Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Larbi Edriouch, hoofd van Bureau Inburgering Utrecht: ‘Vrijblijvendheid troef bij nieuwe inburgering’

Larbi Edriouch, hoofd van het Bureau Inburgering van de gemeente Utrecht, is een van de vooraanstaande critici van het nieuwe inburgeringsstelsel. Minister Verdonk probeert dit stelsel nu al twee jaar in te voeren, maar slaagt er telkens niet in haar plannen door de kamer te loodsen. ‘Het nieuwe inburgeringsbeleid draait niet om verantwoordelijkheid, maar om verwaarlozing’

‘Emigranten zijn net schipbreukelingen. Het schip zinkt, maar er zijn geen reddingsboten. Je ziet de kust en alleen als je kunt zwemmen en een goede conditie hebt, red je het. Zo niet, dan heb je pech. Toen ik in 1970 naar Nederland ging kwamen we terecht in een klooster, waar DAF 380 gastarbeiders had ondergebracht. Na drie weken kwamen er vrijwilligers van de Limburgse Immigratiestichting langs omdat ze Nederlandse les wilden geven. Van de 380 mensen hebben zich toen zeventien mensen opgegeven voor taalles.’

‘Vanaf de eerste les werden we uitgelachen. ‘Daar gaan onze studenten. Hebben jullie je diploma’s nog niet gehaald?’ Iedere keer als we naar de les gingen, werden we voor gek verklaard. Alleen als je sterk in je schoenen staat, weersta al die spot. Je moet de wil en de kracht hebben om er doorheen te komen. Binnen drie weken vielen er dertien af, die konden de druk van de omgeving niet meer aan.’

Larbi Edriouch (53), hoofd van het Bureau Inburgering van de gemeente Utrecht, weet wat het is om als migrant in Nederland te komen. ‘Dit verhaal gebruik ik als voorbeeld dat eigen verantwoordelijkheid goed is, maar ook grenzen kent. In het nieuwe inburgeringsbeleid heeft de minister het over eigen verantwoordelijkheid, maar het is verwaarlozing. Nu wordt gezegd dat nieuwkomers die vanaf 2006 binnenkomen het allemaal zelf moeten regelen. Ze moeten zo’n 6000 euro per jaar betalen voor een inburgeringscursus. Veel inburgeraars zullen het beoogde niveau niet binnen één jaar halen en komen daardoor voor hogere kosten te staan. Daarvoor kunnen wel een lening afsluiten, meent de minister. Ze moeten zelf een taalinstituut zoeken en over de kosten van de cursus onderhandelen met de taalaanbieders. Maar als ze dat allemaal kunnen, hebben ze die inburgering helemaal niet nodig.’

Zelf was Edriouch wel een doorzetter: naast zijn werk als arbeider bij DAF studeerde hij opbouwwerk, educatief werk en werd docent Nederlandse taal. Hij was trajectbegeleider bij een advies- en studiecentrum, werkte in het volwassenenonderwijs en werd directeur van een school voor volwassenenonderwijs in Den Bosch. In 1994 begon hij als hoofd van het Bureau Inburgering in Utrecht. Het bureau biedt onder meer de trajectbegeleiding aan zo’n 3500 inburgeraars jaarlijks en doorgeleiding naar de arbeidsmarkt.

Bedreigend
Edriouch constateert dat het vroegere tolerante klimaat al sinds begin jaren negentig verhardde, al ver voor de aanslagen van 11 september 2001 en de opkomst van Fortuyn. Zelf kreeg hij regelmatig te maken met racistisch getinte incidenten. Als voorzitter van een Marokkaans sociaal-cultureel centrum werd zijn auto al eens kort en klein geslagen. Toen hij zich kandidaat stelde voor de gemeenteraad in Heerlen in 1990 kreeg hij een brandbom in de brievenbus. In 2003 werd er nog eens brand gesticht in zijn auto, waarbij zijn huis ook forse schade opliep. ‘Ik denk niet elke dag dat ik een buitenlander ben. Ik woon hier al 35 jaar maar ik word nog steeds als Marokkaan beschouwd. Collega’s vragen nog altijd aan mij: hoe zit dit of dat bij jullie? Dat zijn hele kleine dingen, maar die hebben wel grote betekenis. Hoe meer we integreren hoe bedreigender we zijn voor een deel van de autochtone bevolking. Je eist meer, je bent mondiger, je participeert, je krijgt een politieke visie, komt in het parlement. Men realiseert zich dan dat het wel eens heel ver kan gaan. Dat we een cultuuraspect aan de Nederlandse normen en waarden willen toevoegen zoals de Islam. Dat is uiterst bedreigend.’

In het nieuwe inburgeringsstelsel dat in 2006 moet ingaan, is vrijblijvendheid troef, terwijl het kabinet daar juist een eind aan wilde maken, oordeelt Edriouch. ‘Ten eerste hoeft iemand zich pas binnen een half jaar voor inburgering aan te melden, terwijl dat nu binnen zes weken is. Als je je nu niet binnen zes weken aanmeldt, kunnen we al sancties uitdelen van 280 euro. In het nieuwe stelsel kun je iemand pas na half jaar vragen wat die aan het doen is. Als hij helemaal niets onderneemt, kun je hem maximaal 70 euro boete opleggen. Vervolgens heeft hij drieënhalf jaar de tijd om zijn inburgeringsexamen af te leggen. Als hij dat nog niet gehaald heeft, verliest hij het recht op compensatie voor een deel van de € 6000 die een inburgeringstraject kost (maximaal € 3000). Dat loop je mis, maar als je niks uitgegeven hebt, is dat helemaal niet erg. Zo iemand moet dan binnen vijf jaar alsnog het inburgeringsexamen hebben afgelegd. Wie het examen dan nog niet heeft gehaald, komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar de verblijfsvergunning wordt wel weer met vijf jaar verlengd. Dat is dan toch geen sanctie?’

