Het is
volgens mij meer een uiting van politieke flinkheid. Je kunt niet zeggen dat
alle interventies geen of weinig effect hebben. De jongeren bij wie de
interventies wel effect hebben – de grootste groep – zien we niet terug. Voor de
groep die steeds weer bij justitie terugkomt, moeten we nog beter kijken naar de
onderliggende factoren. Want daar gaat het om als je iets wilt doen aan de
recidive van jonge delinquenten. Maar het ontbreekt al in de eerste plaats aan
een goede analyse van wat het probleem nu eigenlijk is.’
U vindt dat de jeugdcriminaliteit te veel gepsychiatriseerd
wordt?
‘Tegenwoordig worden jeugddelinquentie en
gedragsstoornis steeds vaker in één adem genoemd. Veel jeugdige delinquenten
zouden te kampen hebben met een geestelijke stoornis. Dat heeft alles te maken
met de DSM, Diagnostic Manual of Mental Disorders, het systeem waarmee in de
psychiatrie psychische stoornissen worden geclassificeerd. Daardoor kun je tot
een patiënt met psychiatrische problemen worden gemaakt, terwijl het om typisch
leeftijdsgebonden gedragingen gaat.’
‘Als de kern van de problematiek in individuele
stoornissen wordt gezocht, verwaarloos je de rol van de sociale omgeving. Dat is
zorgelijk. Ik begrijp ook niet waarom de orthopedagogen zich niet laten horen
als het gaat om preventie en aanpak van jeugdcriminaliteit. Zij hebben de
expertise in huis integraal te kijken naar de situatie en de omgeving van de
jongere.’
Wat vindt u het zwakke punt in het Operatie
Jong-advies over de toekomst van de jeugdzorg?
‘Het sterke punt is tegelijk het zwakke punt. Van Eijck
zoekt de oplossing bij de integratie van alle voorzieningen. “Samenwerken”
roepen we allang en als je het voor elkaar krijgt werkt het goed. Maar de
oplossing zit niet alleen in de structuur, zeker ook in de inhoud. Dat betekent
ook dat de jeugdzorg zelf aangepakt kan worden. De Centra voor Jeugd en Gezin
zien er veelbelovend uit, vindt Van der Laan. Opvoedingsondersteuning en de hulp
dichtbij ouders en kind heeft effect op de jeugdcriminaliteit, maar hij
waarschuwt voor te groot optimisme: ‘Het is de vraag of we die verbeteringen
weerspiegeld zien in de teruggang van het landelijke cijfer voor
jeugdcriminaliteit. Effectieve interventies zie je doorgaans niet terug in de
statistieken, omdat er steeds opnieuw jongeren zullen zijn die delicten plegen.
Dat zijn overigens geen voorbodes van ernstige criminele carrières. In die zin
is jeugdcriminaliteit geen ernstig fenomeen.’
Lees ook: