Bureau jeugdzorg gaat op in het centrum voor jeugd en gezin voor de vrijwillige zorg aan kinderen. Een goede zaak, vindt Jo Hermanns, hoogleraar opvoedkunde. ‘Het opent nieuwe perspectieven, al moet het nog wel inhoudelijk ingevuld worden. Dat vraagt sterke sturing van de rijksoverheid. Die moet concreet maken welke competenties professionals moeten hebben.’
Financiering
Het CJG wordt de spil van alle hulp en zorg voor de jeugd volgens het kabinetstandpunt. De eigen kracht van gezinnen moet worden versterkt door de directe hulp van het CJG. De overgang van jeugdzorg – én de financiering – van provincie naar gemeenten vergt enige jaren, volgens het kabinet. De gedwongen jeugdzorg – gezinsvoogdij en jeugdreclassering – staat los van het CJG, om ouders niet af te schrikken.
Gedwongen hulp
Jo Hermanns is blij met de scheiding vrijwillige en gedwongen jeugdhulp. En ook dat de provincies er bestuurlijk tussenuit worden gehaald. ‘Dat scheelt veel bureaucratie en geld.’ Door de vrijwillige hulp in het CJG te concentreren wordt het volgens hem beter mogelijk gezinnen te helpen ‘het gewone leven te herstellen.’
Leefomstandigheden
Volgens Hermanns zijn de opvoedperikelen van multiprobleemgezinnen vooral geworteld in hun leefomstandigheden: ‘Het heeft te maken met zaken als inkomen, schulden, wonen, werken, veiligheid. Verwijzen van die gezinnen naar gespecialiseerde jeugdzorg heeft weinig zin. Mijn ervaring is dat de helft van die problemen niet met opvoeden en opgroeien te maken heeft, maar met de leefomstandigheden. Die kan een gemeentelijke overheid veel beter oplossen in één gezin, één plan dan de jeugdzorg, die zich vooral op het kind richt.’
Flinke draai
Niet alleen instellingen moeten een draai maken, ook professionals in de jeugdzorg moeten volgens Jo Hermanns ‘een flinke draai maken in de richting van “het herstel van het gewone leven”. In plaats van oplossingen zoeken in probleemdefiniëringen zoals professionals die hanteren. De draaiing van de werkvisie van professionals heeft meer kans in het CJG, denkt Hermanns. ‘Daar staan hulpverleners dichterbij het leven van de gezinnen.’
Diagnostiek
Overigens kunnen evidence based interventies, diagnostiek en allerlei therapeutische specialiteiten prima een plaats krijgen in de hulpverlening, vindt Hermanns. ‘Maar dan wel voor zover ze tot doel hebben het gezin te helpen weer een gewoon leven op te bouwen.’
Meer nieuws in uw inbox? Klik hier voor de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Voor meer achtergronden en opinies, neem hier een abonnement op Zorg + Welzijn Magazine.
Bron: Foto: Ton Kastermans
Ik sta helemaal achter het betoog van dhr Hermans.Ouders moeten intensief bij het proces betrokken worden(ze kunnen heel erg goed aangeven wat ze nodig hebben).Vanuit mijn stichting lig ik met regelmaat overhoop met ondere andere BJA omdat men zich alleen maar concentreerd om een gezin als negatief neer te zetten en niet zoekt naar een positieve samenwerking met het gezin, rondom multiproblem gezinnen spelen er allerlei factoren een rol en dat moet ook aangepakt worden. de methodiek die ik vanuit mijn stichting toepast en succesvol is (de integrale-fatima aanpak)daarin wordt het probleem en het gezin centraal gesteld en alle factoren die er nodig zijn om positief hulp te kunnen verlenen en van daaruit gaat de stichting dan aan de slag.
Ik hoop van harte dat de aanbevelingen van de heer Hermans aangenomen en toegepast zullen worden.
