In de zomer de vraag krijgen of je het niet warm hebt met je hoofddoek op, of de opmerking dat je zo goed Nederlands spreekt. Of zoiets te horen krijgen als: ‘Heb jij als klein vrouwtje wel overwicht op die puberjongens?’ Onderzoeker René Broekroelofs kan eenvoudig dit soort voorbeelden opsommen, op basis van het Movisie-onderzoek De aanpak van discriminatie in de sociale basis waarvan hij projectleider was.
Opstapeling
‘Een van de sociaal werkers die ik sprak vertelde me dat ze soms huilend thuiskomt. Want het gebeurt niet sporadisch dat ze dit soort opmerkingen krijgt. Het stapelt zich op en soms wordt het haar te veel. Zoals die keer dat ze met andere professionals in een vergadering zat en een van hen de opmerking maakte: “Wat interessant dat er ook een Marokkaans iemand is uitgenodigd.”’
Opvallend
De kans om het slachtoffer te worden van discriminatie is het grootst voor mensen met een andere huidskleur dan wit en voor mensen met een migratieachtergrond. Ook lhbti+ personen en vrouwen lopen een relatief groot risico. Opvallend daarbij is dat mensen die een groter risico lopen, zelf niet per se minder vaak discrimineren, weet Broekroelofs. ‘Uit Amerikaans onderzoek bleek dat kinderen die zelf opgroeiden in een gezin met twee ouders van hetzelfde geslacht, toch homofobische uitlatingen doen. Dat komt vooral door de gewoonten in een groep en de groepsdruk.’
Uiteenlopende spanningsvelden
Discriminatie komt voor op verschillende niveaus en tussen verschillende soorten actoren. Movisie vatte het samen in een matrix, die de uiteenlopende spanningsvelden laat zien. Om te beginnen het spanningsveld tussen sociale professionals en inwoners, tussen professionals en overheidsinstellingen, bij sociale professionals onderling, tussen inwoners en overheidsinstellingen en tot slot tussen bewoners onderling. In alle situaties kan de professional het slachtoffer zijn, maar ook degene die discrimineert. Als dat aan de hand is, kan het voorkomen dat collega’s het zien gebeuren.
Niet verbaasd
Die kans is best groot: de factsheet die Movisie bij het onderzoek maakte, laat zien dat 30% van de ondervraagde sociaal professionals ziet dat collega’s inwoners/cliënten discrimineren. Broekroelofs vindt het een opvallend cijfer, maar het verbaast hem niet: ‘Sociaal werkers zijn ook gewoon mensen. Iedereen heeft stereotiepe beelden en vooroordelen. Terwijl het beeld van sociaal werkers is dat dat niet voor hen geldt, omdat zij juist voor de kwetsbare mensen opkomen.’
Weinig meldingen
Van alle sociaal werkers die met discriminatie te maken hebben, meldt 60% dat niet. Daarbij gaat het om professionals die zelf het slachtoffer zijn en om degenen die het zien gebeuren richting collega’s of inwoners. Dat meer dan de helft het erbij laat zitten, baart Broekroelofs zorgen. ‘Er moet echt meer aandacht voor komen, en beleid en procedures in organisaties zodat melden laagdrempeliger wordt.’
Relatie verstoren
Een veelvoorkomende reden die de ondervraagden noemen om niet te melden, is dat ze bang zijn om de relatie te verstoren. Zeker als je als hulpverlener ziet dat jouw cliënt discrimineert, dan kan Broekroelofs zich wel voorstellen dat je de relatie niet wilt schaden. ‘En ook als je met groepen werkt en je ziet daarbij dat discriminatie een dieperliggende oorzaak is van problemen, dan bestaat de neiging om dat te laten liggen en meer aan de oppervlakte te werken. Maar als je discriminatie laat sluimeren, dan pak je niet het daadwerkelijke probleem aan, en kan het verder escaleren.’
Waarheidsvinding
Een andere reden waarom sociaal professionals niet melden, is dat ze bij officiële instanties een te hoge drempel ervaren. Dat beeld herkent Broekroelofs wel, bijvoorbeeld omdat de gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (ADV) doorgaans direct beginnen met waarheidsvinding. ‘Als je dan zelf twijfelt of het voorval ernstig genoeg is, dan bedenk je je nog wel een keer extra voordat je een melding maakt.’
