Al jaren buitelen de plannen om de gezondheidszorg te
verbeteren over elkaar heen. Bijna elk plan kent de huisarts een prominente rol
toe, of het nu gaat om preventie, de bewaking van de toegang tot de ggz, de
zichtbaarheid van de verslavingszorg of het terugdringen van de uitgaven voor
medicijnen. Huisartsen moeten meer samenwerken, is steeds de boodschap. Met de
Riagg, het AMW, de eerstelijnspsycholoog, de apotheker, de GGD, de thuiszorg,
het ziekenhuis. Onlangs lanceerde voormalig staatssecretaris van volksgezondheid
Simons nog een plan waarin de huisarts wordt gebombardeerd tot beheerder van
zorgbudgetten. De huisartsen wijzen vrijwel elk voorstel af. Wij zijn niet
gehoord en we hebben het al veel te druk, is telkens de teneur van hun
reactie.
Wat is de achtergrond van die houding van huisartsen? Is het niet prettig
om zo prominent in beeld te zijn?’Dat de huisarts centraal staat is niet
nieuw. Als diagnosticus, adviseur en gids is hij van oudsher de centrale figuur
in de Nederlandse gezondheidszorg. De huisarts is zeer gemakkelijk toegankelijk
voor patiënten, die steeds meer te maken krijgen met uitdijende instituten. De
huisarts werkt – nog – op een menselijke maat. En nu ineens ontdekken de
managers de huisarts. Maar die kijken met een managersblik naar onze
beroepsgroep. Alles moet gestroomlijnd worden en wij moeten dat maar doen. Maar
wat de huisarts wil is dat de functie van huisarts behouden blijft.’
Staat die dan ter discussie?‘Nee, maar de
huidige omstandigheden leiden ertoe dat de huisarts verdwijnt. En de politiek
reageert daar niet op. Wat is er aan de hand? Een derde van onze achterban is
vijftig jaar of ouder. Wij hebben goed gespaard, dus wie wil kan vervroegd
uittreden. Dat zal ook steeds meer gebeuren, want de diensten worden zwaarder.
De invulling van het begrip “spoedeisend” is bijvoorbeeld totaal veranderd. Om
een voorbeeld te geven. Tegenwoordig krijg ik bij de avonddienst tussen zes en
zeven een golf aan telefoontjes van ouders die terugkomen van het werk en hun
kind opgehaald hebben bij de oppas of de kinderopvang. Die willen advies over
dingen die die dag gebeurd zijn. De maatschappij is veranderd. Je kan die dingen
niet tegengaan. Je moet de arbeidsomstandigheden verbeteren om te voorkomen dat
deze oudere groep vroegtijdig vertrekt. En dan heb je de jonge huisartsen die
niet meer 52 uur per week willen werken, exclusief hun diensten. Ze willen wel
hard werken, maar nog maar 40 uur. Wil je hen voor het beroep behouden, dan moet
je de dienstenstructuur verbeteren. Er moeten simipelweg meer huisartsen komen.
36 per jaar extra, zoals Borst heeft toegezegd, is niet genoeg. In Tilburg en
Amersfoort zijn al praktijken gesloten omdat er geen opvolgers zijn. Het is
voorspeld. Het Nivel heeft berekend dat er nu jaarlijks 495 jonge artsen in
opleiding moeten om in 2010 voldoende huisartsen te hebben.’
Maar minister Borst heeft voor de huisartsen toch 260 miljoen
extra ter beschikking gesteld?‘Dat geld is voor
praktijkondersteuning en onkostenvergoedingen bij verbouwingen en
managementondersteuning. Dat is allemaal nodig om de toenemende zorgvraag op te
vangen. Maar om de arbeidsomstandigheden te verbeteren is er meer nodig. In
Rotterdam, Den Haag en Nijmegen zijn centrale doktersposten opgezet. De
patiënten zien het als een lichte verbetering ten opzichte van vroeger, maar
voor de artsen is de satisfactie torenhoog. Een huisarts wil liever heel hard
werken dan voortdurend beschikbaar moeten zijn. Zo’n post heeft bovendien als
voordeel dat het meer samenhang in de huisartsenwereld brengt. Op dit moment
zijn die posten als project gefinancierd en dus eindig. Wil je dat in heel
Nederland invoeren, dan heb je zo’n 100 miljoen nodig. En er moet geÔnvesteerd
worden in de salarissen van de huisartsen in opleiding. Die worden betaald uit
de rijksbegroting en daarmee ligt ons verlanglijstje op het bordje van de
politiek. De politici staan niet voor de vraag hoe zij de huisarts de spil
moeten maken van de hele gezondheidszorg, de kwestie is hoe zij de
huisartsenzorg denken te behouden.’
