Door Dominique Elshout – ‘Het NIZW was in de begintijd bezig met innovatieve strategieën op nationaal niveau; die vervolgens op lokale schaal geïmplementeerd moesten worden. Binnen het lectoraat proberen we innovatieve ideeën van professionals en bewoners uit de buurt te bewerkstelligen. Dat doen we op plaatselijk niveau in samenspraak met het werkveld. Eén van de spannendste vragen is nu hoe de landelijke kennisinfrastructuur zich verhoudt tot lokale projecten.
Er zijn op dit gebied afstemmingsproblemen. Landelijke instituten gaan de markt op en richten zich ook op innovatie op lokaal niveau. Daardoor kom je elkaar soms tegen als concurrenten. Ik zie de landelijke centra vooral als ondersteunende back office’, schetst Van Ewijk.
Buurten
‘Toen we startten met het lectoraat hebben we convenanten gesloten voor een langdurige verbintenis met buurten. Daarvóór was het in buurten een komen en gaan van professionals. In Utrecht zijn nu in tien buurten sociale makelaars werkzaam, die daar zeker vier jaar blijven. Ze moeten de spil van het werk worden. Zo kunnen burgers zich beter met de professionals vereenzelvigen. De makelaars werken nauw samen met collega’s in de buurt om te bepalen wat sociaal wenselijk en problematisch is. Van daaruit zetten ze interventies en diensten op. Het Kenniscentrum sociale innovatie volgt deze ontwikkeling en traint de professionals.’
‘Tegelijkertijd doen onze studenten onderzoek in de buurten. Deze (semi)permanente binding met instellingen en buurten in de eigen regio zie ik als essentie van het werken vanuit lectoraten. Daarin onderscheiden zij zich van wat landelijke kennis- en onderzoeksinstituten kunnen doen.’ <>
Zie ook: www.hu.nl/Onderzoek/Lectoraten
Dit artikel staat in de opleidingenspecial van mei 2009
Bron: Foto: Herbert Wiggerman