Door Aart Verschuur – De laatste jaren lag de nadruk in de (semi)publieke
sector vooral op het verschijnsel aanbesteding. Als je maar aanbesteedt, krijg
je ‘als vanzelf’ een goed aanbod van bijvoorbeeld welzijnswerk, ouderenwerk of
thuiszorg, zo luidde het credo van politiek en ambtenarij.
Het was aandacht voor de vorm, zonder veel inhoudelijke visie op
maatschappelijke problemen en vooral redenerend vanuit de portemonnee. En
natuurlijk vanuit het paarse adagium dat marktwerking een perfect middel is om
kwaliteit te bereiken.
Maatschappelijk ondernemenVeelal tegen heug en meug,
maar soms met razend enthousiasme, heeft de welzijnssector zich in de afgelopen
jaren een vrijere rol aangemeten. Met het bijbehorende nieuwe taalgebruik. ‘We
zijn nu geen welzijnsorganisatie meer, maar maatschappelijk ondernemer op het
gebied van welzijn. Zo’n term geeft een ‘boost’ aan onze status. Daar hoort
natuurlijk een passende prijs bij’, zegt Iris van Bennekom, directeur van de
Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF).
Van Bennekom doelt op de Maatschappelijk Ondernemersprijs die in het leven
geroepen is door werkgeversorganisatie MOgroep en waarvan zij tevens jurylid is.
‘De prijs is bovendien een mooie graadmeter voor de stand van zaken in
welzijnsland. Het maakt de trends in het welzijnswerk goed zichtbaar door
jaarlijks een creatieve voorloper feestelijk in het zonnetje te
zetten.’De Maatschappelijk Ondernemersprijs wordt deze maand opnieuw
uitgereikt en wat opvalt is dat zo langzamerhand de nadruk weer komt te liggen
op de inhoud van het werk. Vorm alleen is niet zaligmakend. De problemen in de
samenleving stapelen zich op, zo beseffen we sinds Pim Fortuyn steeds beter.
Toch heeft de nadruk op ‘marktwerking’ en maatschappelijk ondernemerschap zijn
positieve effecten niet gemist. Het welzijnswerk is er wel degelijk minder star
en meer creatief door geworden.
Als juryleden van de Maatschappelijk Ondernemersprijs zien Iris van
Bennekom en Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere en voorzitter van de
VNG, als belangrijke trend dat het welzijnswerk in de afgelopen jaren veel
ondernemender is geworden. ‘Ik zie steeds meer organisaties hun uiterste best
doen om opdrachten te verwerven omdat deze niet meer automatisch worden
verkregen’, merkt Annemarie Jorritsma op.
‘In mijn ogen is dit een verandering ten goede. Want met het verdwijnen van
automatismen ontstaat vanzelf de vraag om ondernemerschap, creativiteit en de
bereidheid om enig risico te nemen. Dat het hierbij om subsidies gaat, maakt
niet uit. Ik zie weinig verschil tussen subsidiering en het op andere wijze
betalen van een opdracht.’
Vorm en inhoudVan Bennekom onderschrijft deze trend.
‘Toen ik begon als jurylid kreeg ik vooral goede projecten onder ogen, die van
subsidies en andere reguliere middelen aan elkaar hingen of door een gemeente in
de lucht werden gehouden. Nu zie ik vooral initiatieven die iets proberen neer
te zetten in een gat in de markt.’
‘Het is meer ondernemen geworden, want de initiatiefnemers lopen zeker een
bepaald risico. Er wordt nadrukkelijk gekeken naar wat de potentiële markt is en
hoe de onderneming daarin draaiend kan worden gehouden. Het regelen van
cofinanciering of zorgen dat het project zelf rendement oplevert komt steeds
vaker voor. Ook met subsidies blijk je dus goed te kunnen ondernemen.’
Vorm en inhoud gaan daarbij hand in hand, benadrukken beide juryleden.
Jorritsma: ‘Ondernemerscapaciteiten zijn belangrijk, maar een ‘maatschappelijk
ondernemer’ moet ook heel deskundig zijn op zijn beleidsterrein.’ Van Bennekom:
‘Een goede maatschappelijk ondernemer analyseert eerst de problemen inhoudelijk
en bedenkt daar vervolgens antwoorden op. Waarbij hij continu in de gaten moet
houden of hetgeen wat geboden wordt nog wel aansluit op de maatschappelijke
noden van de burger.’
Lees het hele artikel in Zorg + Welzijn Magazine nummer 12, 5 december
2007