Hier ben ik.
Het is goed dat ik er ben.
Er zijn mensen die van mij houden.
Niet iedereen vindt mij aardig, dat hoort ook zo.
Ik durf een eigen mening te hebben,
en te zeggen wat ik voel en wat ik wil.
Ik ben verstandig.
Doet iemand vervelend, dan haal ik mijn schouders op.
Ik luister naar kritiek.
Doet iemand naar, dan doe ik niet mee.
Ik gedraag me als een kanjer,
want ik ben een kanjer.
Deze tekst staat op het diploma dat kinderen krijgen als ze hebben
meegedaan aan de ‘kanjertraining’. Deze training, in 1996 ontwikkeld door
onderwijzer en psycholoog Gerard Weide, leert kinderen zich te handhaven in
groepen en is vooral bedoeld voor kinderen die niet lekker in hun vel zitten,
zich agressief uiten of juist teruggetrokken gedrag vertonen. Deze kinderen
worden tijdens de training bij elkaar in de groep gezet, zodat ze van elkaar
kunnen leren. Belangrijk in de aanpak is, dat kind, ouders en school
samenwerken.
Weide heeft in zijn training verschillende oefeningen ingepast. Zo zijn er
lichamelijke oefeningen om kinderen vertrouwen in elkaar te laten krijgen en
rollenspellen om het inlevingsvermogen van kinderen te vergroten. Uiteindelijk
leren de kinderen met deze methode op een positieve manier met elkaar omgaan.
Speciaal voor de kanjertraining ontwikkelde Weide een leerlingvolgsysteem,
waarin problemen opgespoord kunnen worden en gedrag van voor en na de
kanjertraining met elkaar kan worden vergeleken. Uit deze gegevens blijkt dat
ruim tachtig procent van de kinderen na afloop normaal gedrag vertoont, dat ook
zichtbaar is in de leerresultaten. Na de kanjertraining blijken kinderen zich
beter te kunnen concentreren en dat heeft vooral effect op het rekenen.
Leerkrachten geven verder aan dat verbale agressie in de klas afneemt en dat
verbale communicatie van stille kinderen toeneemt.
Ondanks het succes van de training, is het Weide nog niet gelukt de
kanjertraining onder te brengen bij een instelling en krijgen klanten van het
particuliere instituut geen vergoeding van de verzekeraar. Om toch zoveel
mogelijk kinderen en hun ouders te helpen, besloot hij om naast de trainingen op
het Instituut voor Kanjertrainingen ook leerkrachten op de basisschool op te
leiden om training te geven aan verschillende klassen. Waren dat in eerste
instantie alleen de groepen 5 tot en met 8, nu is er ook een speciale lesmethode
voor de groepen 2 en 3. Er zijn twee lesboeken: één voor de oudste kinderen en
één voor de jongste groep. In de boeken vertegenwoordigen dieren een bepaald
gedrag. Zo is er een pestvogel, een aapje dat altijd grappig wil doen en een
meeloper is, een bang en onzeker konijntje en de populaire tijger, die voor de
kanjer staat. In de klas worden vier verschillende petjes gebruikt om het type
karakter aan te duiden: een gele pet voor het konijn, een rode voor het aapje,
de pestvogel wordt aangeduid door een zwarte pet en de witte pet staat symbool
voor de tijger. Door middel van oefeningen leren de kinderen hoe verschillende
types op bepaalde situaties reageren. Ze spelen situaties na en de kleur pet
bepaald hoe ze moeten reageren. Door de verschillende petjes op te zetten die
bij de vier types horen leren verlegen ‘konijntjes’ hoe de ‘aapjes’ in een
bepaalde situatie zouden reageren en andersom. Hiermee leren ze reageren vanuit
hun gevoel.
Weerbaar
Weide legt uit wat zijn doel is met de training. ‘Je wilt kinderen
graag weerbaar maken, maar het is vooral belangrijk dat ze een keus hebben. Als
een konijn niet wil veranderen, dan is dat zijn keuze. Het kind weet namelijk,
door alle oefeningen, dat het ook anders kan. Dat geldt ook voor de aapjes, de
meelopers. Die weten welk effect hun geklier heeft op anderen en die weten dat
anderen hen niet mogen. Na de kanjertraining zie je bij ruim tachtig procent van
de konijnen en aapjes een grote verandering in het gedrag. Pestvogels, dat is
een ander verhaal. Gelukkig komen ze niet vaak voor, maar deze willen niet
veranderen. Ze zijn heel doelbewust bezig met macht verkrijgen over anderen. Het
enige wat je in de klas kunt doen, is de tijgers, aapjes en konijnen leren
omgaan met de pestvogel.’
