De WRR presenteerde maandagochtend 24 april haar rapport Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid. Het rapport toont aan dat de hoge eisen die de maatschappij stelt aan de zelfredzaamheid van burgers niet alleen vraagt om het nodige denkvermogen, maar ook om ‘doenvermogen’. ‘Kennis en intelligentie zijn niet genoeg. Om gezond te leven, je werk te behouden en je financiën op orde te houden, moet je een plan kunnen maken, in actie komen, volhouden en kunnen omgaan met verleidingen en tegenslagen.’
Kwetsbaar
We weten al dat niet alle burgers hiertoe in staat zijn. De WRR stelt echter dat de groep ‘kwetsbaren’ groter is dan we in eerste instantie misschien denken. ‘Het gaat bijvoorbeeld niet alleen om mensen met een laag IQ. Ook mensen met een goede opleiding en een goede maatschappelijke positie kunnen in situaties verzeild raken waarin hun redzaamheid ontoereikend is, zeker op momenten dat het leven tegenzit. Dat is niet omdat hun intelligentie of kennis tekortschiet, maar omdat er een beroep wordt gedaan op allerlei andere mentale vermogens, zoals het vermogen om in actie te komen, om het hoofd voldoende koel te houden, en om vast te houden aan goede voornemens.’
Doenvermogen
Die vermogens samen, noemt de WRR het ‘doenvermogen’. Aan de basis hiervan liggen drie persoonskenmerken: temperament, zelfcontrole en overtuiging. Allemaal niet-cognitieve vermogens. ‘Nederlanders verschillen in de mate waarin ze over hierover beschikken. Die verschillen hangen enigszins samen met opleidingsniveau, maar zeker niet volledig. Daaruit volgt een belangrijke conclusie. Niet alle burgers hebben in aanleg gelijke kansen op redzaamheid.’
‘Wanneer de overheid vasthoudt aan zelfredzaamheid als norm, worden drempels opgeworpen waardoor mensen, burgers, worden uitgesloten van voorzieningen, overheidsdiensten en al het andere goede dat de samenleving heeft te bieden’, aldus de Nationale Ombudsman. Lees meer >>
Levensomstandigheden
Daarnaast schrijft de WRR in haar rapport dat ook levensomstandigheden van invloed kunnen zijn op de inzetbaarheid van de niet-cognitieve vermogens. Zelfcontrole kan bijvoorbeeld onder druk komen te staan bij langdurige blootstelling aan verleidingen. ‘Dat is extra problematisch op momenten wanneer het leven tegenzit, zoals bij een echtscheiding, faillissement, of ontslag. Juist dan is het cruciaal dat iemand in actie komt, de juiste keuzes maakt en die weet vol te houden. Helaas zijn dit nu net de situaties die gepaard gaan met stress.’ En stress en mentale belasting zetten de niet-cognitieve vermogens onder druk.
Weten leid niet altijd tot doen
Op dit moment gaat de overheid er in haar beleid te veel vanuit dat burgers die de juiste informatie hebben, hier automatisch ook naar handelen. Maar, zo zegt de WRR, weten leidt niet altijd tot doen. Gaat de overheid uit van te hoge verwachtingen van het doenvermogen van burgers, dan komt zelfredzaamheid niet dichterbij. Daarnaast blijft er ook een groep burgers bestaan die niet op basis van passiviteit of onwil verkeerde keuzes maakt, maar op basis van onvermogen of overbelasting.
Keuzevrijheden
Hoe kan het beter? In de voorbereiding van beleid, beveelt de WRR onder meer aan te toetsen of de inrichting van de regelgeving rekening houdt met verschillen in doenvermogen. Ook zou de organisatie graag zien dat de keuzedruk die burgers hebben gereduceerd wordt, dat verleidingen die een groot beroep doen op zelfcontrole worden verminderd en dat de overheid terughoudend omgaat met het bieden van grote keuzevrijheden op het terrein van essentiële financiële voorzieningen, zoals ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen en pensioenvoorzieningen. ‘Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheid hen niet over de rand duwt en dat momenten van onoplettendheid en zwakte niet direct ingrijpende gevolgen hebben. Dat is goed voor de redzaamheid van burgers, maar ook voor de schatkist en het draagt bij aan de legitimiteit van overheid en beleid.’