‘Van de televisiebeelden van Kosovo schrik ik niet
meer, zegt Joop Tomassen. ‘Ik zet deze beelden af tegen het leed van voor die
tijd. In de loop der jaren heb ik in de verhalen van mijn cliënten al zoveel
leed voorbij zien komen. Leed waar de media niet of nauwelijks aandacht voor
hebben. Zo is een 22-jarige cliNnte van me uit Azerbeidzjan al meer dan tien
jaar op de vlucht. Ze heeft haar hele leven moeten vechten. In de voormalige
Sovjetunie had ze vanwege haar afkomst geen toegang tot medische voorzieningen,
met als gevolg dat behandelbare complicaties bij haar zwangerschap niet op tijd
konden worden verholpen en haar kind overleden is. Ze zit na tien jaar nog
steeds in onzekerheid over haar toekomst. Maar wie denkt er nu nog aan
Azerbeidzjan ? Dat andere oorlogen worden vergeten, dat vind ik net zo goed
schrijnend.’
Wat merkt u van deze oorlog?‘Mochten er
inderdaad vluchtelingen uit Kosovo naar Nederland komen, dan kan het nog maanden
duren voordat ze bij mij in de spreekkamer zitten. Wel krijg ik binnenkort een
Kosovaar op bezoek die al enige tijd geleden naar Nederland is gevlucht.
Misschien dat de nieuwe groep – net als andere vluchtelingen uit het voormalig
JoegoslaviN – relatief snel een verblijfsvergunning krijgen. Dan krijg ik ze
waarschijnlijk helemaal niet te zien. Wat dat betreft zouden ze beter af zijn
dan de meeste vluchtelingen in Nederland: hun leed wordt tenminste
erkend.’
Hoe reageren uw cliënten op de beelden van
Kosovo?‘Ze komen allemaal uit oorlogssituaties. Bij iedereen
roepen beelden van oorlog herinneringen op. Maar ze krijgen zoveel prikkels. AZC
Crailo ligt naast een militair terrein. Regelmatig kun je hier schoten horen. En
men kijkt veel naar CNN om beelden te zien van de (oorlogs-) situatie in het
land van herkomst. Ook voor hen is Kosovo één van de vele oorlogen.’
Wat houdt het werk van een maatschappelijk werker in een
asielzoekerscentrum in?‘Je moet ervoor zorgen dat de cliNnt
weer zelfstandig kan functioneren. Dat is mijn hoofdtaak. In opdracht van het
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) houd ik mij ook bezig met
‘spanningregulering’: ik moet ervoor zorgen dat mijn cliënten op zo’n manier
leren omgaan met hun problemen, dat de samenleving daar zo min mogelijk last van
heeft. Specifiek aan het maatschappelijk werk in een asielzoekerscentrum is dat
de meeste cliNnten vette trauma’s hebben en dus eigenlijk opgevangen zouden
moeten worden door de Riagg, de Vonk – de afdeling voor de opvang van
vluchtelingen van het Centrum ’45- of soms door de psychiatrie. Maar het Riagg
en de psychiatrie nemen mensen met zulke onstabiele levensomstandigheden meestal
niet langdurig in behandeling en de Vonk zit vol. Als maatschappelijk werkers in
de asielopvang houden we ons dus ook bezig met traumaverwerking.’
Vanaf 1 mei werkt het maatschappelijk werk niet meer vanuit het
AZC werkt. Wat zullen daar de gevolgen van zijn?‘Het zal
langer duren voordat vluchtelingen de hulp wordt geboden die zij nodig hebben.
Voor cliënten die nu al bij het maatschappelijk werk in behandeling zijn, zal er
tijd overheen gaan voordat de nieuwe hulpverlener weer vertrouwen heeft
opgebouwd. Verder zijn hulpverleners buiten het AZC meestal nog onbekend met
vluchtelingen. Waar ik zelf in het begin niet zo bij stil heb gestaan, is dat je
bij vluchtelingen niet alleen te maken hebt met typische
vluchtelingenproblematiek. Je hebt ook te maken met problematieken die ook
voorkomen bij andere migranten of met algemene sociaalpsychologische problemen
als gevolg van bijvoorbeeld echtscheiding. Natuurlijk is men bij de Riagg bekend
met traumaverwerking, maar onze cliënten hebben bijna altijd een meervoudige
problematiek hebben. Als ik mijn minst complexe case zou doorsturen naar de
Riagg, zouden ze daar op hun kop staan.’
