‘Ach, het is eigenlijk geen methode. Ik zeg alleen
maar: Geef meer macht aan de buurtbewoners.’John McKnight praat nogal
relativerend over zijn methode. De grondlegger van de opbouwwerkfilosofie die in
Nederland de laatste jaren snel meer aanhang krijgt, gelooft niet in een
standaardmethodiek. De asset based community development gaat uit van de
kwaliteiten en gaven van buurtbewoners en niet van hun tekorten of problemen.
Het proces verloopt in een aantal fasen — persoonlijke interviews met bewoners,
hulpbronnen in de buurt aan elkaar koppelen, het maken van toekomstplannen en
het zoeken van externe steun — maar die lopen in elke buurt anders.
McKnight was de hoofdpersoon op het congres ‘1000 dagen ABCD in Nederland’
(24 april in Haarlem) van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtsgebieden,
het platform van bewonersorganisaties. Voor het congres bezocht hij de wijken in
zes steden die ervaring opdoen met de ABCD-aanpak (zoals Haarlem, Eindhoven,
Utrecht en Helmond). Ondanks zijn leeftijd — McKnight is 71 — werkt hij nog
aan de universiteit van Chicago en reist hij regelmatig naar Europa om
buurtorganisaties te ondersteunen. Zijn leermeester was Saul Alinksy, de
founding father van het Amerikaanse opbouwwerk, die in de jaren vijftig en
zestig bekend werd met methoden voor ‘neighbourhood organizing’ en sociale
actie. McKnight legt uit dat Alinsky de uitgangspunten van de ABCD-methode
eigenlijk al ontwikkelde: kijk vooral naar de kwaliteiten van de mensen en maak
daarvan gebruik bij het versterken van de bewonersorganisatie en de
buurtgemeenschap.
Opbouwwerkers moeten mensen niet leiden, zegt u, maar leiden door een
stap terug te doen. Doen ze dat niet dan in Nederland?
‘Ik wil niet generaliseren, maar ik ben hier al wel een keer of vier
geweest en doe veel buurtonderzoek. Ik heb de afgelopen dagen mensen uit twintig
buurten ontmoet. Een van de meest gehoorde klachten is dat opbouwwerkers wel
heel vriendelijk zijn, maar hun uiteindelijke doel is dat de wijkorganisatie
doet wat hij wil. Dat is wat ik het meeste hoor. Dat is ook volkomen logisch.
Het opbouwwerk wordt ingehuurd door de stad en die verwacht dat het werkt aan de
agenda van de stad.’
U vindt de structuur van het werk hier dus verkeerd?
‘Veel dingen in wijken zijn hier beter geregeld dan in de VS. Ik ben
voorzichtig met kritiek. Wat ik wel verkeerd vindt is dat het geld voor
opbouwwerk niet naar de wijkorganisatie gaat. De meesten zijn niet in dienst van
de buurt, maar van een instelling daarbuiten. Dat zou moeten, de buurt moet de
opbouwwerker inhuren.’
Net als Illich en Achterhuis waarschuwde u voor het gevaar van
iatrogenese: ziekten veroorzaakten door de dokter ofwel het aanpraten van
problemen. Ziet u dat gevaar ook bij het opbouwwerk hier?
‘Ja. Ik vind dat er een conferentie van opbouwwerkers moet komen waarin ze
een soort credo opstellen, een set met regels voor het beroep. De centrale regel
daarbij moet volgens mij zijn: we moeten niet proberen buurtbewoners te
betrekken in onze projecten, maar we moeten buurtbewoners ondersteunen om een
sterke buurtorganisatie te krijgen.
‘Als je sterke buurten wilt maken moet een opbouwwerker in dienst zijn bij
de buurtorganisatie. Hij moet een agitator zijn, hij moet ze stimuleren om meer
en meer mensen te betrekken. De opbouwwerker moet daarop worden beoordeeld:
hoeveel mensen weet hij te betrekken in het werk van de bewonersorganisatie.
Hoeveel burgers worden actief in de buurtgemeenschap? De buurtorganisatie moet
opbouwwerkers kunnen inhuren en ontslaan.’
Zit er zo’n kloof tussen wat mensen willen en wat de gemeente wil in de
projecten die u bezocht hebt?
