Bij het zien van aflevering één besef ik direct weer hoeveel pech je als mens kunt hebben met hoe en waar je opgroeit. Huiselijk geweld, uithuisplaatsingen, ouders die je aan drugs helpen als je pas 13 jaar bent, verwaarlozing en scheidingen. Al vroeg in het leven krijgen de vier hoofdpersonen – Xaron, Sven, Lars en Andy – met één of meerdere van deze dingen te maken. Instanties en hulpverleners zijn nauw betrokken bij de kinderen. Totdat ze achttien zijn. Bij wet volwassen. De gemeente stopt de geldstromen en de jongeren staan er alleen voor.
De draad oppakken?
Onmacht, want wat nu? We weten inmiddels dat er nog veel winst te behalen valt op het gebied van jeugdzorg in ons land. Jongeren die in instellingen hebben gezeten, kampen later vaak met achterstanden en problemen, zoals het moeilijk vinden van werk. Veel van deze jongeren worstelen met gedragsproblemen, verslaving of psychische problemen. Kunnen we van deze jongeren verwachten dat ze de draad weer oppakken?
Hoe nu verder?
In de eerste aflevering wordt pijnlijk duidelijk dat dit hoog gegrepen is. Hoe kun je zelfstandig zijn, als je nooit geleerd hebt hoe? De overgang tussen hulp en houvast naar volledige zelfstandigheid is te groot. Dat niet alleen: de jongeren hebben geen plek om naartoe te gaan. Ze slapen op straat of in de crisisopvang. De tranen stromen over de wangen van Xaron als hij vertelt: ‘Het liefst ga ik gewoon naar huis. Thuis. Bij mijn ouders. Maar ik heb te veel kapotgemaakt om nog terug te gaan.’
Hij verblijft in een crisisopvang van het Leger des Heils. Een plek waar hij over drie maanden moet vertrekken. ‘Ik heb een aanvraag voor WMO gedaan, zodat ik begeleid kan wonen’, vertelt hij, ‘maar deze is afgewezen omdat mijn verslavingstherapeut me heeft geholpen met de aanvraag, en niet het Leger des Heils.’
Wanneer het systeem je tegenwerkt
Het doet pijn om te zien hoe deze jongeren door het systeem worden tegengewerkt. Na een vaak traumatische jeugd waarin deze jongeren soms aan hun lot worden overgelaten, staan zij er opnieuw alleen voor. Als maatschappelijk werkers zijn we onderdeel van dit systeem. En hoe hard je je als professional ook inzet om zo goed mogelijke hulp te verlenen, je loopt tegen muren op. Aanvragen die worden afgewezen, cliënten die tussen wal en schip vallen of zodanig complexe problematiek ervaren dat iedere instantie zijn handen er vanaf trekt. Soms moet je als maatschappelijk werker een beetje buiten de kaders denken om het verschil te kunnen maken, juist voor jongeren in kwetsbare posities.
Opvallend is dat de jongeren zichzelf verantwoordelijk stellen voor deze problemen. ‘Ik ben het probleem’, vertelt Andy nadat hij een boekje opendoet over zijn vader die hem als 13-jarige drugs gaf. Hardop vraag ik me af of deze jongeren echt, zoals ze zelf aangeven, geheel verantwoordelijk zijn voor hun situatie, of dat ze vooral een heel oneerlijke start hebben gehad. En vooral: wat hebben deze jongeren wél nodig om de weg terug te vinden?