Edriouch pleit voor de invoering van resultaattoetsing en een langere verplichte periode om cursussen te volgen. ‘In de huidige wet staat de verplichting van een jaar inburgering. Als iemand het een jaar volhoudt heeft hij voldaan aan zijn inburgeringsplicht. In het nieuwe stelsel wordt wel een bepaald niveau geëist, maar daarmee kun je niet zelfstandig functioneren, hooguit een paar woordjes uitwisselen. Dat betekent niets als je met inburgering de achterstanden wilt oplossen en de ouders in staat wilt stellen hun kinderen te begeleiden bij het maken van huiswerk.’

Edriouch verklaart de devaluatie van de inburgering uit het gebrek aan bereidheid van de overheid er veel geld in te stoppen. Echte inburgering vergt veel grotere investeringen in de keten van het ambtelijk apparaat tot en met de man in de straat. ‘In de nieuwe wet staat dat werk boven inburgering gaat. Terwijl de oorspronkelijke doelstelling van inburgering is dat mensen de taal leren, kennis nemen van de samenleving, actief kunnen participeren op allerlei niveaus, een bijdrage leveren aan de leefbaarheid, een rol spelen in de opvoeding van hun kind.’

‘Mensen spreken de taal niet. Dat is een van de oorzaken van vroegtijdige uitval de kinderen, dat ze spijbelen en op straat hangen. Dat is pijnlijk, maar het is nog pijnlijker dat het nog steeds niet serieus genomen wordt door de Nederlandse overheid. Ondanks alle problemen wordt de kern nog steeds niet aangepakt. De achterstand bestaat op alle terreinen, of dat nu werk, inkomen, taal, politieke of sociale participatie is. Zolang je die achterstand niet wegwerkt, hou je problemen of ze worden nog erger.’

Grote broek
Minister Verdonk nam al in 2004 maatregelen die de instroom van buitenlandse partners moeten beperken. Zo moet de Nederlandse partner minimaal 120 procent van het minimumloon verdienen en dient de buitenlandse partner minstens 21 te zijn. ‘Turken en Marokkanen zullen met man en macht aan dat soort inkomenseisen proberen te voldoen,’ vreest Edriouch. ‘Het is erg dat jongeren hierdoor vroeger hun opleiding afbreken en gauw aan het werk gaan om geld te verdienen. Sommigen zoeken twee banen om te voldoen aan die inkomenseis. Men realiseert zich blijkbaar niet wat voor invloed het heeft op degenen die hier al zijn. Aan de ene kant wordt veel werk gemaakt van vangnetten om schoolverlaters weer op een scholingstraject te zetten. Niemand mag van school zonder kwalificaties. Tegelijkertijd stimuleert dit beleid indirect de schooluitval. Waarom zou je niet zeggen dat als je een opleiding volgt, je ook je partner hier naartoe mag halen?’

De strengheid van de nieuwe Wet Inburgering Nieuwkomers die minister Verdonk nu al twee jaar probeert in te voeren, wordt intussen steeds verder teruggeschroefd. Oorspronkelijk wilde ze alle Nederlanders en reeds genaturaliseerde vreemdelingen met minder dan acht jaar onderwijs inburgeringsplichtig maken, maar het advies van de Raad van State leidde tot veel aanpassingen. Ook Antillianen en Arubanen vallen buiten de nieuwe wet. De minister kwam met ondoordachte plannen, oordeelt Edriouch. ‘In eerste instantie trok ze een te grote broek aan. Ik hoop dat ik ongelijk heb, maar mijn gevoel zegt dat we over vijf jaar weer zullen ontdekken dat dit niet de juiste aanpak is. Dan hebben we veel infrastructuur en deskundigheid weggegooid, die we opnieuw moeten opbouwen. We zitten nu al drie jaar te wachten op de veranderingen. Iedereen is verlamd door onzekerheid, we kunnen ons werk niet verder ontwikkelen, medewerkers geen uitzicht bieden. Er heerst ontzettend veel onrust bij iedereen in het veld, onderwijs, reïntegratiebedrijven.’

‘Als je niet heel erg betrokken bent bij je werk en geen resultaten ziet, hou je het niet vol. Ik ben een idealist, ik doe het niet voor mezelf. Toen ik aan deze baan begon, ging ik er in salaris niet op vooruit. Ik deed het omdat ik mijn capaciteiten wilde inzetten voor de allochtonen in Utrecht. Ik word gesteund door wethouder Hans Spekman (PvdA). Ambtenaren die zich inzetten voor de doelgroep geeft hij alle steun. Tegelijk is hij een van de hardste wethouders. Als iemand zich niet aan de regels houdt, dan heeft hij pech bij Spekman. En bij mij.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.