Jo Hermans raakt hier de kern van waar het in de hulp aan gezinnen eigenlijk om gaat. Bijna altijd gaat de problematiek van het kind gepaard met sociale omstandigheden die fors bijdragen aan die problematiek en onmacht bij de ouders geven om adequate oplossingen te vinden. Als de scheiding tussen geindiceerde en niet geindiceerde zorg wegvalt kan vanuit het CJG zowel op opvoedingsondersteuning als op de sociale problematiek worden ingezet. Natuurlijk moet gespecialiceerde zorg waar nodig worden ingezet maar dan het liefst in combinatie en gelijktijdig met hulp op de andere gebieden. Een gezin een plan is daar een voorwaarde voor.
Wij zien het inhoudelijke gerichte pleidooi van Jo Hermans wel zitten.
Het past in onze visie dat we in de jeugdzorg met zijn allen eindelijk eens een postief pedagogisch kader moeten vaststellen. Zodat iedere werker in de brede jeugdzorg en verder zich kan en mag richten op kinderen die uiteindelijk zo zelfstandig en succesvol mogelijk moeten kunnen functioneren in de maatschappij.
Wat ons betreft is daarvoor de branche kinderopvang het lichtende voorbeeld. In de wet kinderopvang staan 4 pedagogische doelen waar de kinderopvang aan moet werken. Die doelen zijn verder geoperationaliseerd in het pedagogisch kader voor de kinderopvang en dat geeft een enorme positieve richting aan het handelen.
Als vakbond hebben we al diverse malen voorgesteld dat er een soorgelijk kader kan en moet komen voor de jeugdzorg en we zouden dat bijvoorbeeld via ons A en O fonds FCB tot ontwikkeling willen laten brengen.
Uitgaan van mogelijkheden geeft namelijk perspectief en richting aan het handelen.
(let wel, het stellen van scherpe probleemstellingen zijn een trefzeker middel om te weten wat het probleem is en wat daar aan te doen valt )
Een heel andere vraag is of de stelselwijzigingen zoals Rouvoet die ziet wel echt verbetering gaan brengen. Er worden wartgrenzen verlegd, maar daarmee is er geen sprake van duidelijke regie of een vermindering van de kans dat allerlei instituten met diverse overheidslagen verheden de inmiddels wel bekende grens gevechten en afschuif gevechten met elkaar aan gaan.
Wij pleiten daarom voor een aanpak waarin we alle werkers uit alle sectoren die met kinderen werken in het primair proces als ondersteunend) eens gaan nadenken over welke systeem voor alle kinderen voorwaarden schept om te werken aan de pedagogische doelen , om problemen te voorkomen en bij problemen deze op te lossen of de effecten zo dragelijk mogelijk te maken.
Zolang de geld stromen langs diverse spelers en met scheidslijnen blijven lopen zal dit leiden tot grens gevechten, strijd om macht, geld en invloed en zullen er ook afschuifmechanismes in volle glorie blijven bestaan.
Ben Hoogendam
bestuurder
ABVAKABO FNV
Toen ik in 1975 begon in de jeugdzorg kwam dit boekje net uit. Zal het dan nu eens toegepast gaan worden?
Het herstel van het gewone leven
Auteur: W. ter Horst
Nederlands – Paperback
112 pagina’s | Bohn Stafleu van Loghum | juli 1999
Beschrijving
Dit boekje is een zeer praktische handreiking voor iedereen die bij opvoeden betrokken is. Sinds 1977, toen de eerste druk verscheen, is dit boek vijf maal ongewijzigd herdrukt. In 1986 heeft de auteur zijn tekst, zoals hij zegt ‘opgeknapt en op de hoogte van de tijd gebracht’. Deze uitgave is alweer een herdruk van die versie.
Niet alleen door zijn direct praktische bruikbaarheid, maar vooral ook door de opvoederswijsheid die eruit spreekt, en door zijn eenvoud, biedt het boek een zeer toegankelijke basis voor het handelen van alledag in situaties die extra aandacht vragen.
