Snelle oplossingen en een ‘one size fits all’, werken niet om kwetsbare jongeren, naar werk of (verdere) scholing te begeleiden, weet Sonja Bekker, universitair hoofddocent arbeidsmarkt en sociaal beleid aan de Universiteit van Tilburg. Zeker niet op de lange termijn. En zeker niet als het gaat om jongeren met minder kansen vanwege bijvoorbeeld weinig opleiding, vaardigheden, zelfvertrouwen, netwerk en een instabiele thuissituatie. Voor hen is maatwerk nodig, een lange adem en geduld, want vaak gaat het in kleine stapjes. Sociaal werkers zijn hierbij volgens haar cruciaal om deze jongeren te vinden en een vertrouwensband met ze op te bouwen. ‘Dat is vaak nodig voordat ze hulp aanvaarden, dus voordat welke interventie dan ook succes kan hebben.’
Draaideur
Klinkt logisch. Maar de maatschappelijke en politieke context is vaak anders, weet Bekker. ‘Sociaal werkers moeten vaak verdedigen dat hun werk nuttig is, want in de maatschappij overheerst het korte termijndenken en tijd = geld. Zo telt in de statistieken bijvoorbeeld alleen uitstroom naar werk als een succes – niet de stappen er naar toe.’
Daarbij wordt volgens haar bovendien niet kritisch genoeg gekeken naar wat voor werk. ‘Een tijdelijk uitzendbaantje telt dan als uitstroom = succes. Terwijl dit een jongere lang niet altijd verder helpt. Vaak belanden ze in een draaideur van tijdelijke baan, naar werkloosheid, naar tijdelijke baan. Op de lange termijn schiet de jongere daar niets mee op en de samenleving ook niet, want het is een recept voor langdurige instabiliteit.’
Beter is het volgens haar – zeker in tijden van crisis als er dus weinig banen zijn – enerzijds te investeren in de jongeren door middel van scholing en stages en anderzijds (‘maar dat is voor de overheid, werkgevers en vakbonden’) banen voor jongeren te creëren en de doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt te stoppen.
Vroeg bij zijn
Bekker deed internationaal onderzoek naar de lessen die van de vorige crisis te leren zijn met betrekking tot de bestrijding van jeugdwerkloosheid. De belangrijkste: er vroeg bij zijn. Bekker: ‘Er vroeg bij zijn, is essentieel, want hoe langer je wacht, hoe groter de problemen vaak al zijn geworden, en/of hoe groter de afstand tot school of arbeidsmarkt. Dat betekent: inzetten op voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten – wat Nederland volgens Bekker de laatste jaren al vrij goed doet. Maar ook daarna een jongere niet loslaten. ‘Praktijkscholen of scholen voor het voortgezet speciaal onderwijs doen nu al vaak wel wat aan nazorg; een terugkomgesprek, contact met werkgevers. Dat is een succesformule.’
Maatwerk
In de Europese jeugdgarantie, opgesteld in de vorige crisis, betekent een snelle interventie dat een jongeren binnen vier maanden na schoolverlaten of werkloosheid een goed aanbod krijgt voor scholing, stage of werk. En een goed aanbod is in de ogen van Bekker: maatwerk. ‘In de praktijk zijn (re-integratie)programma’s nog te vaak ‘one size fits all’. Dat is makkelijker en goedkoper dan maatwerk, maar een standaardpakket werkt niet, zo wijst elk onderzoek uit. Wil een aanbod succes hebben, dan moet het echt aansluiten op de interesses en de hulpvraag van jongeren. Zo heeft een jonge moeder wellicht eerst kinderopvang nodig en een jongeren met schulden hulp om z’n financiën op orde te krijgen.’
Gaten en bruggen
Belangrijk is ook, zegt ze: betere samenwerking tussen scholen, gemeenten, instanties als het UWV en eventueel werkgevers waarbij iedereen over de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid heen durft te kijken om korte lijntjes, ‘warme overdracht’ en onorthodoxe oplossingen mogelijk te maken. Nu kan een jongeren bijvoorbeeld vaak niet halverwege een schooljaar (opnieuw) instromen op school. ‘Dat is zonde. Het zou mooi zijn als er aan het einde van de school geen gat zou zijn waarin een jongere het zelf maar uit moet zoeken, maar dat er een brug was tussen school en werk. En ook tussen de ene en de andere tijdelijke baan, want juist in die ‘gaten’ zijn jongeren kwetsbaar: geen werk, geen school, en soms ook geen uitkering, dus geen inkomsten.
Verdwenen
Bekker hekelt in die context ook de vier weken wachttijd die jongeren bij gemeenten hebben als ze een bijstandsuitkering aanvragen. ‘Zoek het eerst zelf maar uit, kom over vier weken maar terug’ is dan de boodschap. Mijn collega heeft onderzocht dat een groot deel van de jongeren vervolgens na vier weken niet terugkomt. Misschien omdat ze werk hebben gevonden, maar het punt is: dat weten we niet. Zij zijn van de radar verdwenen.’
Vangnet
Bij kansrijke jongeren met een stabiele thuissituatie vormen ouders vaak de brug: die vangen hun kind weer op als het zonder werk, huis of inkomsten komt te zitten. Maar juist voor kwetsbare jongeren zonder zo’n thuissituatie, zouden er betere voorzieningen en vangnetten moeten zijn, meent Bekker. ‘Sociaal werkers, jongerenwerkers, of (job)coaches vormen nu soms die bruggen, maar hen ontbreekt het daarvoor vaak aan de tijd en de middelen. Het zou goed zijn als gemeenten hen daar meer armslag voor zouden geven.’