Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Lid Commissie Onderzoek Vuurwerkramp Ria Beckers: ‘De hulpverlening zal nog jaren alert moeten blijven’

De gemeente Enschede heeft alles in het werk gesteld om de slachtoffers van de vuurwerkramp goed te begeleiden en te ondersteunen. ‘Maar tussen beleid en uitvoering zit soms een gat,’ stelt Ria Beckers, lid van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp, naar aanleiding van het verschijnen van het tweede rapport. Daarin analyseert de commissie de rampenbestrijding en het rampenplan van de gemeente Enschede, de geneeskundige en psychosociale hulpverlening en de praktische hulpverlening na de ramp. ‘ Voor de slachtoffers duurt het nog jaren voordat deze ramp voorbij is.’

Over de conclusies en aanbevelingen die het rapport

bevat wil commissielid Ria Beckers het nog niet hebben. Het interview vindt

immers een week voor de verschijning van het rapport plaats. Wel wil ze praten

over de manier waarop de commissie te werk is gegaan, want, zo zegt ze, het gaat

immers om een uniek onderzoek. Uniek omdat er in Nederland nauwelijks ervaring

is met een ramp van deze omvang. Maar ook uitzonderlijk omdat de commissie niet

alleen de toedracht en voorgeschiedenis van de vuurwerkramp heeft onderzocht,

maar ook alle vormen van hulpverlening die in de nasleep ervan aan de orde zijn

gekomen. En uniek, omdat de commissie volstrekt onafhankelijk was.

Wat waren sterke en zwakke punten in de hulpverlening na de

ramp?

‘Je moet je realiseren dat de gemeente Enschede op alle fronten het

wiel moest uitvinden. Voor de acute noodsituatie tijdens de vuurwerkramp kon de

gemeente terugvallen op het rampenplan. Maar over praktische en financiële

ondersteuning van mensen na zo’n gebeurtenis en over preventieve hulpverlening

om psychosociale schade bij mensen te beperken, zul je in zo’n plan weinig

terugvinden. De gemeente moest wat dat betreft pionieren. Een goed initiatief

van de gemeente was het opzetten van het Informatie en Adviescentrum (IAC),

zodat slachtoffers van de ramp zich met hun vragen tot één loket konden wenden.’

‘Ook de manier waarop de gemeente direct schadevergoedingsregelingen voor

de eerste nood heeft opgezet was goed. Enschede was ook de eerste gemeente die

bij een ramp de belangenvereniging van slachtoffers zelf geld hebben gegeven om

te kunnen functioneren. Tegelijkertijd heeft de gemeente er op een heel

behoorlijke manier rekening mee gehouden dat de getroffen wijk bestond uit

mensen uit veel culturen. Zo hebben ze de nieuwsbrief, waarmee de bewoners

steeds op de hoogte werden gehouden van ontwikkelingen in verschillende talen,

laten vertalen. En bij de herdenkingsdienst voorgangers van verschillende

religies het woord laten voeren. Bij de hulpverlening zijn ook tolken ingezet.

Prima allemaal, maar in zo’n situatie is het ook belangrijk dat je de eigen

organisaties van mensen inschakelt. Nu nam de gemeente erg veel zelf op haar

schouders. Ze had veel eerder bijvoorbeeld de allochtone zelforganisaties in

kunnen zetten. Dat kun je de gemeente echter niet verwijten. Want wat ze met

deze ramp op haar nek heeft gekregen, was gigantisch.’

De commissie heeft ook een enquête gehouden onder de mensen uit

de getroffen wijk. Wat waren de voornaamste klachten?

