Middernacht in de portiek van Magna Plaza, hartje
Amsterdam. Overdag is Magna Plaza een mondain winkelcentrum, ’s nachts is zijn
portiek een schuilplaats voor daklozen en drugsverslaafden. Twintig vierkante
meter met uitzicht op de achterkant van het Koninklijk Paleis. De een na de
ander wil erbij. Ze zijn geschorst door het Leger des Heils: betrapt met hasj,
te brutaal; ze hadden geen entreegeld of kwamen te laat. Ze liggen zij aan zij
op uit elkaar gescheurde dozen van karton. (…) Eén uur. Rechts in de portiek
breekt de pleuris uit. ‘Ik duw een kalasjnikov in je mik!’ Straatvechter Rien
valt Dirk Weeming aan, een dakloos hartpatiënt die zich amper kan verwerken.
Rien weet van geen ophouden. Hij grijpt een stuk touw en probeert Dirk ermee te
wurgen. Die loopt rood aan. Als hij dreigt te stikken, ontstaat er een kluwen
van vechters in de portiek. ‘Hé Rien, teringhufter, dimmen!’ (…) Ik ga liever
op veilige afstand staan. Ik ben nog niet gewend aan vechtpartijen. Het is
najaar 1998 en mijn speurtocht naar het leven op straat is nog maar net
begonnen. Ik wil weten hoe daklozen en verslaafden overleven.*
Onder het motto ‘om een wereld te leren kennen, moet je er zelf deel van
uitmaken’ leefde journaliste Stella Braam van 1998 tot 2001 op straat tussen
daklozen en verslaafde. Ze mengde zich in het leven van daklozen in het centrum
van Amsterdam, verbleef ’s nachts in winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht,
woonde een tijd bij ‘de bewoners’ van Schiphol en volgde crack-gebruikers in de
hoofdstad. In haar boek ‘Tussen gekken en gajes. Avonturen in de
undercoverjournalistiek’ doet Braam verslag van haar ervaringen. ‘Ik ben
deze keer misschien wel te ver gegaan, het was heel zwaar. Maar met dit boek wil
ik de mensen laten zien hoe hard het leven op straat is. Ik hoop door mijn werk
de beeldvorming ten aanzien van verlaafden en daklozen te veranderen. Het zijn
mensen met een verhaal, ook al worden ze zelfs in de hulpverlening niet voor vol
aangezien.’
Passieve euthanasie
Ver is Stella Braam inderdaad gegaan voor haar verhaal. Ze sliep niet
alleen op straat, maar raakte ook een tijd verslaafd aan crack. ‘Deze drugs
maakt echt gek. De zucht naar meer wordt steeds groter.’ Haar ervaringen hebben
Braam strijdlustig gemaakt. ‘Ik kan niet weglopen voor wat ik heb gezien. Er
moet wat veranderen in de hulpverlening. Al tijden is crack – gekookte cocaïne –
in opkomst, maar de hulpverlening heeft hier nog geen antwoord op gegeven.
Heroïneverslaving krijgt nog steeds de meeste aandacht in de verslavingszorg,
terwijl dit probleem vrijwel onder controle is.’
Braam kon na drie maanden verslaafd te zijn geweest uiteindelijk stoppen
met hulp van vrienden. Omdat ze, zoals ze zelf zegt, een toekomstperspectief.
‘Maar als je die vrienden niet hebt, geen dak boven je hoofd hebt en psychisch
ziek bent – wat voor toekomst heb je dan voor je? Bovendien voelen ze zich vaak
uitgekotst door de hulpverlening en zet de maatschappelijke opvang ze zonder
pardon op straat als ze zich niet aan de strenge regels kunnen houden. Alleen de
minst overlastgevende mensen kunnen er terecht en de verslavingszorg helpt
alleen de kansrijke gevallen.’
De journaliste wordt fel wanneer de verslavingszorg en maatschappelijke
opvang in Amsterdam ter sprake komt. ‘Er gaat zo ontzettend veel geld in om,
maar wat die instellingen bereiken? Ze zijn niet ingesteld op de driedubbele
problematiek van verslaving, psychisch ziek zijn en geen dak boven je hoofd
hebben. Van vraaggericht werken is dus absoluut geen sprake. Het Leger des Heils
heeft geen aansluiting met de groep en kan dus ook niet inspelen op de behoeften
van de doelgroep. Ik vind haar houding zelfs neerbuigend. Hulpverleners lieten
me weten dat ze de bureaucratie erg belemmerend vinden. Zelfs de meest bevlogen
mensen raken na verloop van tijd het strijden moe. Het perspectief van
verslaafde en psychisch zieke daklozen is de tralies of de kist. Passieve
euthanasie, noem ik dat. Deze groep valt dwars door voorzieningen heen.’