‘Ik denk dat geen enkele stad op het idee zou komen zulke projecten op te
zetten. De gemeente wil de buurt raadplegen over stadsvernieuwing of hoe de
politie zou moeten werken. Ze wil de bewoners laten helpen bij wat de gemeente
zelf wil. In de Slachthuiswijk in Haarlem vinden de bewoners dat de gemeente de
straten niet genoeg schoon houdt. In VS zou een community organizer bijvoorbeeld
een protestmars houden naar het gemeentehuis. Deze bewonersorganisatie is niet
afhankelijk van professionals, ze hebben een eigen budget. Ze hebben zelf een
tweedehands elektrische veegwagen gekocht. Daar zou de gemeente nooit opkomen en
ook een opbouwwerker hier of in de VS niet. Dit is een echt bewonersidee,
authentiek, dat is waar democratie over gaat.’
‘En vervolgens kreeg je de vraag wie met die veegwagen moet rijden. Toen
bleek dat acht mensen de straten wel willen vegen. Je hebt er een speciaal
rijbewijs voor nodig, zei de gemeente. Acht mensen hebben toen training gevolgd
om gratis de straten schoon te kunnen vegen in hun buurt. Dat vind ik nou
inspirerend.’
Alsof u professionals vaak als de vijand ziet.
‘Nee, er zijn wel degelijk professionals met het juiste credo. Die pushen
mensen om actief te worden in de buurtorganisatie. Ik vind ook dat er in
buurtorganisaties hier te weinig jongeren en ouderen deelnemen, die raken hier
geïsoleerd. Die groepen worden hier apart gehouden. In een Amerikaanse
bewonersorganisatie zijn die groepen eerder vertegenwoordigd dan hier. Dat zijn
de marginalen, de ouderen, de jongeren, de Turken en de Marokkanen,
psychiatrische patiënten, gehandicapten, bijstandsmoeders. Het werk van de
opbouwwerker moet zijn de buurtorganisatie te leren hoe ze de organisatie kunnen
verbreden ook naar die groepen.’
Gaat het in de Nederlandse wijken niet veel minder om de sociale
relaties dan in Amerika? Buurtgevoel vinden Nederlanders blijkbaar niet meer zo
belangrijk.
‘Dat is misschien een cultureel verschil. Maar vandaag hoorde ik hier nog
twee politici zeggen dat sociaal isolement het belangrijkste probleem is van
deze tijd. Alle westerse landen hebben er last van, maar opbouwwerkers zijn er
niet genoeg op gericht. Die vaardigheid zouden ze juist moeten hebben, mensen in
de bewonersorganisatie betrekken. In plaats daarvan brengen ze vaak een agenda
van de gemeente in de buurt, waarbij ze de mensen willen betrekken. Eerlijk
gezegd maken opbouwwerkers zich niet druk om participatie. In een
buurtorganisatie zitten hier vaak niet meer dan vier oude mannen die eens per
maand vergaderen over plannen voor stadsvernieuwing. Opbouwwerkers vragen hen
dan om advies over de vernieuwingsplannen en dan kunnen ze zeggen: we hebben
burgerparticipatie. Dat is bespottelijk. Je hebt vijfduizend mensen in een buurt
en daarvan komen er eens per maand vier naar een vergadering die hen moeten
vertegenwoordigen. Dat is niet legitiem. In een echte democratie zou een
opbouwwerker zich daarvoor moeten schamen.’
‘Gemeentebesturen komen nu ook achter hun beperkingen. Ze begrijpen nu ook
dat de politie de misdaad niet alleen kan stoppen. Dat zie je overal. De
afgelopen dertig jaar waren de grote instellingen en de ondernemingen heilig,
die zouden de problemen wel oplossen. Maar in de buurten zijn dingen die de
instituties niet kunnen oplossen. Nergens zegt de politie nog: geef ons genoeg
geld en we stoppen de misdaad. De politie weet nu dat ze zonder buurtorganisatie
die zich met de jeugd, met drugs en beheer bemoeit, geen enkele kans hebben. De
Nederlandse politie hoort wat betreft bij de beste ter wereld: die beseft heel
goed dat ze met de bewoners moet samenwerken.‘/Martin
Zuithof