Waar ben je geweest? Met wie heb je gesproken? Hoe lang? Onder welke productcode valt dat? En onder welke activiteit? In veel gemeenten moeten jeugdzorgmedewerkers dagelijks, soms tot op de minuut, bijhouden hoe ze hun tijd hebben besteed. Daarvoor zijn er meer dan vijfhonderd productcodes, die weer onderverdeeld zijn in activiteiten. Om horendol van te worden – en dat worden de jeugdhulpmedewerkers dus ook.
Schrapdagen
Ergernis nummer 1 is dit tijdschrijven. Met stip. Vanwege de enorme belasting, maar zeker ook vanwege het wantrouwen dat veel jeugdhulpverleners erbij ervaren. Dat bleek tijdens de landelijke schrapdagen die afgelopen jaren overal in het land werden gehouden. Deze schrapsessies, een initiatief van vakbeweging FNV, waren een onderdeel van het grotere programma Ontregel de zorg dat in mei 2018 van start ging met Rita Verdonk als ‘aanjager’. Het doel: de regeldruk in het sociaal domein aanpakken door overbodige regels en administratieve handelingen te schrappen. Te beginnen met tijdschrijven dus, als het aan de jeugdzorgmedewerkers lag.
Eerste stap
‘Dit signaal is opgepakt’, zegt Hans Spigt, voorzitter van Jeugdzorg Nederland. Een half jaar heeft hij onderhandeld met het ministerie van VWS, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de vakbonden FNV en CNV. En het resultaat daarvan ligt er nu: het convenant stoppen met tijdschrijven voor jeugd- en opvoedhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Donderdag 11 juni wordt het ondertekend. ‘Een eerste belangrijke stap’, noemt Spigt het in een brief naar alle betrokken partijen waarin hij aangeeft dat de leden van Jeugdzorg Nederland ermee instemmen. Maar daarin geeft hij ook aan ‘dat met het convenant de werkelijke problemen nog niet wezenlijk worden opgelost.’
U staat nog niet te juichen?
‘Nee dat staan we niet. We zijn kritisch. Het is een stap in de goede richting om te helpen het tijdschrijven terug te dringen, maar we zijn er nog niet van af. Dat was ook de kritiek uit onze achterban: ‘Het gaat niet ver genoeg’, en ‘Dit is nog niet het resultaat dat we graag willen.’ Dat begrijp ik, en dat vind ik ook, maar dit was voor nu het hoogst haalbare. Met name de VNG wilde nog niet verder gaan. Het was dit of niks.’
Wat is er wel bereikt?
‘Dat alle partijen zwart op wit zeggen: we willen ervan af en we gaan “vermijdbaar tijdschrijven” voorkomen. Gemeenten wilden nog niet zo ver gaan om het af te schaffen of te verbieden, maar dit is een eerste stap richting afschaffen, want het ministerie heeft aangegeven dat ze met een ‘ministeriële regeling’ komt waarin dit geregeld wordt. Daar hebben wij, samen met de vakbonden, sterk op aangedrongen, want daarmee verplicht VWS zich dus ook om er bovenop te blijven zitten, wat een belangrijke stok achter de deur is voor gemeenten om hier serieus aan de slag te gaan. Dat is winst.’
Wat gaan jeugdhulpmedewerkers er in de praktijk van merken?
‘Ze moeten gaan merken dat het tijdschrijven minder wordt, en globaler. Niet meer op de minuut. Maar beloven kan ik dit niet. Sowieso gaat dit convenant over nieuwe contracten. Wat er nu is afgesproken, loopt gewoon door. Maar als er straks, in 2021, nieuwe contracten en een nieuwe cao worden afgesloten dan moet daarin het afleggen van verantwoordelijkheid op een andere manier geregeld zijn dan door tijdschrijven. Gemeenten zijn daarvoor nu aan zet om een andere verantwoordingsystematiek te ontwikkelen. Wij hebben daar overigens wel ideeën over.’
Hoe moet het wel volgens Jeugdzorg Nederland?
‘We moeten veel meer toe naar resultaatverantwoordelijkheid. Waarbij je aan de voorkant afspreekt wat je gaat doet en wat je daarmee wilt bereiken. En daar kan je dan manieren voor afspreken hoe dat achteraf te “meten”. Bijvoorbeeld: hoeveel mensen zijn er aangemeld, hoeveel mensen waren na één gesprek al voldoende geholpen en hoeveel zijn er doorverwezen? En waren ze tevreden over de hulp? Dat kan je bijvoorbeeld meten met een klanttevredenheidsonderzoek. Op zo’n manier ben je ook echt bezig met de kwaliteit en het resultaat van de zorg. Want dat is het absurde van het tijdschrijven. Niet alleen kost het de individuele medewerkers idioot veel tijd en ergernis, het zegt ook helemaal niets over de kwaliteit of het resultaat van de zorg.’