Dat bleek woensdag uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en
Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie. Oud-directeur A.
Jonker van Den Engh, die recent werd overgeplaatst naar dat departement, had in
2004 in zijn proefschrift gesteld dat 9 procent van de ex-pupillen binnen een
jaar terugvalt in crimineel gedrag. Dat zou uitzonderlijk laag zijn, omdat het
bij de andere inrichtingen om ruim 30 procent gaat.
Slechter dan anderenHet WODC komt echter tot andere
conclusies. Niet 9, maar 28 procent van de uitgestroomde jongens van Den Engh
komt na een jaar weer met justitie in aanraking, omdat ze een misdrijf hebben
gepleegd. Drie jaar na vertrek uit Den Engh is het percentage recidivisten (75
procent) hoger dan onder jongeren uit de overige behandelinrichtingen.
Volgens het WODC levert het hernieuwde onderzoek geen aanwijzingen op
dat de methode van Den Engh succesvol is in het terugdringen van de terugval.
Het recidivepercentage dat Jonker had genoemd, is ‘niet accuraat vastgesteld’.
Den Engh, met vestigingen in Den Dolder en Ossendrecht, is gespecialiseerd in de
behandeling van zwakbegaafde ernstig gedragsgestoorde en criminele jongeren.
Het WODC verrichtte het onderzoek op verzoek van minister Piet Hein
Donner van Justitie, die de uitkomsten naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Den
Engh mag de speciale (her)opvoedingsmethode van hem verder ontwikkelen, maar er
is geen aanleiding om nieuwe aanpassingen voor te stellen. Eerder had Donner al
gezegd dat bepaalde verbeteringen nodig zijn.
Voorkomen van recidiveDe methode moet ook worden
voorgelegd aan een ‘erkenningscommissie’ die sinds vorig jaar augustus
beoordeelt of een justitiële behandelmethodiek kan leiden tot vermindering of
het voorkomen van recidive.