Massale heropvoedingskampen, waar nu weer sprake van is om jongeren bij de les te houden, hebben volgens Marinus Traas geen zin. De overheid kan beter investeren in intensieve individuele begeleiding en in meer jeugdbeleid in de buurt. Niet dat investeren in opvoedingsondersteuning verkeerd is, maar betere opvoeding leidt niet tot minder criminele jongeren. Want volgens Traas is het vooral de cultuur onderen jongeren die kinderen aanzet tot crimineel gedrag. ‘Je moet dan denken aan groepsidentiteit en gebruik van geweld, aan experimenteergedrag van jongeren met alcohol en drugs, of aan het beeld van jongens over meisjes.’
Fenomenologische benadering
Marinus Traas, inmiddels 72 jaar, heeft in zijn promotieonderzoek gekozen voor de fenomenologische benadering. Kern daarvan is dat de onderzoeker – naast literatuuronderzoek – een aantal concrete zaken nauwkeurig beschrijft om te begrijpen wat de oorzaken zijn voor een bepaald fenomeen. Zo komt Traas tot de conclusie dat niet de opvoeding, maar vooral de jeugdcultuur van invloed is op een al dan niet criminele loopbaan.
Risicogedrag
Weliswaar maken opvoeding en een instabiele gezinssituatie jongeren ‘gevoelig’ voor risicogedrag. Maar dat geldt ook voor het opgaan in de massaliteit van enorm grote scholen en vooral de woonsituatie en daarmee samenhangend de sociaal-economische omstandigheden. Traas: ‘Als je in een probleemwijk woont, krijg je nu eenmaal moeilijker aansluiting met de “gewone” maatschappij.’
Overheid
Marinus Traas vindt dat de overheid zich actiever moet opstellen om de ‘kwalijke invloeden’ van geweld en hebzucht via tv en internet in te dammen. ‘Een groot deel van de beïnvloeding onder jongeren speelt zich op internet af, daar ontmoet men elkaar en dat gaat vrij ongecontroleerd.’
Op de vraag hoe de overheid daarbij kan ingrijpen heeft ook Traas niet direct een antwoord. Wel dicht hij een belangrijke rol toe aan de hulpverleners in het jongeren- en jeugdbeleid. Zij moeten de pseudo-identiteit herkennen die jongeren zich aanmeten om te overleven in een snel veranderende maatschappij. De “performance” – de wijze waarop de jongere zich presenteert – die jongeren zich eigen maken, wordt volgens Traas onder meer duidelijk in lichamelijke attributen, zoals kleding, sieraden, tatoeages. ‘Hulpverleners moeten de performance herkennen om de invloeden waaraan de jongere blootstaat te herkennen. Dan kan je ook het gedrag van die jongere begrijpen en van daaruit kun je proberen dat gedrag te veranderen.’