Door Peter le Nobel – Een belangrijke bron voor het onderzoek ‘Jongeren en hun Islam’, uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut, zijn de groepsgesprekken. Daaraan deden zo’n 86 jongeren uit het Amsterdamse Slotervaart mee. ‘Wat mij opviel is dat jongeren bereid zijn hun hand in eigen boezem te steken,’ zegt onderzoeker Trees Pels, ‘de slachtoffermentaliteit achter zich te laten en actief deel te nemen aan de maatschappij.’
Makkelijk wordt het hen daarbij niet gemaakt. ‘Het debat over de islam in het publieke en politieke discours ervaren jongeren soms als krenkend.’ Jonge, meer praktiserende moslima’s lijken dat het sterkste te ervaren: meer dan hun leeftijdgenoten hebben zij problemen met het vinden en vasthouden van een stageplek of werk. Daardoor lopen zij de meeste kans om zich van de samenleving af te keren. Toch proberen ook zij zich niet te laten ontmoedigen.
Weinig rolmodellen
De kracht hiertoe komt hoofdzakelijk van de jongeren zelf, want er zijn weinig instanties of rolmodellen waarop zij een beroep kunnen doen. Veel mogen zij zelf uitzoeken. Boeken, brochures en sites vormen daarbij een belangrijke bron van informatie, maar de betrouwbaarheid ervan is niet altijd even goed te achterhalen. Jongeren hebben behoefte aan een ‘keurmerk’. Openbare bibliotheken zouden een herkenbare plek moeten inruimen voor religie. Ouders kunnen een belangrijke steun zijn, zo vermeldt het onderzoek, maar zouden hulp moeten krijgen om minder autoritair op te treden en meer te communiceren met hun kinderen, ook over het geloof. De moskee zou eveneens toegankelijker mogen zijn voor jongeren. Dit betekent bijvoorbeeld een opener houding van de imam en meer uitleg in het Nederlands tijdens de koranlessen.
Groepsgesprekken
Populair onder de jongeren is de uitwisseling van informatie in informele groepjes. ‘Die groepsgesprekken tijdens het onderzoek waren een middel, maar voor jongeren bleek het ook een doel op zich te zijn’, constateert Fadoua Lahri. Zij leidde als stagiaire alle gesprekken tijdens het onderzoek. Opvallend is dat jongeren weinig gelegenheid krijgen om op eigen initiatief bijeenkomsten te organiseren. ‘Buurthuizen bijvoorbeeld zijn vaak terughoudend, omdat gedacht wordt dat het gaat om een religieuze bijeenkomst, terwijl het erom gaat je ervaringen als moslim in Nederland met elkaar te delen.’
Vaak wordt hierbij de staatsrechtelijke scheiding tussen kerk en staat als argument gebruikt. Pels adviseert in haar onderzoek om daar minder krampachtig mee om te gaan. ‘In ons bestel kennen wij ook het grondwettelijk recht van expressie van geloof in de openbare ruimte’, zegt Pels. ‘De religieuze identiteit is deel van henzelf en je moet hen op dat punt niet de rug toekeren. We hebben als samenleving een verantwoordelijkheid om jongeren goed te ondersteunen. Nu laten we ze bungelen.’
Lichtende voorbeelden
In hetzelfde onderzoek staan 23 praktijkvoorbeelden van hoe het wel kan. En er bestaan nog meer voorbeelden, zoals het jongerencentrum Argan in Amsterdam. ‘Wij hebben heel veel debatten over de islam georganiseerd’, zegt jongerenwerker Mohamed Azahaf. ‘Jongeren zochten al lange tijd naar podia om over de islam te praten, maar na de moord op Theo van Gogh kwamen de ontwikkelingen in een stroomversnelling: jongeren wilden hun positie bepalen in het daarop volgend islamdebat. Bovendien zochten zij naar een antwoord op de vraag hoe je het belijden van je godsdienst kan combineren met het leven in Nederland. Leven volgens de islam is prima inpasbaar in de Nederlandse samenleving, was al snel de conclusie.’
Azahaf onderschrijft de aanbeveling dat moskeeën toegankelijker moeten zijn voor jongeren. Een goed voorbeeld vindt hij de ‘Poldermoskee’ in Slotervaart, ook genoemd in het onderzoek, waar de preken in het Nederlands worden gegeven. ‘Bovendien is het van belang dat moslimjongeren een zetel krijgen in het bestuur.’ Ook het jongerencentrum zelf wil tijdig inspelen op vragen en behoeften onder jongeren. Daarom is er onder meer een jongerenraad die de betaalde krachten adviseert.
De jongerenwerker benadrukt dat in het hele land jongeren initiatieven nemen en is optimistisch. ‘Ik verwacht dat jonge moslims steeds meer podia krijgen om over de invulling van hun religieuze identiteit in Nederland te praten.’
Jongeren en hun islam, door Trees Pels, Marjan de Gruijter en Fadoua Lahri, Verwey-Jonker Instituut