Het oordeel van de RVZ en RMO over de verslavingszorg
is niet mals.De sector, al jaren bezig met fusies en reorganisaties, bereikt
te weinig alcohol- en medicijnverslaafden en heeft te veel bezuinigd op
preventie. De branche is in zichzelf gekeerd en kan geen heldere resultaten
laten zien. Er is te weinig oog voor de verslaafden op straat en er moet nog een
visie worden ontwikkeld op bemoeizorg. Daarnaast moet de verslavingszorg nog
verder integreren en professionaliseren.Het klopt allemaal, erkent Peter
Beijers. ‘De boodschap van de adviesraden is helder. Aan de ene kant zeggen ze
dat we de een geïntegreerd aanbod moeten leveren en dat we de behandelingen
moeten protocolliseren. Aan de andere kant zetten ze vraagtekens bij de
ingewikkelde financiering van de verslavingszorg. Die staat een geïntegreerd
aanbod in de weg.’De sector krijgt zijn geld van zorgverzekeraars, gemeenten
en het ministerie van Justitie. Elk van die financiers heeft zijn eigen
systematiek en prioriteiten en allemaal willen ze hun input terugzien in het
beleid van de instellingen. Beijers: ‘Dat bevordert een geïntegreerd systeem
niet. Op dit moment is het helaas zo dat bij binnenkomst bepaald wordt of een
cliënt een ambulant of een klinisch traject gaat volgen. Er is nog geen sprake
van een geïntegreerde intake en een behandelplan, waarbij de cliënt van het ene
aanbod in het andere kan stappen.’ De RVZ ziet als oplossing dat alle financiers
met elkaar om tafel moeten, om meer vertrouwen in elkaar te krijgen. Volgens
Beijers zal het niet eenvoudig zijn ze zo ver te krijgen: ‘Ze zijn er niet
wettelijk toe verplicht. en volgen elk hun eigen agenda.’
De RVZ en de RMO stellen dat er veel te weinig bekend is
over de effectiviteit van behandelingen.?‘Dat geldt voor de
hele gezondheidszorg. Het probleem van de verslavingszorg is wel dat het
onderwerp weinig populair is. De wetenschap bijvoorbeeld heeft er tot op heden
bijzonder weinig belangstelling voor. Het punt is dat eigenlijk niemand wil dat
er zoiets als verslavingszorg is. We weten allemaal wel dat er verslaafden zijn,
maar we zouden liever hebben dat ze er niet waren. Ik hoor mensen wel eens
gedetailleerd vertellen over een bypass-operatie in dat-en-dat ziekenhuis, maar
je hoort nooit: ik was verslaafd aan alcohol en ben daar door die-en-die
instelling prima van afgeholpen. Het is een opdracht voor de instellingen om
duidelijker naar buiten te brengen hoeveel mensen we helpen en hoe effectief dat
is.’
Uw jaarverslag is getiteld Dilemma’s. Wat zijn de dilemma’s
waar u tegenaan loopt? ‘Wij hebben ons de afgelopen jaren
intensief beziggehouden met regionalisering en schaalvergroting. Nu zijn we
eraan toe om de zorg verder te professionaliseren. De expertise van de
verslavingszorg was tot nu toe vooral te vinden bij de individuele
maatschappelijk werker, verpleegkundige of psycholoog. Die kennis moet gedeeld
worden. De werkers houden daar echter niet van: die willen hun werk in rust en
stilte doen. Zij willen geen last hebben van het management. Het besef dat er
multidisciplinair en geïntegreerd gewerkt moet worden leeft wel, maar er is
altijd een gat tussen wat je erkent en wat je doet. Protocollisering draagt
inderdaad het risico in zich dat de hulpverlening een keurslijf wordt. Je moet
als management een evenwicht zien te vinden tussen de expertise van de
individuele medewerker en het protocol. Dit dilemma treft mij in mijn werk van
organisatieontwikkeling. Onze wethouders vinden dat de ontwikkeling van Kentron
als geïntegreerde instelling te langzaam gaat, terwijl de medewerkers klagen dat
het veranderingstempo te hoog ligt. Mijn dilemma is: hoe stuur ik het proces?