De vraagstelling is: Wat kan er in het leven van alledag gedaan worden om het vastgelopen opvoedingsgebeuren weer vlot te krijgen? Wat kunnen opvoeders doen voor het herstel van het gewone leven?
Het boek is geschreven door hen die in het gewone leven met opvoedingsproblemen te kampen hebben, voor de dagelijkse opvoeders en hun begeleiders.
W. ter Horst (1929) is oud-hoogleraar orthopedagogiek aan de RU Leiden. Daarvoor werkte hij in het buitengewoon onderwijs en in het inrichtingswerk. Hij vond dat het daar ontbrak aan een theorie die te gebruiken was in het leven van alledag. Vandaar dat hij zich ging bezighouden met enerzijds theorievorming en anderzijds – in samenhang daarmee- met het ontwikkelen van eenvoudig toepasbare richtlijnen voor de dagelijkse opvoeders in een problematische opvoedingssituatie. Een van de resultaten hiervan is dit boekje, dat de aandacht ruimschoots waard is.
de visie van Hermans lijkt nieuw en innoverend, maar is het niet. Het heeft ook bij hem jaren geduurd voordat hij dit te berde brengt. Niet erg…maar de jeugdzorg is decennia lang bij de politiek, bij de samenleving en ook bij de wetenschap een ondergeschoven kindje geweest. En het zal nog jaren duren voordat de inhaalslag gemaakt is.
Prima opvatting om het van uit de kracht van een gezin te bekijken. In de jaren ’90 zijn er in het maatschappelijk werk veel ervaringen opgedaan in het werken met deze gezinnen. o.a. ook beschreven door lou Jagt. Veel kennis en ervaring is daar al mee opgedaan binnen het maatschappelijk werk.
De laatste jaren kijk ik van uit de kwadranten van sociale kwaliteit naar waar welke probleemvelden liggen en waar het beste de interventie gestart kan worden. Zie http://www.socialquality.org. Zie ook het onderzoek naar cliëntprofielen van vrouwen in de vrouwenopvang op http://www.werkplaatsoxo.nl. Daarin zijn zowel de risicofactoren benoemd gebaseerd op onderzoek onder een grote populatie vrouwen en ook de interventiemogelijkheden. Dit is volgens mij een goed kader om verder uit te werken wat je in de gezinnen met meerdere problematieken moet doen. Ook het onderzoek bed, bad, broodje pindakaas van Brilleslijper e.a., oktober 2009, dat verder ingaat op de problematiek van het kind in deze gezinnen die in de vrouwenopvang en maatschappelijke opvang verblijven geeft duidelijke aanbevelingen die voor deze groepen uitgewerkt kunnen worden.
Geertien Pols
Wat kan ik het met de visie van Jo Hermanns alleen maar heeeeel erg eens zijn! Hier gaat het namelijk om en niet om de vraag of gemeenten de jeugdzorg wel kunnen uitvoeren. Alleen vanuit de directe omgeving, de gemeente, kan de leefwereld van kinderen en gezinnen breed ondersteund worden.
De aversie van ouders tegen de jeugdzorg ligt het volgens mij in het feit dat er veel te smal gekeken en gehandeld wordt en dat ouders dat niet als hulp ervaren. .
Een geweldig artikel om te lezen! Ik ben zelf ook 100 % ervan overtuigd dat juist stimulering en activering van de leefomstandigheden veel goed doet. ( te beginnen bij de ouderwetse 3 -R-‘s; rust, reinheid en regelmaat. Deze creeer je door de leefomstandigheden in beeld te krijgen en actief te helpen bij het verbeteren hiervan).
Als (oud)hulpverlener wil ik dan ook mijn dank uitspreken naar Dhr. Hermans voor zijn inzet,
Mvg A vd Jagt