‘Als we over de positieverbetering van mantelzorgers
praten, dan hebben we het niet over mensen die vier keer per jaar op kosten van
de samenleving op vakantie willen om uit te rusten van hun zware taak. Wel gaat
het om mensen die jarenlang, dag in, dag uit, voor een zieke partner of
familielid hebben gezorgd. Sommigen hebben hun betaalde baan opgegeven, waardoor
er weinig financiële ruimte is voor de broodnodige ontspanning. Een weekje naar
Mallorca, daar kunnen sommigen alleen maar van drómen. Pas als ze aan het eind
van hun Latijn zijn, komt de professionele zorg in beeld. Zo ver moet het
helemaal niet komen.’
Dat zegt Arie Ouwerkerk, directeur van de landelijke organisatie voor
mantelzorgers (LOT) in Bunnik. De organisatie heeft afgelopen november een
Mantelzorglijn geopend waar medewerkers telefonisch informatie en advies geven
aan mensen die zorgen voor hun hulpbehoevende vader of moeder, hun langdurig
zieke partner, gehandicapte kind, zieke buurvrouw of vriend. Na ruim drie
maanden blijkt dat de bellers vooral behoefte hebben aan informatie over
vergoedingen. Er zijn velen die twintig uur per week of nog veel meer zorgtaken
op zich nemen, zonder dat ze enige financiële compensatie ontvangen.
‘Er zijn mensen bij die bijvoorbeeld zorgen voor iemand met een psychische
stoornis, ze kunnen soms niet eens een uurtje weg bij de cliënt. Als de rest van
de familie dan aan de andere kant van het land woont, hoeven ze er ook niet op
te rekenen dat ze worden ontlast ,’ vertelt Ouwerkerk. Ook krijgen de
medewerkers van de mantelzorglijn van mantelzorgers veel vragen over de
mogelijkheden van het persoonsgebonden budget (pgb). In verhouding zijn er nog
weinig cliënten die met een pgb hun naasten betalen voor de diensten die zij
leveren.
Nu steeds meer cliënten een pgb kúnnen aanvragen, zou je
verwachten dat ze dat ook doen.
‘Als het om een familielid, een buurvrouw of vriend gaat die de
verzorging op zich neemt, ligt het aanvragen van een pgb toch moeilijk. Vooral
als de hulp er al tijden is. Ook bestaat er onder mantelzorgers nog dikwijls het
idee dat je je voor dergelijke hulp niet laat betalen, want “zoiets doe je toch
gewoon?” Het zijn vooral vrouwen tussen de 45 en 65 jaar die de meest intensieve
vormen van mantelzorg op zich nemen. Onder die groep is het morele
verantwoordelijkheidsgevoel heel groot. Velen voelen zich zelfs schuldig als ze
niets zouden doen.’
‘Mensen zijn ook bang dat de relatie door het inschakelen van een pgb
verandert. Die gedachte is niet onrealistisch. De cliënt wordt de werkgever en
de verzorger de werknemer. Het contact kan ineens veel zakelijker worden. De
belangen van een cliënt en een verzorger komen niet altijd overeen. Als een
mantelzorger bijvoorbeeld zegt dat hij er op een bepaalde datum tussenuit wil,
moet de cliënt voor dat moment wel een plaatsvervanger weten te regelen.
Cliënten laten zich verder nog weerhouden van het aanvragen van een pgb omdat ze
geen zin hebben in de administratieve rompslomp die de regeling met zich
meebrengt. Veel mantelzorgers krijgen intussen ook geen vergoedingen omdat ze
gewoon niet goed op de hoogte zijn van bestaande financiële regelingen, zoals
het pgb, bijzondere bijstand en de wet op de loopbaanonderbreking. Er is een
grote behoefte aan goede informatie.’
Het goed informeren is mede een taak van de steunpunten voor
mantelzorgers. Hebben jullie wel voldoende gedaan de afgelopen
jaren?
