De 71-jarige Joris Bennink leek niet veel van andere cliënten af te wijken, toen hij net opgenomen was in het verpleeghuis in zijn Friese woonplaats. Bij een fietsongeluk had hij maanden eerder ernstig hersenletsel opgelopen, waardoor hij niet langer zelfstandig kon wonen.
Begeleiding
Toch werd al snel duidelijk dat hij anders op dingen reageert dan anderen: hij werd onrustig, maakte dingen kapot en als iemand daar ‘verkeerd’ op reageerde, werd hij steeds bozer. Wat ze ook probeerden, professionals van het team dat hem begeleidde kwamen er niet achter hoe ze hem op zijn gemak konden stellen. In hun pogingen dat toch te doen, gingen ze vooral steeds harder rennen.
Handelingsverlegen
‘Onmacht omdat een cliënt gedrag vertoont dat je niet begrijpt, maakt elke professional op den duur handelingsverlegen’, vertelt Henriëtte Ettema van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE), die werd gevraagd die situatie te helpen doorbreken. ‘Daarvoor is het allereerst belangrijk om te onderzoeken wat er precies aan de hand is, en alle betrokkenen daar goed over te informeren.’
Cliënten in de ouderenzorg en in de gehandicaptenzorg krijgen regelmatig gedragsmedicatie als ze probleemgedrag vertonen. Vaak is dat niet nodig, want er zijn alternatieven. Dat blijkt uit een pilot van kennisinstituut Vilans >>
Onrust
Ettema liet een gedragsneuroloog onderzoek doen naar Benninks toestand en sprak de betrokken behandelaren en het zorgteam. Ook voerde zij gesprekken met zijn familie om te achterhalen hoe Bennink voor het ongeluk was. Hij bleek een klusser te zijn, die alles wat stuk is altijd gelijk wilde repareren. Dat bleek een verklaring van zijn onrust: ook in het verpleeghuis wilde hij repareren, maar kon dat niet meer.
Advies
Na vier weken onderzoek, startte het betrokken team onder leiding van casemanager van het CCE een intensief traject om adviezen te implementeren, variërend van ‘ga naast Bennink staan om te zien waarop hij reageert’ tot advies op organisatieniveau: ‘Maak cliënten met probleemgedrag tot een multidisciplinair gedeeld probleem.’
Probleemgedrag
Dat gaat volgens Ettema verder dan andere professionals mee laten kijken. ‘ Je kijkt samen naar het probleemgedrag van de cliënt en wisselt uit wat je observeert, wat je denkt dat nodig is en waarom je dat denkt. Zo voorkom je dat het “probleemgedrag” van de ene naar de andere discipline wordt doorgeschoven en kom je tot een breed gedragen zorgplan met onderbouwing. Het is immers makkelijker om een advies op te volgen als je begrijpt waarom je dat doet, dan wanneer je dat alleen doet omdat die en die dat zegt.’
Samenwerking
Een andere overlegstructuur en meer samenwerking dus, wat iets anders is dan ‘meer personeel’, benadrukt Ettema. ‘In teams waar het goed gaat, hoor ik juist vaak: je moet niet te veel mensen hebben rondlopen, want dat zorgt vooral voor onrust.’
De naam Joris Bennink is een gefingeerde naam. De persoon in dit artikel staat niet op de afbeelding, deze foto dient enkel ter illustratie.