Voor 31 oktober moeten gemeenten, samen met de betrokken organisaties, zogenaamde transitiearrangementen maken. In zo’n transitiearrangement moet beschreven staan hoe de betrokken partijen garanderen dat cliënten ook in 2015 van dezelfde instelling jeugdzorg krijgen. Ook moeten gemeenten de kosten die de transitie met zich meebrengt voor jeugdzorgaanbieders beperken. Of de maatregelen voldoende zijn beoordeelt de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd, onder leiding van Leonard Geluk, voormalig wethouder in Rotterdam.
Jeugdwet
Gezien de onzekerheid over de transitie is het de vraag of gemeenten klaar zijn voor de vuurproef. Rogier den Uyl en Erik Oeloff gaan daar dieper op in. Beiden zijn werkzaam bij Radar, een bureau voor sociale vraagstukken en maatschappelijke ondersteuning. Ze knikken regelmatig bij de opsomming aan onzekerheden. Het gaat over de in juni gepubliceerde rapportage van de Transitiecommissie, waarin de commissie schrijft dat ‘veel noodzakelijke maatregelen voor een verantwoorde decentralisatie nog niet tot stand zijn gekomen.’ Het gaat over de nieuwe jeugdwet die nog niet is aangenomen en dus nog gewijzigd kan worden. En het gaat uiteraard over de onzekerheid onder professionals, cliënten en belangenbehartigers.
Onzekerheid
Den Uyl: ‘Omdat diverse randvoorwaarden voor een verantwoorde transitie nog niet zijn ingevuld is het voor gemeenten lastiger om de jeugdzorg goed te organiseren. Op die jeugdwet kunnen nog allerlei amendementen ingebracht worden die invloed hebben op hoe je beleid moet maken. Gemeenten willen gewoon weten wat er precies verandert. Nu moeten ze nog analyses maken op basis van aannames. Die onzekerheid is voor niemand handig.’
Decentralisatie
Komt 1 januari 2015 dan niet veel te vroeg voor gemeenten? Den Uyl: ‘Gemeenten kunnen in gesprek gaan met individuele burgers en maatwerk leveren. Dat kunnen de zorgverzekeraars niet. Gemeenten kunnen met behoud van kwaliteit de bezuinigingen realiseren. Dat hebben ze met de Wmo laten zien. Dus het is goed dat de decentralisatie plaatsvindt. Het wordt wel lastig gemaakt door de korte tijd die partijen hebben voor de invoering. ‘Tegelijk moeten we ons realiseren dat toen de hulp bij het huishouden naar de Wmo verschoof die verandering niet gepaard ging met grote bezuinigingen. Er was geen noodzaak voor gemeenten om de manier van organiseren te veranderen. Ze konden zich focussen op de hoogte van de tarieven. De bezuinigingen brengen nu een urgentie met zich mee om wel echt te veranderen.’
Lees het hele artikel in het Zorg + Welzijn magazine van september 2013 >>