De Slootermeerschool in Amsterdam is vorig schooljaar gestart met
kanjertrainingen in groep 5 en 8. Een aantal leerkrachten volgde de speciale
training aan het instituut. De school, die veel last heeft van agressieve
jongens, is al een tijd bezig om het probleemgedrag aan te pakken. Consequent
zijn, goed contact met ouders en sinds vorig jaar ook de inzet van de
kanjertraining. Marianne Kamphuis gaf de training aan groep 8 en was verbaasd
hoe snel de kinderen het oppakten. ‘Ze hadden de verschillen tussen de types
goed in de gaten en speelden dat zonder moeite na. Het was ook erg leuk om te
zien dat kinderen elkaar, terwijl we helemaal niet met de training bezig waren,
corrigeerden op slecht gedrag. Zo van: wat ben jij vandaag een pestvogel. En
uiteindelijk wilden alle kinderen de tijger zijn. Deze groep zit nu op het
voortgezet onderwijs. Ik ben erg benieuwd of het hen nu ook echt veranderd
heeft. In de klas merkte ik in ieder geval al snel verschil.’ Collega Gusta
Drieman gaf de training aan groep 5. Zij is vooral erg enthousiast over de
betrokkenheid van ouders. ‘Van de tien lessen waren er twee waar ouders ook bij
aanwezig waren. Dit is een belangrijke voorwaarde, want school en ouders moeten
wel op één lijn zitten. Na de tien lessen merk je echt een verschil in de klas.
We praten vaker over gevoelens en de kinderen letten meer op elkaar. Ze
corrigeren elkaar en proberen allemaal een kanjer te zijn.’
Zelfvertrouwen
Deze training op de Slootermeerschool was zo’n succes, dat alle
leerkrachten, begin september, een tweedaagse cursus kanjertraining volgen.
Weide staat voor de groep met de vier petjes. Hij legt de leerkrachten door
middel van voorbeelden en oefeningen uit wat de werking is van de
kanjertraining. ‘Hoe geef je een kind zelfvertrouwen?’ begint hij zijn betoog.
‘Hoe bouw je dat op? Daarvoor is in eerste instantie een veilige omgeving nodig
en daarnaast moet je laten zien dat een kind anders mag zijn, zodat het durft te
praten, durft te vragen en leert ‘nee’ te zeggen. Het valt mij op dat de meeste
kinderen vol zelfvertrouwen op school beginnen als ze vier jaar zijn. Dan
doorlopen ze de hele cyclus en aan het eind is het kind stukgelopen. Dat komt
door de afwijzing die ze krijgen als ze iets niet goed doen. Natuurlijk moet een
kind weten dat niet alles kan en mag, maar het moet wel respect houden voor zijn
eigen kunnen en zichzelf blijven. Zelfvertrouwen halen we vooral uit wat we
kunnen, weten en hebben, maar uiteindelijk gaat het erom wie je nu eigenlijk
bent.’
Weide geeft verschillende voorbeelden hoe het in de praktijk gaat. Met
een witte pet op speelt hij na hoe een verlegen persoon zich bij een
sollicitatie gedraagt. Het konijn heeft goede papieren, maar komt verkeerd over
tijdens het gesprek. Daarna laat hij zien hoe een zelfverzekerde pestvogel zich
door het gesprek heen bluft. Beide karakters laten niet zien wat iemand echt in
huis heeft
Niet zielig
Weide vertelt hoe je het pesten en gepest worden aan kunt pakken. Hij
geeft een voorbeeld van een meisje dat in de klas wordt gepest. ‘Stel vragen aan
de klas. Wie kent dit gevoel? Wie kan dit begrijpen? Op deze manier wordt de
groep zich bewust van gevoelens van elkaar. Geloof me, dit is de gouden truc. Je
kunt het in elke situatie toepassen. Het voorkomt dat een kind buiten de groep
valt. Koppel altijd terug naar de klas. Vraag de jongen: jij lacht en zij kijkt
beteuterd. Hoe komt dat? De hele klas leert zo welke gevoelens anderen
hebben.’
Kinderen die gepest worden kunnen daar ook zelf veel aan doen, vindt
Weide. ‘Een konijntje voelt zich vaak alleen en wordt vaak gepest. Ik vraag een
gepest kind: kijk jij anderen wel aan? Stel je wel eens vragen? Toon jij wel
eens belangstelling? Hier draait het om. Het verlegen kind moet leren dat het
niet zielig is, maar een probleem heeft dat kan worden aangepakt.’
Tot slot geeft Weide aan wat je kunt doen bij agressief gedrag van
kinderen. ‘Problemen thuis kun je niet veranderen, maar je kunt wel zorgen dat
een kind zich veilig voelt in de klas. Ga daarom ’s ochtends bij de deur staan
om het kind welkom te heten en laat merken dat je een kind mist als het er niet
is. Dat is een goede antidepressiva. Het is belangrijk dat je weet wat er bij
kinderen thuis speelt, want vaak heeft het gedrag een duidelijke achtergrond.
Let daarop.’ De reacties na afloop zijn positief. Directeur Lia Krombout gaat
bekijken welke lijn de school wil uitstippelen. ‘Leerkrachten spelen een
belangrijke rol bij de ontwikkeling van kinderen. Het is goed dat we ons er na
zo’n dag van bewust zijn. Dat houdt ons alert.’/Ester
Mijnheer