Over de conclusies en aanbevelingen die het rapport
bevat wil commissielid Ria Beckers het nog niet hebben. Het interview vindt
immers een week voor de verschijning van het rapport plaats. Wel wil ze praten
over de manier waarop de commissie te werk is gegaan, want, zo zegt ze, het gaat
immers om een uniek onderzoek. Uniek omdat er in Nederland nauwelijks ervaring
is met een ramp van deze omvang. Maar ook uitzonderlijk omdat de commissie niet
alleen de toedracht en voorgeschiedenis van de vuurwerkramp heeft onderzocht,
maar ook alle vormen van hulpverlening die in de nasleep ervan aan de orde zijn
gekomen. En uniek, omdat de commissie volstrekt onafhankelijk was.
Wat waren sterke en zwakke punten in de hulpverlening na de
ramp?
‘Je moet je realiseren dat de gemeente Enschede op alle fronten het
wiel moest uitvinden. Voor de acute noodsituatie tijdens de vuurwerkramp kon de
gemeente terugvallen op het rampenplan. Maar over praktische en financiële
ondersteuning van mensen na zo’n gebeurtenis en over preventieve hulpverlening
om psychosociale schade bij mensen te beperken, zul je in zo’n plan weinig
terugvinden. De gemeente moest wat dat betreft pionieren. Een goed initiatief
van de gemeente was het opzetten van het Informatie en Adviescentrum (IAC),
zodat slachtoffers van de ramp zich met hun vragen tot één loket konden wenden.’
‘Ook de manier waarop de gemeente direct schadevergoedingsregelingen voor
de eerste nood heeft opgezet was goed. Enschede was ook de eerste gemeente die
bij een ramp de belangenvereniging van slachtoffers zelf geld hebben gegeven om
te kunnen functioneren. Tegelijkertijd heeft de gemeente er op een heel
behoorlijke manier rekening mee gehouden dat de getroffen wijk bestond uit
mensen uit veel culturen. Zo hebben ze de nieuwsbrief, waarmee de bewoners
steeds op de hoogte werden gehouden van ontwikkelingen in verschillende talen,
laten vertalen. En bij de herdenkingsdienst voorgangers van verschillende
religies het woord laten voeren. Bij de hulpverlening zijn ook tolken ingezet.
Prima allemaal, maar in zo’n situatie is het ook belangrijk dat je de eigen
organisaties van mensen inschakelt. Nu nam de gemeente erg veel zelf op haar
schouders. Ze had veel eerder bijvoorbeeld de allochtone zelforganisaties in
kunnen zetten. Dat kun je de gemeente echter niet verwijten. Want wat ze met
deze ramp op haar nek heeft gekregen, was gigantisch.’
De commissie heeft ook een enquête gehouden onder de mensen uit
de getroffen wijk. Wat waren de voornaamste klachten?
‘Direct na de ramp werd het getroffen gebied afgegrensd in een
binnenste en een buitenste ring. Dat gebeurde met het oog op de veiligheid. Maar
datzelfde net werd in het begin ook gebruikt als maatstaf voor hulpverlening en
schaderegelingen. Dat was verkeerd, en dat heeft de gemeente betrekkelijk laat
hersteld. Dat heeft veel kwaad bloed gezet bij de bewoners. Mensen vonden het
heel belangrijk om erkend te worden als slachtoffer. Burgemeester Mans heeft
alles in het werk gesteld om een goed beleid te voeren in de richting van de
slachtoffers. Zo heeft hij ervoor gezorgd dat de bewoners van de rampwijk daar
rond konden kijken en dat ze allemaal een camera meekregen. Ook werden
nabestaanden van slachtoffers toegewezen aan verschillende leden van het college
voor persoonlijke begeleiding. Maar tussen beleid en praktische uitvoering zit
soms een gat. Niet alle wethouders waren toegerust voor zo’n taak. Het stramien
was goed van opzet, maar behoorlijk wat nabestaanden waren er bitter over dat
het beleid niet werd uitgevoerd. Zo heeft één van de nabestaanden verteld dat
hij, toen de vuurwerkopslag explodeerde, tegen verschillende hulpverleners heeft
geroepen dat zijn broer, schoonzus en hun kind nog in een huis zaten. Volgens
hem zijn zij onnodig omgekomen. De man bleef dat tegen alle instanties herhalen
en kreeg daardoor het predikaat een lastpost te zijn. Of het verhaal klopte,
hebben we niet kunnen achterhalen. Mmaar de man had op zijn minst goede
begeleiding kunnen krijgen. Dat illustreert dat er tussen het beleid en de
ervaring van mensen een kloof kan ontstaan.’