Hoe houd ik toch snelheid, zodat “extern” tevreden blijft? Ze hebben allebei een
machtsmiddel. Extern kan zeggen: dan betaal ik niet meer. Intern kan zeggen: dan
gaan we met de hakken in het zand.’
Een van de dilemma’s, zo staat in uw jaarverslag, is dat de
ambities te hoog zijn.?‘De ambities zijn op zich niet
onhaalbaar, maar ze kosten meer tijd dan de politiek ons gunt. De gemeente wil
met ons praten over onze producten en onze productiviteit, maar we hebben die
niet een-twee-drie in kaart gebracht. We zijn het afgelopen jaar gegroeid van
130 naar 180 medewerkers en die hebben allemaal hun taken. Die kunnen er niet
zomaar wat extra werk bij gaan doen. Ik kan ook niet zomaar 15 extra mensen
inzetten. Het probleem met de politiek is dat die van die korte spanningsbogen
heeft: politici moeten binnen drie jaar resultaten scoren. Ik moet de
medewerkers overtuigen dat de veranderingen noodzakelijk zijn en de gemeente dat
het niet sneller gaat dan het gaat.’
Trekt u zich die kritiek van de gemeente en van zo’n RVZ
aan?‘Slapeloze nachten heb ik er niet van, maar ik vind het
wel spannend. Ik voel me verantwoordelijk voor het traject. Ik zou willen dat de
politiek iets meer begreep hoe dit soort instellingen in elkaar steken. Wij
hebben te maken met 180 mensen die net een fusie achter de rug hebben en nu weer
rustig hun werk willen doen. Ik kan zelf wel 70 uur gaan werken om dingen te
versnellen, maar dat is ook geen oplossing. Het heeft geen zin om als directeur
een eind voor je organisatie uit te gaan lopen.’
Volgens het jaarverslag leven er veel ideeën en meningen over
zorgvernieuwing in uw organisatie waar vrijwel niets mee
gebeurt.‘We hebben er bij de fusie voor gekozen om eerst het
organisatiemodel uit te werken en dan pas de inhoud. Ik geef toe: dat is een
arbitraire keuze. Ik heb me de eerste jaren heel erg afgesloten voor ideeën. Nu
moeten we dat gesprek intern en extern aangaan.
‘Wat moet er volgens u gebeuren?‘De
verslavingszorg zal veel helderder resultaten moeten leveren. We moeten het
debat met de buitenwereld aandurven. We moeten een antwoord formuleren op de
vragen die in de samenleving leven. Hoe bereiken wij die groep op straat? Wat
doen we met bemoeizorg? We moeten nadenken over preventie. We moeten zelf
prioriteiten stellen. Wij volgen als sector de politiek vaak te slaafs. De
samenleving moet inzien dat onze sector bijdraagt aan de sociaal-economische
structuur van onze maatschappij. Dat de bezuinigingen op de maatschappelijke
zorg en het welzijnswerk grote gevolgen hebben gehad. Niet zozeer voor de
individuele werkers, die zijn allemaal wel goed terecht gekomen, maar vooral
voor de samenleving als geheel.Overigens vind ik dat de verslavingszorg het
in verhouding tot de ggz nog niet zo slecht doet: die sector is nog veel meer
dan wij intern gericht. Wij zijn al gewend om met gemeenten in gesprek te zijn.
Dat krijgen de ggz en de ziekenhuizen nog voor de kiezen. Hoe lastig het ook is,
principieel vind ik het goed dat je als instelling te maken hebt met de
vraagstukken die in een gemeenschap spelen en met de lokale overheid, die een
representant is van die omgeving. ‘/Lucie Th. Vermij