‘Ik mag jongeren met gedragsproblemen wel opsluiten in
een jeugdgevangenis, maar psychiatrische instellingen kunnen niet gedwongen
worden die kinderen te behandelen. Terwijl dat de manier is om hen te helpen.’
Frans van der Reijt, kinderrechter bij de rechtbank in Den Bosch, vindt het maar
een dwaze vertoning. Maar ondertussen leidt de vrijblijvendheid van de
jeugdpsychiatrie er wel toe dat honderden jongeren met gedragsproblemen in
jeugdgevangenissen verblijven, zonder dat ze daarvoor behandeld worden. Onlangs
sloegen de zestig kinderrechters in Nederland daarover alarm. In een manifest
roepen ze de ministers van Justitie, Volksgezondheid en Onderwijs op meer geld
te besteden aan de tijdige begeleiding van kinderen die in de problemen dreigen
te raken. Het manifest gaat gepaard met elf voorbeelden van schrijnende
situaties, waarin jongeren verstoken blijven van hulp als gevolg van
wachtlijsten en de gebrekkige jeugdzorg. ‘We hadden nog veel meer voorbeelden
kunnen noemen. We worden hier dagelijks mee geconfronteerd,’ aldus Van der
Reijt.
Hete aardappels
Jongeren met gedragsstoornissen komen vaak tussen wal en schip terecht.
Instellingen in de jeugdzorg schuiven ze als hete aardappels naar elkaar toe.
Niemand neemt de verantwoordelijkheid. Dat probleem is al jaren bekend.Daarom
sloot Justitie in 2001 een convenant af met de voogdij-instellingen. Volgens dit
convenant zouden kinderrechters kinderen die in bepaalde risicovolle situaties
verkeren binnen een week met een gedwongen machtiging in een gesloten justitiële
jeugdinrichting moeten plaatsen. Bij deze zogenaamde crisisplaatsingen gaat het
er om jongeren in bescherming te nemen, bijvoorbeeld omdat ze in de prostitutie
dreigen te komen of omdat ze slachtoffer zijn van mishandeling. De jongeren
hoeven niet direct delicten te hebben gepleegd. De bedoeling is dat ze in de
instelling een poosje tot rust komen. Psychiatrisch onderzoek moet uitwijzen
waar ze het beste behandeld kunnen worden. Na maximaal drie maanden zouden ze
dan doorgeleid worden naar de geëigende behandelplek.
‘Maar daar wringt de schoen,’ zegt Van der Reijt. ‘In de psychiatrie zijn
te weinig gespecialiseerde behandelplaatsen. En de weinige gesloten justitiële
behandelinstituten die er zijn moeten bijna eenderde van hun budget inleveren.
Met als gevolg dat jongeren soms anderhalf jaar wachten op behandeling. De
bizarre situatie doet zich dan voor dat jongeren die strafrechtelijk zijn
geplaatst, na een half jaar vrij zijn omdat hun straf erop zit. Maar jongeren
die geen delicten hebben gepleegd en in bescherming genomen moeten worden,
moeten jarenlang in de gevangenis wachten op behandeling. Voor de jongeren, maar
ook voor de ouders en de omgeving, is dit onverteerbaar. Het gaat vaak om licht
verstandelijk gehandicapten, om jongeren met hechtingsstoornissen of met
seksuele ontwikkelingsproblemen. Of om meisjes die weggelopen zijn van huis en
in loverboyscircuits en prostitutie verstrikt zijn of dreigen te raken.
Overigens hebben niet alleen deze jongeren behandeling nodig. Recent onderzoek
heeft aangetoond dat tachtig procent van de totale populatie in
jeugdgevangenissen dermate gedragsproblemen heeft dat ze intensieve en
gespecialiseerde hulp behoeft.’
Capaciteit
Deze jongeren moeten, aldus Van der Reijt, behandeld worden door de
psychiatrie. ‘Zij horen niet thuis in een jeugdgevangenis met prikkeldraad en
hoge muren. Ze horen thuis in een psychiatrische kliniek, waar ze een
behandeling krijgen en vriendelijk worden bejegend door deskundige
hulpverleners, die rekening houden met de beperkte toerekeningsvatbaarheid van
deze jongeren. Maar de jeugdpsychiatrie faalt wat dat betreft. Ze zet zich hier
veel te weinig voor in. Ze gaat er te gemakkelijk van uit dat jongeren niet
behandeld kunnen worden als ze niet vrijwillig meewerken. Dan loopt zo iemand
weg en houdt de behandeling op. Als volwassenen een psychiatrische stoornis
hebben waardoor ze een gevaar zijn voor zichzelf of de samenleving, kunnen ze
gedwongen worden opgenomen met de wet Bijzondere Opneming Psychiatrische
Ziekenhuizen (BOPZ). Maar psychiaters zijn heel voorzichtig met het vaststellen
van een psychiatrische stoornis bij kinderen, omdat kinderen nog in ontwikkeling
zijn. Dus worden er nauwelijks jongeren met een BOPZ-machtiging opgenomen. De
WGBO (Wet geneeskundige behandelovereenkomst) vereist toestemming van de cliënt
om behandeld te worden, ook van kinderen vanaf 12 jaar. In dat opzicht biedt
deze wet te weinig ruimte voor pedagogische normen. Ik vind dat we eens heel
kritisch naar de jeugdwetgeving moeten kijken. Een machtiging tot een gesloten
opname in de zin van het jeugdrecht leidt niet tot gedwongen opname in een
psychiatrische instelling. Daardoor worden psychiatrische instellingen niet
gedwongen deze zware problematiek te behandelen.’
Dat de jeugdpsychiatrie daar niet voldoende capaciteit voor heeft, vindt
Van der Reijt een weinig overtuigend argument. ‘Dan moet er meer capaciteit
komen. Wat wil men nou! Het is evident dat hoe jonger je begint met de
behandeling, hoe beter je ernstige problemen op latere leeftijd kunt voorkomen.
Dit is geen verantwoordelijkheid afschuiven, maar de verantwoordelijkheid op de
juiste plaats leggen. Het betreft hier jongeren met gezondheidsproblemen.
Bovendien gaat er in de gezondheidszorg zo’n zestig miljard om. Als de
gezondheidszorg met zo’n budget niet in staat is om extra behandelplaatsen te
creëren, dan kan ik niet anders concluderen dan dat ze er geen prioriteit aan
geeft.’/Maria van Rooijen