Een belangrijke pijler van de Wmo is burgerparticipatie. Burgers, en ook organisaties en verenigingen, moeten kunnen meedenken en -praten over de Wmo-plannen van de gemeente. Hoe staat deze pijler er na drie jaar voor?
Ambtenaren
Leny Borsboom, beleidsmedewerker Zorgbelang Zuid-Holland en als zodanig betrokken bij Lokaal Centraal, het landelijke stimuleringsprogramma lokale cliëntenparticipatie: ‘Er komt heel wat af op de ambtenaren die zich hiermee bezig houden. Dat begrijp ik, maar ik zie een aantal verbeterpunten en vooral kansen. Bijvoorbeeld op het gebied van timing. Wmo-raden en lokale belangenorganisaties worden vaak te laat in het beleidsproces betrokken. Daardoor kunnen ze maar weinig invloed uitoefenen, en dat geeft burgers het idee dat er niets verandert. En dus haken ze af. En verder zou ik tegen die ambtenaren willen zeggen: zorg dat je weet wat er leeft, kom achter dat bureau vandaan. Ga op bezoek bij mensen, bijvoorbeeld in de verslavingszorg. Of bij andere kwetsbare groepen die niet zo goed georganiseerd zijn dat ze hun eigen belangen behartigen. Demente ouderen, allochtonen, jongeren met psychische problemen. Groepen die je niet hoort, als je er niet bij aanschuift. Zoek ze op, in de moskee, in opvanghuizen, via de ggz.’
Dikke nota’s
‘Vooral mensen serieus nemen, is een belangrijke les voor gemeenten’, aldus Borsboom. ‘Zorg dat er echt wordt geluisterd. Zo ontstaat vertrouwen en krijgen burgers echt de kans om mee te denken. En ik zou ook graag zien dat gemeenten beseffen dat burgers geen ambtenaren zijn die dikke nota’s willen lezen. De informatie van de Wmo-loketten is vaak nog veel te ambtelijk. Denk aan laaggeletterden en allochtonen. Die moeten de informatie ook kunnen begrijpen.’
Inlevingsvermogen
‘De omschakeling om ervaringen van burgers centraal te stellen, vraagt veel creativiteit en inlevingsvermogen, besluit Borsboom. ‘Maar dat neemt uiteindelijk wel drempels weg, omdat mensen dan kunnen meedoen. Het is een leerproces. Gelukkig zie ik dat veel gemeenten hun best doen.’