‘Direct na de ramp werd het getroffen gebied afgegrensd in een

binnenste en een buitenste ring. Dat gebeurde met het oog op de veiligheid. Maar

datzelfde net werd in het begin ook gebruikt als maatstaf voor hulpverlening en

schaderegelingen. Dat was verkeerd, en dat heeft de gemeente betrekkelijk laat

hersteld. Dat heeft veel kwaad bloed gezet bij de bewoners. Mensen vonden het

heel belangrijk om erkend te worden als slachtoffer. Burgemeester Mans heeft

alles in het werk gesteld om een goed beleid te voeren in de richting van de

slachtoffers. Zo heeft hij ervoor gezorgd dat de bewoners van de rampwijk daar

rond konden kijken en dat ze allemaal een camera meekregen. Ook werden

nabestaanden van slachtoffers toegewezen aan verschillende leden van het college

voor persoonlijke begeleiding. Maar tussen beleid en praktische uitvoering zit

soms een gat. Niet alle wethouders waren toegerust voor zo’n taak. Het stramien

was goed van opzet, maar behoorlijk wat nabestaanden waren er bitter over dat

het beleid niet werd uitgevoerd. Zo heeft één van de nabestaanden verteld dat

hij, toen de vuurwerkopslag explodeerde, tegen verschillende hulpverleners heeft

geroepen dat zijn broer, schoonzus en hun kind nog in een huis zaten. Volgens

hem zijn zij onnodig omgekomen. De man bleef dat tegen alle instanties herhalen

en kreeg daardoor het predikaat een lastpost te zijn. Of het verhaal klopte,

hebben we niet kunnen achterhalen. Mmaar de man had op zijn minst goede

begeleiding kunnen krijgen. Dat illustreert dat er tussen het beleid en de

ervaring van mensen een kloof kan ontstaan.’

De commissie was onafhankelijk, maar wilde ook het vertrouwen

van de getroffen bevolking in de overheid herstellen. Zijn die zaken

verenigbaar?

‘Een nevendoelstelling van ons onderzoek was dat we wilden bijdragen

aan zowel het verwerkingsproces van de slachtoffers als het herstellen van het

vertrouwen in de overheid. De mensen hadden het gevoel dat de overheid tekort

was geschoten in haar taak om voor de veiligheid van de burgers te zorgen. Het

was dan ook belangrijk dat we met onze aanpak dicht bij de mensen zouden staan

en open stonden voor hun verhalen. Daarom hebben we een kantoor geopend

tegenover het station van Enschede. We hebben ons zelf op de hoogte gesteld wat

er leeft en wat er gebeurt. We zijn bij de belangenverenigingen van bewoners van

de getroffen wijk en van ondernemers langs geweest, we hebben met nabestaanden

en gemeenteraadsleden gesproken. Sommige verhalen van slachtoffers waren

belangrijk voor ons onderzoek. Andere mensen hebben we doorverwezen naar

hulpverleningsinstanties. Of onafhankelijkheid en het herstel van vertrouwen in

de overheid met elkaar te verenigen zijn, daarover mogen anderen nu

oordelen.’

De minister-president stelde direct na de ramp dat niemand er

financieel op achteruit mocht gaan. Nu is het motto dat niemand failliet mag

gaan. Nogal een verschil.

‘Ik denk dat staatssecretaris Ybema van Economische Zaken nogal is

geschrokken van de toezegging van de minister-president. Hij heeft toen ‘niet

failliet’ als criterium gesteld. De Kamer van Koophandel heeft nu ingegrepen om

te voorkomen dat ondernemers het onderspit zouden delven. Maar het is duidelijk

dat er nu wel iets moet gebeuren. Er moet een ruime en soepele regeling komen.

De minister-president ging wel heel ver met zijn uitspraak. Aan de andere kant

hebben mensen schade geleden door oorzaken buiten hun schuld. Het is logisch dat

ze die vergoed willen zien, ook al zijn ze er niet voor verzekerd. Maar hoever

ga je daarmee? Hoe ga je om met nabestaanden van slachtoffers die als gevolg van

de ramp arbeidsongeschikt zijn geraakt? En met kleine ondernemers die het eerste

jaar ziektepremie van deze mensen moeten doorbetalen? Daar zijn allemaal geen

regelingen voor. Vandaar dat we in ons rapport ook aanbevelingen doen voor het

opzetten van een goed stramien van financiële regelingen in een dergelijke

situatie.’

Het werk van de commissie zit erop, het rapport is

gepresenteerd. En nu?

‘Wij gaan niet in discussie over de inhoud. We wijzen ook geen

schuldigen aan. Het rapport gaat over verantwoordelijkheden en of deze genomen

zijn. Het rapport bevat tal van aanbevelingen. Ik ben ervan overtuigd dat als

iedereen die opvolgt en als gemeenten hun rampenplan uitbreiden aan de hand van

de aanbevelingen zich geen vuurwerkramp als deze meer zal voordoen. Ten aanzien

van de slachtoffers van de ramp hoop ik dat men zich realiseert dat de effecten

ervan nog lang niet voorbij zijn. In een eerste opwelling wordt er veel beloofd

en toegezegd, maar na een jaar is het zaak dat mensen alert blijven. De

personeelssterkte van de instanties die zich met de slachtoffers bezig houden

moet op peil blijven. Want de eerste jaren is de ramp voor veel mensen nog niet

voorbij. Dat kan echt nog wel drie tot vijf jaar duren.’/Eric de

Kluis

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.