Pro
‘Met het uitgangspunt van Rouvoet ben ik het wel eens. Ik vind ook dat het goed is om een kind zoveel mogelijk in de thuissituatie te laten. Maar daar zitten wel grenzen aan. Zo moet het thuis wel veilig zijn. Dat betekent dus dat je de risico’s zorgvuldig moet afwegen. Hulpverleners doen dat tegenwoordig steeds meer met een risicotaxatie. Blijken de risico’s beperkt en is er voldoende bescherming, dan is het meestal het beste om een kind thuis te laten blijven. Ook de familie is dan een optie. Overigens zijn er uitstekende ambulante programma’s bekend die jammer genoeg nog niet in alle regio’s beschikbaar zijn. Of dit soort programma’s voorhanden is, speelt zeker een rol bij de afweging of kinderen thuis kunnen opgroeien of elders. Ook zou de hulpverlening veel winst kunnen halen uit een integrale aanpak over de instellingsgrenzen heen. We weten dat bijvoorbeeld finan-
ciële problemen, verslaving en sociaal isolement een grote invloed hebben op de kwaliteit van de opvoeding. De kinderen zijn dan zelf niet het probleem, maar de gevolgen zijn wel desastreus voor hen. Het is dan zaak op al die leefgebieden hulp te bieden en daarin te investeren, zodat ze kunnen opgroeien waar ze thuishoren.’
Jos Mevis, adviseur aanpak kindermishandeling Nederlands Jeugdinstituut
Contra
‘Ik heb het idee dat er maar wat wordt geroepen. Het is echt een open deur. En ik vermoed dat daar financiële motieven aan ten grondslag liggen, om de jeugdzorg louter wat goedkoper te maken. Want feitelijk doen we dat allang. De meeste kinderen worden tegenwoordig met ambulante zorg geholpen. Alleen als de veiligheid van een kind in het geding is en er geen alternatief – bijvoorbeeld een pleeggezin – beschikbaar is, gaat een kind tijdelijk naar een locatie voor jeugd en opvoedhulp. Je ziet dat ook terug in de cijfers over 2008. Vorig jaar zijn er ruim 20.000 kinderen ambulant geholpen, voor 13.000 was er pleegzorg, en slechts 6425 kinderen hebben een tijdje in een instelling doorgebracht. Daaruit blijkt dat dit allang de praktijk is.
Dat laat onverlet dat dit verblijf voor sommige kinderen absoluut noodzakelijk is. Daarom zeg ik ook altijd dat het goed is dat ze er zijn. We moeten echt oppassen dat we niet het kind met het badwater weggooien. Want als je een kind niet uit huis plaatst dat vanwege zijn veiligheid wel uit huis had gemoeten, neem je enorme risico’s. Als we dan niet zouden handelen, zouden we zeker heel Nederland over ons heen krijgen. Kortom, ik denk dat er maar wat geroepen wordt. Zonder dat men de gevolgen van zo’n uitspraak goed overziet.’
Mark Bent, voorzitter jeugd en opvoedhulp, MOgroep
En voor het kind is het beter dat het in een vertrouwde situatie verblijft terwijl de instanties op zoek gaan naar wat er daadwerkelijk aan de hand is en daadwerkelijk nodig is om de problematiek op te lossen (als er al sprake is van problematiek en geen ongefundeerde aannames).
Uit ervaring kan ik zeggen dat er niet (genoeg) onderzoek wordt gedaan naar de feiten en dat ook niet wordt onderzocht waar de oplossing zou liggen. Tijdelijke opvang in het netwerk (bij familie of vrienden) is juist een oplossing om te zorgen dat hulpverlener en hulpvrager niet tegenover elkaar komen te staan. Hulpvrager houdt zo het gevoel bij de situatie betrokken te blijven, hulpverlener wordt zo meer gedwongen om de situatie snel te verbeteren omdat het netwerk ook druk zal uitoefenen op de hulpverlener: vooral vanuit persoonlijke betrokkenheid (het gevoel).