Neem de kinderopvang. Dankzij de zedenaffaire in kinderdagverblijf Het Hofnarretje kwam deze sector onlangs negatief in het nieuws. De voor de hand liggende vraag: hoe kon de kinderopvang zo ontsporen? Hoe is het toezicht geregeld? De deskundigen die in het verhaal in deze Zorg + Welzijn reageren op de gebeurtenissen, wijzen opmerkelijk genoeg niet direct naar elkaar.
Opvallend is bijvoorbeeld dat Ina Brouwer, voorzitter van de MOgroep Kinderopvang, ook de hand in eigen boezem steekt. Ze pleit voor een keurmerk met kernwaarden voor kwaliteit, waardoor ouders zich tegenover organisaties in de kinderopvang kritisch kunnen opstellen. Opmerkelijk is ook dat ze kritisch wil kijken naar de competenties van het management, de professionals die zij als werkgeversvoorzitter direct vertegenwoordigt.
‘Het lijkt wel of iedere idioot een kinderdagverblijf mag opzetten’, zo schetst Gjalt Jellesma, van BOINK, de oudervereniging in de kinderopvang, dit probleem in ronde bewoordingen. Zelfregulering in de sector werkt volgens hem niet. Er is veel zwaarder toezicht nodig. Zo bezoekt de Inspectie Kinderopvang in Gelderland goedpresterende kinderdagverblijven maar eens per twee jaar. ‘Te weinig’, oordeelt Jellesma. ‘Als je niet in staat bent alle locaties te bezoeken, komt dat omdat je vooral papier controleert.’
Hoe belangrijk de aandacht voor kwaliteit is, blijkt ook uit het verhaal over secundaire traumatisering. Hulpverleners kunnen klachten ontwikkelen als ze persoonlijk last krijgen van de problemen van hun cliënten. Ook hier blijkt de rol van leidinggevenden cruciaal. ‘Ze zouden standaard moeten vragen: “Kun je het werk nog aan?”, “Zijn er dingen die belastend zijn?” Zo straal je ook uit: “Ik waardeer wat je doet”.’