Johan Gortworst van Federatie Opvang, de belangenbehartiger van
instellingen voor maatschappelijke opvang, erkent de moeilijkheden rond de
meervoudige problematiek. ‘De maatschappelijke opvang is van oudsher geen
verslaafdenopvang, maar toch kun je niet om de verslavingsproblematiek heen. Je
kunt verslaafde daklozen niet zomaar bij niet verslaafde cliënten zetten, dus
heb je strenge regels nodig. Dat kan betuttelend voelen. Drugs wordt af en toe
wel gedoogd, maar het zou het beste zijn als er genoeg voorzieningen zijn die
zich speciaal richten op verslaafden. Ze beginnen er wel steeds meer te komen;
opvang met gebruikersruimten, hostels en sociale pensions. Toch vinden we dat de
verslavingszorg met een oplossing moet komen. Wij gedogen dan wel, maar met name
in de nachtopvang is de problematiek en overlast veel te zwaar voor het
personeel. Uit veiligheidsoverwegingen moet je dan cliënten op straat zetten. Er
is meer en beter opgeleid personeel voor nodig. We moeten vooral inzetten op de
kwaliteit van instellingen: meer plekken, goede begeleiding. Er is nu veel te
weinig plek in de opvang en de opvang die er wel is, is vaak niet goed
toegesneden op de behoeften van de verslaafde daklozen. Hier is dringend geld
voor nodig. Helaas zitten we nu in een tijd waar vooral gekeken wordt naar hoe
we zo min mogelijk overlast hebben, naar veiligheid op straat. Gevolg is het
verjagen van deze mensen.’
Incompetent
Nu heeft Pieter trek in een chineesje bruin. Hij zoekt een rustig
plekje op de kade aan het water, schuin tegenover het station. Vouwt voorzichtig
een tissue open, pakt er een mestpuntje bruin vanaf en snuift het op. Vroeger
was hij een echte shotter, totdat hij geen bloedvat meer kon vinden, alleen nog
in zijn nek. Nu spuit hij niet meer, hij rook of snuift de heroïne. Hij zweert
bij pure heroïne, maar om geld te besparen beperkt hij zich tot de methadon. Die
krijgt hij gratis van de GG&GD. Pieter zit op dertien methadontabletten per
dag. Daarnaast krijgt hij achtentwintig pillen Seresta van vijftig milligram per
week. De GG&GD moet weten dat geen mens zo’n hoeveelheid aankan. De dosering
is genoeg om een olifant te versuffen, maar de GG&GD noemt het een
onderhoudsdosis. Aan de helft van de pillen heeft Pieter meer dan genoeg. De
rest verkoopt hij voor één vijftig tot twee piek per pil. Methadon is een
zoethoudertje van de overheid, meent Pieter. ‘Het maakt je zo sloom dat je naar
coke gaat verlangen. Coke, een partydrug.’*
Stella Braam vindt dat ‘incompetente hulpverleners’ het antwoord op de
problematiek zoeken in overmedicatie. ‘Ze maken zombies van de verslaafden, ze
worden gewoon verdoofd om ze maar stil te houden.’
Giel van Brussel, hoofd drugsafdeling van de GG&GD Amsterdam, vindt dit
verhaal onzin. ‘Doordat we de cliënten dagelijks zien als ze hun methadon en
kalmeringstabletten halen, houden we goed zicht op wat ze nodig hebben.’ De
kritiek van Braam dat er te veel aandacht uitgaat naar het heroïnegebruik en dat
er vrijwel niets wordt gedaan aan de cocaïneproblematiek, noemt Van Brussel
onterecht. ‘Problemen rond heroïnegebruik zijn juist afgenomen doordat we
methadon verstrekken en daardoor controle op ze kunnen houden. Daar moet je dus
veel aandacht aan blijven besteden. Cocaïne is een groot probleem en we zijn er
wel degelijk mee bezig. Maar in de Verenigde Staten is twintig jaar geprobeerd
een vervangend middel te vinden, zonder resultaat. Je zou dan kunnen overwegen
om gratis coke te verstrekken, maar ik weet niet of je dat wel moet doen. Met
heroïne kun je in principe oud worden als de leefomstandigheden goed zijn en de
drugs op een veilige manier wordt ingenomen. Met cocaïne is zo’n ander soort
verslaving. Het maakt je gek.’
