De tienjarige Antilliaan Humphrey woont met zijn familie in een appartement in Amsterdam Zuidoost. Zijn leven verandert drastisch als een Israëlisch vliegtuig op 4 oktober 1992 op zijn flat stort. Humphrey redt zijn tante en neefje, maar moet een om hulp roepende buurjongen achterlaten. Jeugdhulpverlener Harrie Postma leert hem na de Bijlmerramp kennen en ziet een beschadigde jongen tegenover zich. Humphrey is stil en depressief. Alleen tijdens een potje voetbal laat hij zich even gaan. Postma ziet hoe belangrijk sport voor hem is en besluit hem te helpen. Zijn moeder heeft geen geld voor sport en daarom sprokkelt Postma geld bij elkaar voor het lidmaatschap van de voetbalclub en een sportuitrusting. Met Humphrey gaat het dankzij voetbal al snel een stuk beter. Postma ziet sport dan ook als vorm van therapie. Een uitlaatklep, om structuur en discipline bij te brengen, om samen te werken, leren om te gaan met winnen en verliezen en om zelfvertrouwen te krijgen.
Humphrey bracht Harrie Postma op het idee een Jeugdsportfonds op te richten. Dit fonds is bestemd voor kinderen en jongeren tot 21 jaar die om financiële redenen niet lid kunnen worden van een sportvereniging. Begeleiders van deze kinderen – hulpverleners, leerkrachten, maatschappelijk werkers – kunnen een beroep doen op het sportfonds voor een jaarlijkse bijdrage. Postma beslist binnen veertien dagen over de aanvraag die maximaal 225 euro per kind per jaar is. Het geld wordt rechtstreeks overgemaakt naar de sportvereniging.
Harrie Postma heeft sinds de start van het fonds in 1997 al duizenden aanvragen gehonoreerd. Hij krijgt geld van de gemeente Amsterdam, van verschillende fondsen en van donateurs. Inmiddels is Postma fulltime bezig met het Jeugdsportfonds Amsterdam en binnenkort start het Jeugdsportfonds ook in Limburg. ‘We hebben met het fonds bewezen op een relatief simpele manier kinderen en jongeren te helpen. Door het sporten bij een vereniging veranderen jongeren in positieve zin. Risicojongeren krijgen andere netwerken en dat verandert een hoop. Als je zo voorkomt dat ze zich gaan vervelen, hoeven ze ook niet op straat rond te hangen en krijgen ze meer zelfvertrouwen.’
Het Jeugdsportfonds werkt nauw samen met onder andere de lokale Bureaus Jeugdzorg, straathoekwerkers en Nieuwe Perspectieven, een organisatie die criminele jongeren helpt. Postma benadrukt dat sporten voor iedereen is en dat het fonds niet alleen kinderen met problemen helpt. ‘Maar wat je met sport allemaal kunt bereiken wordt nog niet voldoende erkend. Ik weet zeker dat sport het aantal hulpverleningsuren drastisch kan verminderen. Het zou daarom als vaste methode ingezet moeten worden.’
De Angolees José Manuel Augusto da Silveira Neto (21) heeft zelf ervaren wat het effect van sport kan zijn. Door een burgeroorlog vluchtte hij op 16-jarige leeftijd in zijn eentje naar Nederland. Zijn mentor van Vluchtelingenwerk Nederland raadde hem aan te gaan sporten. Met geld van het sportfonds doet hij aan atletiek. En niet zonder succes. Hij werd vorig jaar niet alleen tweede op de Nederlandse kampioenschappen hink-stap-sprong, maar hij heeft ook tragische gebeurtenissen kunnen verwerken. José: ‘Ik zie sport als een vorm van therapie. Het lukt me steeds beter om te gaan met mijn trauma’s en daarnaast heeft het me ook geholpen om te integreren. Hierdoor kan ik als voorbeeld werken voor andere ama’s. Als je talenten geprikkeld worden en je kunt er daadwerkelijk iets mee doen, voel je je een stuk beter.’ José moet eind 2004 weer terug naar zijn geboorteland. Hij is van plan om samen met Harrie Postma een Jeugdsportfonds in Angola op te zetten. ‘Dan is mijn tijd hier niet voor niets geweest en kan ik wat betekenen voor mijn land. In Angola zijn veel kindsoldaten die na de burgeroorlog zwaar getraumatiseerd zijn. Ik weet zeker dat ik ontzettend veel jongeren kan helpen met sport, net zoals het mij geholpen heeft.’ José heeft net zijn opleiding SPW afgerond. Als hulpverlener, topsporter en ambassadeur van het Jeugdsportfonds zal hij succesvol terugkeren naar Angola.
Winston Edam, opbouwwerker bij stichting Streetcornerwork in Amsterdam, vindt de beroepscombinatie sportleraar en hulpverlener net als José een goede methode om jongeren te helpen. Hij werkt met randgroepjongeren in de leeftijd van 14 tot 23 jaar. Sport ziet hij als een instrument om op een positieve manier een ingang te vinden bij deze groep. Edam probeert ze te motiveren om te gaan sporten en wanneer de jongeren geen geld hebben, vraagt hij hulp aan het Jeugdsportfonds. Een deel van deze groep traint hij zelf in boksen en thai-boksen. ‘Als je met deze jongens van de straat een gesprek wilt aanknopen, dan moet je dat niet op de traditionele manier doen. Ik merk dat ze na het thai-boksen heel open zijn. Ze hebben zich afgereageerd en via het sporten kun je op een laagdrempelige manier praten over hun problemen. Het sporten helpt hen ook om zelfvertrouwen te krijgen. Op straat is het een kwestie van overleven. Bij het boksen halen ze hun status uit hard trainen en gedisciplineerd zijn. Hier krijgen ze respect door hun sportieve inzet en niet door hun machogedrag op straat.’