‘Het kan natuurlijk altijd beter. De regionale steunpunten zijn altijd
kleine organisaties geweest met weinig financiële armslag. Er kwam jaarlijks een
totaal van vier miljoen gulden beschikbaar voor alle steunpunten tezamen. Dan
heb je het dus over een marginale business. Bij de afgelopen zorgnota is
afgesproken dat er twintig miljoen gulden extra naar de mantelzorg gaat. Ze
krijgen in Den Haag ook door dat als mantelzorgers opbranden steeds meer
cliënten een beroep zullen doen op de professionele zorg. Een deel van die
twintig miljoen gaat naar de steunpunten die daarmee meer kunnen doen aan
voorlichting.’
Wat moet er gebeuren willen mantelzorgers niet
opbranden?
‘Ze moeten allereerst zelf kunnen bepalen hoeveel zorg ze geven. De
professionele zorg gaat er te makkelijk vanuit dat de mantelzorger bereid is
zoveel mogelijk zorg te verlenen. Onderzoeker Monique Kremer van de Universiteit
Utrecht heeft daarom al eerder gepleit voor volledig burgerschap voor informele
verzorgenden. De LOT kan zich vinden in dat standpunt. Als de thuisverzorger
behoefte heeft aan tijd voor zichzelf dan moet dat kunnen. Voor mensen waar een
zwaar beroep op wordt gedaan, dreigt namelijk maatschappelijke uitsluiting. Ze
hebben geen tijd en geld voor sociale contacten en ontspanning; en als ze het
wel hebben, dan hebben ze de energie niet meer. Deze mensen hebben vaak
noodgedwongen hun betaalde baan opgezegd.’
‘Belangrijk is dat er veel meer tijdelijke opvangmogelijkheden komen,
vrijwilligers of professionals zouden zo nu en dan de zorgtaken moeten
overnemen. Verder zijn er betere regelingen voor langdurig zorgverlof nodig.
Werkgevers zullen daar niet om zitten te springen. Maar de huidige regelingen
zijn onvoldoende. Het Sociaal Cultureel Planbureau zal binnenkort de resultaten
presenteren van een onderzoek over dit onderwerp. Ik verwacht dat ze zullen
adviseren dat die regelingen worden verruimd. Dat kan bijna niet anders. Mede
door de vergrijzing zal er een steeds grotere zorgvraag ontstaan. Daar moeten we
als maatschappij een antwoord op vinden.’
‘Een deel van de oplossing is het aantrekkelijker maken van de mantelzorg.
We moeten er zeer op bedacht zijn dat er een nieuwe generatie mantelzorgers
aankomt die mondiger is dan de huidige generatie. Mensen zullen in de toekomst
nog best iets voor hun naaste willen doen, maar dan moet er wel iets tegenover
staan. Ze moeten er in ieder geval niet financieel op achteruitgaan. Ook moet er
een vergoedingsregeling komen voor mensen die nooit betaald werk hebben gehad.
De huidige vergoedingen moeten dus worden verruimd. Meer zeggenschap voor
mantelzorgers telt ook mee. De overheid, verzekeraars, zorginstellingen en de
patiëntenverenigingen maken nu samen afspraken. Mantelzorgers willen meepraten
over zaken die hen aangaan. Verder wensen ze betere begeleiding van
professionele instellingen, dat gebeurt nog te weinig. Ze willen hulp bij het
aanleren van goede zorghandelingen als tillen of voorlichting over bepaalde
ziekten. Binnen de thuiszorg zijn daar al voorzichtige ontwikkelingen in gaande.
Maar de gemiddelde thuiszorgmedewerker kan een mantelzorger nog steeds niet
verwijzen naar een steunpunt. De professionele zorg moeten veel beter gaan
inspelen op de mogelijkheden en wensen van de mantelzorger.’/Jeannine
Westenberg