Een paar berichten van de laatste weken. Huisartsen zouden
zorgburgetten moeten gaan beheren. Nee, zegt u.‘In Engeland
heeft men daar zeer slechte ervaringen mee. Huisartsen zijn dokters. Laat ze dat
blijven. Die moeten zich niet met budgetten bemoeien.’
In Limburg is een groots plan gepresenteerd om te
transmuraliseren. Nee, zeggen de huisartsen‘Als je in die
grootse plannen het takenpakket van de huisarts flink verzwaart zonder hem
daarin te kennen, dan is het geen wonder dat hij zegt: de pot op. Ik ben ervan
overtuigd dat de huisartsen meedoen als zij gefaciliteerd worden. Bij
transmuralisering moet er geld van de tweede naar de eerste lijn. En niet alleen
naar huisartsen, ook naar verpleegkundigen. Huisartsen willen wel meewerken,
maar niet in een groot instituut.’
U zegt nee tegen marktwerking‘Wij zeggen nee
tegen de Nederlandse Mededingingsautoriteit die vindt dat huisartsen met elkaar
moeten gaan concurreren op prijs. Af en toe ben ik echt verbijsterd. Ik neem het
de NMa niet kwalijk, zij kijken met een bril van Economische Zaken naar de
artsenwereld en zien dan kartelvorming. Geen wonder. De hele gezondheidszorg is
één groot kartel. Huisartsen willen helemaal niet op prijs concurreren, dat is
niet dienstig aan de zorg. Je krijgt allerlei fricties en heft de samenhang op.
Wat ik niet begrijp is dat het kabinet er niet op reageert. Want voor je het
weet kijgen we een definitieve brief van de Nma en dan mÛeten we er gehoor aan
geven. En wat krijg je dan als er te weinig artsen zijn? Dat de prijs omhoog
gaat. Alleen bij een overschot aan artsen zou de prijs omlaag gaan. Jorritsma en
Kok moeten tegen de NMa zeggen dat ze zich niet met de huisartsen moet
bemoeien.’
Kan de huisarts niet beter constructief meedenken met de
plannenmakers in plaats van almaar njet te roepen?‘Dat nee
roepen komt omdat de huisarts zich bedreigd voelt. Hij krijgt er steeds meer
taken bij terwijl de zorgvraag ook maar doorgroeit. Die plannenmakers bedenken
dingen die niet van toepassing zijn op de wereld zoals de huisarts die ervaart.
Wij willen wel samenwerken met het AMW en de Riaggs en de
eerstelijnspsychologen, maar dan moeten er wel genoeg van zijn en moeten die
instellingen geolied werken. De psychosociale zorg is in Nederland niet goed
geregeld. Overigens komen de mensen met psychosociale problemen toch wel bij
ons. Van de week nog had ik een moeder met een dochter die problemen had. Dan
nemen wij samen de wachtlijsten door. Voor de Riagg moet je zes ‡ zeven maanden
wachten, voor een vrijgevestigde therapeut 5 maanden. Dan heeft het toch geen
zin om poortwachter te zijn? Wat ik in zo’n geval kan doen is bellen voor die
mevrouw en druk uitoefenen. Dan kan ze misschien binnen een paar weken terecht.
Maar dat kost me dan weer wel ettelijke telefoontjes.’
Hoe moet het dan verder?‘De plannenmakers
kunnen wel plannen blijven smeden, maar volgens mij is nu het kabinet aan zet.
Dat moet keuzes maken en uitspraken doen. De huisarts moet in de
basisverzekering, maar daarover kunnen we pas in het volgende kabinet uitspraken
verwachten. Intussen verliezen we kostbare jaren. Als de politiek niet ingrijpt,
dan krijgen we over tien, twintig jaar een volledig ziekenhuis-georiënteerde
zorg. Zestig grote ziekenhuizen met nevenvestigingen. Het is zeer wel denkbaar
dat het daar naartoe gaat. Je ziet de volle wachtkamers al voor je.’/Lucie Th.
Vermij