De commissie was onafhankelijk, maar wilde ook het vertrouwen
van de getroffen bevolking in de overheid herstellen. Zijn die zaken
verenigbaar?
‘Een nevendoelstelling van ons onderzoek was dat we wilden bijdragen
aan zowel het verwerkingsproces van de slachtoffers als het herstellen van het
vertrouwen in de overheid. De mensen hadden het gevoel dat de overheid tekort
was geschoten in haar taak om voor de veiligheid van de burgers te zorgen. Het
was dan ook belangrijk dat we met onze aanpak dicht bij de mensen zouden staan
en open stonden voor hun verhalen. Daarom hebben we een kantoor geopend
tegenover het station van Enschede. We hebben ons zelf op de hoogte gesteld wat
er leeft en wat er gebeurt. We zijn bij de belangenverenigingen van bewoners van
de getroffen wijk en van ondernemers langs geweest, we hebben met nabestaanden
en gemeenteraadsleden gesproken. Sommige verhalen van slachtoffers waren
belangrijk voor ons onderzoek. Andere mensen hebben we doorverwezen naar
hulpverleningsinstanties. Of onafhankelijkheid en het herstel van vertrouwen in
de overheid met elkaar te verenigen zijn, daarover mogen anderen nu
oordelen.’
De minister-president stelde direct na de ramp dat niemand er
financieel op achteruit mocht gaan. Nu is het motto dat niemand failliet mag
gaan. Nogal een verschil.
‘Ik denk dat staatssecretaris Ybema van Economische Zaken nogal is
geschrokken van de toezegging van de minister-president. Hij heeft toen ‘niet
failliet’ als criterium gesteld. De Kamer van Koophandel heeft nu ingegrepen om
te voorkomen dat ondernemers het onderspit zouden delven. Maar het is duidelijk
dat er nu wel iets moet gebeuren. Er moet een ruime en soepele regeling komen.
De minister-president ging wel heel ver met zijn uitspraak. Aan de andere kant
hebben mensen schade geleden door oorzaken buiten hun schuld. Het is logisch dat
ze die vergoed willen zien, ook al zijn ze er niet voor verzekerd. Maar hoever
ga je daarmee? Hoe ga je om met nabestaanden van slachtoffers die als gevolg van
de ramp arbeidsongeschikt zijn geraakt? En met kleine ondernemers die het eerste
jaar ziektepremie van deze mensen moeten doorbetalen? Daar zijn allemaal geen
regelingen voor. Vandaar dat we in ons rapport ook aanbevelingen doen voor het
opzetten van een goed stramien van financiële regelingen in een dergelijke
situatie.’
Het werk van de commissie zit erop, het rapport is
gepresenteerd. En nu?
‘Wij gaan niet in discussie over de inhoud. We wijzen ook geen
schuldigen aan. Het rapport gaat over verantwoordelijkheden en of deze genomen
zijn. Het rapport bevat tal van aanbevelingen. Ik ben ervan overtuigd dat als
iedereen die opvolgt en als gemeenten hun rampenplan uitbreiden aan de hand van
de aanbevelingen zich geen vuurwerkramp als deze meer zal voordoen. Ten aanzien
van de slachtoffers van de ramp hoop ik dat men zich realiseert dat de effecten
ervan nog lang niet voorbij zijn. In een eerste opwelling wordt er veel beloofd
en toegezegd, maar na een jaar is het zaak dat mensen alert blijven. De
personeelssterkte van de instanties die zich met de slachtoffers bezig houden
moet op peil blijven. Want de eerste jaren is de ramp voor veel mensen nog niet
voorbij. Dat kan echt nog wel drie tot vijf jaar duren.’/Eric de
Kluis