Emotionele steun
Broekroelofs ziet dit als een gemiste kans, temeer omdat bekend is dat slachtoffers vooral behoefte hebben aan een luisterend oor. ‘De behoefte aan emotionele steun is groot, het verhaal kwijt kunnen is het belangrijkste voor hen.’ Die emotionele steun kunnen sociaal werkers elkaar onderling ook geven.
Belangrijke stap
Daar gaat volgens de onderzoeker echter nog een andere belangrijke stap aan vooraf. ‘De eerste stap is her- en erkenning van discriminatie om überhaupt in te kunnen grijpen. Een veel voorkomende reactie van iemand die gediscrimineerd wordt is bevriezing. Dan is het voor omstanders dus belangrijk om de antennes goed af te stellen.’
Aanscherpen voelsprieten
Hij realiseert zich dat het aanscherpen van de voelsprieten wellicht makkelijker gezegd is dan gedaan. Hij adviseert sociaal professionals en sociaal werkorganisaties daarom een zogeheten bystandertraining te volgen, of te organiseren in de wijk. Deelnemers leren dan onder meer om discriminatie te herkennen.
Cru
‘De volgende stap, na het herkennen van discriminatie, is jezelf de vraag stellen of jij de juiste persoon bent om in te grijpen in de situatie. In het geval van discriminatie door een wit persoon werkt het beter als een ander wit persoon ingrijpt, dan als iemand van kleur dat doet. Hoe cru het ook is, dit blijkt uit onderzoek.’
‘Dit had ik niet verwacht’
Als de conclusie is dat jij inderdaad de aangewezen persoon bent om in te grijpen, dan kan dat op verschillende manieren, legt hij verder uit. ‘De dader aanspreken op positieve normen en waarden en eigenschappen. Je kunt zoiets zeggen als “Goh, ik ken je als iemand die gelijkwaardigheid belangrijk vindt. Dit had ik dus niet van jou verwacht.” Verder werkt het ook goed als je uitlegt wat je gedrag aan emoties teweeg kan brengen: dat je iemand pijn doet of verdrietig maakt door je opmerkingen bijvoorbeeld. Wat ook effectief is, is het aanspreken van de groep van de dader, zoals zijn team- of familieleden.’
Supereng
Soms leent de situatie zich er niet toe om direct in te grijpen. Dan is het beste dat je kunt doen om het slachtoffer veilig te stellen, door het gesprek om te buigen of op een andere afleiding te zoeken. ‘Op deze manier kun je naderhand bekijken hoe je het slachtoffer het beste kunt helpen. Want het kan supereng zijn om in te grijpen.’
Belangrijkste voorspellers
Broekroelofs rondt zijn toelichting op het onderzoek af met een advies dat al vaker gegeven is: organiseer positieve ontmoetingen in de wijk. Hij maakt ook helder waaróm dit zo’n goede manier is om discriminatie tegen te gaan. ‘We weten uit onderzoek dat vooroordelen, stereotype beelden en sociale normen de belangrijkste voorspellers zijn voor discriminatie.’
Gemengde teams
‘Als je elkaar leert kennen, en hoort wat iemand anders allemaal meemaakt, dan helpt dat om ook de impliciete vooroordelen te verminderen.’ Het is overigens wel belangrijk dat je bij het organiseren van ontmoetingen voorzichtig bent met competitieve elementen, benadrukt hij. ‘Laat niet zomaar twee groepen een voetbalwedstrijd tegen elkaar spelen, bijvoorbeeld. Beter is om gemengde teams te maken. Of om iets anders te doen, zoals samen zwerfafval in de wijk opruimen.’
Movisie gaat verder met het aanpakken van discriminatie in de sociale basis. Onder meer door reflectiesessie met sociaal werkers te organiseren. Wil je daar meer over weten? Bel of mail René Broekroelofs.
Voorbeelden van aanbevolen trainingen:
- Omstanders workshop straat intimidatie: Omstanderinterventie workshops – Fairspace
- Speaking up van Sociale veiligheid — Sexmatters
- E-learning ingrijpen bij online discriminatie: Online training: #DatMeenJeNiet! | Movisie
Meer weten over het onderzoek dat in februari is verschenen?