Door Carolien Stam – In zes van de twaalf provincies en grootstedelijke regio’s stijgen de wachtlijsten in de jeugdzorg weer. Dat blijkt uit cijfers van het Interprovinciaal Overleg – IPO, de koepel van provincies. De teller staat, na een daling in de eerste drie maanden van dit jaar, weer op 4.946 kinderen die langer dan negen weken op een eerste contact wachten. ‘Het feit dat je geld hebt, wil nog niet zeggen dat je voldoende gekwalificeerd personeel aan kunt trekken,’ aldus IPO-woordvoerder Bertine van Bavel.
Meer geld
De provincies hebben met minister Rouvoet afgesproken dat voor het eind van dit jaar de wachtlijsten in de jeugdzorg zijn opgelost. Zij doen dat door meer geld te besteden uit eigen middelen en met extra 115 miljoen euro die minister Rouvoet ter beschikking heeft gesteld. Afgelopen mei waarschuwde de minister de provincies al, omdat de wachtlijsten maar langzaam korter werden.
Diverse factoren
Volgens IPO-woordvoerder Van Bavel zijn er bij verschillende provincies diverse factoren van invloed op de weer stijgende wachtlijsten. ‘Bij de ene provincies is de instroom heel groot, bij de andere loopt de instroom juist terug, maar is de capaciteit weer onvoldoende. Daarom is het ook lastig te sturen op één algemene oorzaak.’
Garantie
Wel stelt het IPO dat provincies scherpere overeenkomsten met zorgaanbieders moet maken en dringt aan op garantie dat deze ook worden nagekomen. Dus de afspraken met zorgaanbieders vormen een probleem? ‘Dat kan je er uit lezen,’ aldus de IPO-woordvoerder. ‘Uitgangspunt is te zoeken naar ruimte om dit probleem op te lossen. Dat is in het belang van de kinderen. De winst zit in het nakomen van afspraken met zorgaanbieders. Als afspraken niet worden nagekomen, dan heeft dat gevolgen.’
Aanwijzing
De minister heeft inmiddels zes verantwoordelijke gedeputeerden en wethouders van achterblijvende provincies en grootstedelijke regio’s ontboden voor uitleg. Het gaat om Utrecht (200 wachtende kinderen), Amsterdam (602), Gelderland (885), Noord-Holland (346), Zuid-Holland (606) en Noord-Brabant (942 wachtende kinderen). Rouvoet schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat hij ‘niet zal aarzelen om alle mij ter beschikking staande instrumenten in te zetten om realisatie van de prestatieafspraken te bereiken, inclusief – indien noodzakelijk – het geven van een bestuurlijke aanwijzing,’ een maatregel om en lagere overheid ergens toe te dwingen.
Meer weten? Lees dan ook de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Daarvoor kunt u zich hier aanmelden.
Ik ben zelf werkzaam in jeugdzorg en manager van verschillende teams. Ik kan wel zeggen dat niet alle hulpverleners achter hun bureau zitten. Als ze dit al doen is het omdat ze teveel op papier moeten zetten. Het zou veel schelen als anderen (ondersteuning) ingezet worden om de rapporten ed uit te werken en te verzenden. Zo kunnen hulpverleners doen waarvoor ze geleerd hebben en wat hun drive is om bij jeugdzorg te gaan werken nl. het ondersteunen van jongeren in hun groei en ouders in de opvoeding van hun kind. Daarbij bestrijd ik dat ze watjes zijn en niet geschikt, het is moeilijk werken met jongeren die gedwongen de hulpverlening ingezet worden. Het getuigd van inzet, doorzettingsvermogen en lef om in de jeugdzorg te gaan werken.
Het is nog steeds het geitenwollensokken gedoe als in de jaren 70/80 van de vorige eeuw.
De meeste hulpverleners zijn watjes en zijn niet geschikt. Zij projecteren hun eigen problemen op hun cliënt en zitten meestal achter het bureau om florisante rapporten te schrijven hoe goed ze zijn. Dit is om zichzelf in stand te houden. Maar in het veld zijn ze nergens. De hogere leiding is te soft. Neem b.v Rouvoet ook zo’n zacht ei. Ondanks zijn drijgende houding gaat er totaal geen daadkracht van uit.
Het is de grootste blunder om deze man als minister om hem de jeugdzorg te geven. Hij dreigt wel maar er gaat verder niets van uit.