Is uw werk nu anders dan in de jaren dat er grote groepen
vluchtelingen uit BosniN naar Nederland kwamen?‘Toen ik in
1991 begon met werken met asielzoekers, was er nog weinig deskundigheid op het
gebied van hulpverlening aan oorlogsslachtoffers. Het belangrijkste verschil was
dat er minder opvangcentra waren. Vluchtelingen kwamen vrij snel naar het AZC en
vertrokken na vijf B zes maanden naar een woning. Maar al gauw werden dat tien
tot elf maanden. Toen merkten we al dat iedereen die zeven maanden of langer in
de opvang zat, te maken had met acute stress. Nu schrik ik niet eens meer als
iemand zegt dat hij al achttien maanden wacht. Vluchtelingen konden destijds
zonder verblijfsvergunning al een woning krijgen en daarmee in aanmerking komen
voor hulpverlening buiten het centrum. Als we vonden dat iemand sneller
traumahulp nodig had, zorgden we ervoor dat hij gauw in aanmerking kwam voor een
woning. Tegenwoordig kan dat niet meer.Het gevolg van die langdurige
verblijven in opvang- en asielzoekerscentra is dat het moeilijker wordt om de
mensen te helpen. Iemand met een ‘vers’ trauma is therapeutisch beter
behandelbaar. Het is niet voor niets dat na de Bijlmerramp – en zelfs na de
lawines in Oostenrijk begin dit jaar – meteen traumateams zijn ingesteld. Je
kunt nu eenmaal beter een erg trauma hebben en goede therapeutische opvang, dan
een gering trauma met slechte opvang.’
Wat is er veranderd in de manier waarop u met uw werk
omgaat?‘Ik ben vervlakt; wat erg is raakt me niet meer zo. Als
een vrouw is verkracht omdat haar man politiek actief is, dan is dat op zich
geen grond voor asiel. Vroeger schokte me dat meer. Nu heb ik die verhalen al zo
vaak gehoord en heb ik steeds meer leed en complexere problematiek nodig om me
voor mijn werk te motiveren. Ook gedrag als gevolg van trauma’s schrikt me niet
gauw af: als een man hier in het centrum zijn agressie afreageert door zijn
vrouw af te raggen, veroordeel ik hem niet.”Een van mijn eerste cliënten
was een Koerd uit Turkije, die als gevolg van zijn trauma extreem veel moeite
had om zijn agressie te beheersen. Ik ben met hem toen heel grondig aan de slag
gegaan; heb martelingsscPnes weer bij hem boven gebracht en heb hem de woede en
angst die hij toen niet kon uiten opnieuw laten beleven. Ik ben in JJn week
twintig uur met hem bezig geweest. Hij is nu een stuk rustiger dan toen hij voor
het eerst bij mij kwam. Maar het kan natuurlijk niet dat ik zoveel tijd besteed
aan JJn cliNnt. Het kost me moeite om één uur per week per cliënt uit te
trekken. Nu weet ik dat ik de problemen niet moet willen oplossen, maar cliënten
moet leren om zo goed mogelijk met hun problemen om te gaan.’
Is door de verhalen over geweld van uw cliënten ook uw kijk op
geweld in uw eigen omgeving veranderd?‘Nee, dat denk ik niet.
Ik ben alleen echt geraakt ben als er kinderen in het spel zijn. Gelukkig heb ik
in mijn eigen omgeving zelden met geweld te maken. Het enige dat ik heb
meegemaakt is dat mijn autospiegel een keer is gebroken. Ik denk dat ik de dader
niet moet zien, want ik zou met niet beheersen. Ik kan me ook niet voorstellen
dat als ik geweld zie in mijn directe omgeving, dat ik dan werkloos zou
toekijken.’
Wat is het voornaamste dat u door uw werk hebt
geleerd?‘Hoe trauma’s kunnen ingrijpen in de rest van je
leven. Wat je als hulpverlener ook doet, met sommige mensen komt het nooit meer
goed.’/Anke Welten