Braam vindt dat niet de hulpverleners zelf, maar de top van de instellingen
de schuld heeft van de falende maatschappelijke opvang voor daklozen en
verslaafden. Ze noemt de slechte samenwerking en concurrentie als grootste
probleem. En de overheid loopt volgens haar weg voor de problemen. ‘Vooral de
politiek moet een keuze maken. Wil je deze problemen aanpakken, of niet? In
Rotterdam gaat het wel goed, waar verslavingszorg en psychiatrie goed
samenwerken. Maar in Amsterdam wil dat maar niet lukken. Als men aan mij vraagt
of de hulpverlening voor verslaafde daklozen in Amsterdam werkt, zeg ik dat het
inderdaad succesvol is: je ziet ze bijna niet meer. Het opjaagbeleid is wat dat
betreft erg succesvol. Het probleem in de hulpverlening is dat niet de klant en
het gemeenschappelijke doel voorop staat, maar de financiering. Het draait om de
vraag wie betaalt. De geldstromen zijn overigens erg ondoorzichtig. Men heeft er
geen flauw idee van hoeveel geld er omgaat in de verslavingzorg, ggz en
maatschappelijke opvang. Instellingen die niet goed werken, krijgen het toch
voor elkaar om elke keer weer geld te krijgen. Dit komt doordat elke vier jaar
een nieuwe wethouder wordt aangesteld, die bij de aanstelling geen verstand van
zaken heeft en automatisch subsidie geeft.’
In ‘Tussen gekken en gajes’ geven verslaafden aan dat ze door de
hulpverleners als junk worden behandeld en dat respect voor de klant ontbreekt.
Braam: ‘Bevlogenheid van hulpverleners wordt niet meer op prijs gesteld. Ze
krijgen bij hun aanstelling het advies om afstand te bewaren tot de doelgroep en
dat ze vooral moeten uitkijken. Tja, als dat de manier is om de doelgroep te
bereiken.’ Ze wijst op een citaat van Giel van Brussel in het jubileumboek
‘Honderd jaar GG&GD Amsterdam’. Daarin zegt Van Brussel: ‘Heroïne is voor de
schlemiel, voor de zielenpoot die bij de GG&GD rondloopt.’ Braam maakt zich
daar woedend over. ‘Met zo’n houding help je toch geen mensen?’ Van Brussel
vindt het achteraf ook niet echt een handige opmerking. ‘In het kader van
beeldvorming, moet je als hulpverlening zelf natuurlijk wel beleefd blijven
tegen cliënten. Ik had die opmerking beter niet kunnen maken in het
jubileumboek. Daar moet ik Stella Braam gelijk in geven. Maar als zij zegt dat
de GG&GD niet haar uiterste best doet om de doelgroep te helpen, dan ben ik
het daar absoluut niet mee eens. De samenwerking en integrale aanpak waar we de
laatste jaren bezig zijn, hebben wel degelijk een zeer gunstig effect.’
Van Brussel doelt op het Project Support, een samenwerkingsproject
tussen onder meer ggz, GG&GD, de Regenboog, Hvo-Querido, Leger des Heils en
Jellinek samenwerken. Het project is in 2000 van start gegaan met als doel naar
alle problemen te kijken. Schulden, gezondheid, onderdak, eten en drugsgebruik.
Een mentor, de casemanager, krijgt via de GG&GD contact met de cliënt en
vervolgens wordt samen gekeken naar wat het hoogst haalbare is. Bovendien moet
de mentor de cliënten zonder drempels bij een andere instelling onder kunnen
brengen. De mentor helpt bijvoorbeeld ook bij het aanvragen van een nieuw
legitimatiebewijs, wat nodig is om een postadres voor de uitkering te krijgen.
Hele praktische hulp, vindt Petra van Dam, lid van de Raad van Bestuur van de
Jellinek. ‘Samenwerken tussen instellingen gaat vaak moeilijk omdat iedereen een
eigen manier van weren heeft. De kracht van dit project is dat iedere
hulpverlener dezelfde methode gebruikt. De samenwerking is gestart dankzij de
druk die toenmalig wethouder Guusje Terhorst uitoefende.’
Dat de Jellinekkliniek volgens Stella Braam alleen kansrijke cliënten zou
helpen, is volgens Van Dam niet waar. ‘Voor de chronisch verslaafden hebben we
een aangepaste behandeling. Je moet voor je aan een behandeling begint samen met
de cliënt doelen stellen en bij een groep chronisch verslaafden is stabilisatie
van middelengebruik en verbetering van maatschappelijke functioneren de beste
optie. Vaak hebben ze al meerdere afkickpogingen gedaan, zonder enig resultaat.
Dan moet je op een gegeven moment kijken naar wat wel het hoogst haalbare is. We
werken onder andere met het strippenkaartsysteem, waarbij verslaafden even de
tijd krijgen om hun verhaal kwijt te kunnen en wat aan te sterken. In de
verslavingszorg moeten we een kosten-baten afweging maken.’ Braam vindt het
strippenkaart systeem belachelijk. ‘Ze mogen even ontgiften en ruiken aan het
leven binnen, om vervolgens weer op straat te worden gezet. Alsof er voor die
mensen helemaal geen hoop meer is. De term zorgwekkende zorgmijder is door de
hulpverlening bedacht om hun onvermogen en onwil te maskeren.’/Ester
Mijnheer
· Uit: ‘Tussen gekken en gajes.
Avonturen in de undercoverjournalistiek’, Stella Braam, Nijgh & Van Ditmar,
Amsterdam, ISBN 90 338 0312 5, € 12,90